Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweeërlei dankdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tweeërlei dankdag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

„De Farizeeër staande, bad dit bij zichzelven: O God, ik dank U, dat ik niet ben gelijk de andere mensen: rovers, ongerechtvaardigen, overspelers of ook gelijk deze tollenaar; ik vast tweemaal per week; ik geef tienden van alles wat ik bezit.

En de tollenaar van verre staande, wilde ook zelfs de ogen niet opheffen naar den hemel, maar sloeg op zijn borst, zeggende: God, wees mij zondaar genadig." Luk. 18 : 11-13.

Men verwijt ons dikwijls: jullie kunnen geen dankdag vieren, want jullie kunnen niet danken. En... men heeft gelijk; we kunnen het inderdaad niet.

Maar zij die denken het zo goed te kunnen, omdat hun mond altijd vervuld is met loven en danken, moeten zich toch eens afvragen of zij het wél kunnen! Want de mens kan grote woorden in de mond nemen, maar de Heere ziet naar het hart! Hij moet dikwgj.s zeggen: it volk nadert tot Mij met zijn mond en zij eren Mij met hun lippen, maar hun hart doen zij verre van Mij (Jes. 29:13). Hoe zal onze gestalte moeten zijn, wil ze God aangenaam zijn?

Zeker, het past ons God te danken voor alles wat Hij geeft. Het zal zeker de begeerte zijn van ieder die God liefkreeg. Hem voor Zijn gaven te erkennen en dank te zeggen. Maar de gestalte van het hart die daarbij God behaagt, moet geleerd worden. Welke gestalte dit is, leren we uit de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar.

"Twee mensen gingen op in de tempel om te bidden", verhaalt de Heere Jezus. Ze doen dus hetzelfde werk. Maar als twee mensen hetzelfde doen, is het toch niet altijd hetzelfde. De mens ziet aan wat voor ogen is, maar God ziet het hart. Het onderscheid blijft bij hen ook niet verborgen. De een is farizeeër en de ander tollenaar. De eerste was te herkennen aan zijn kleding: een brede gedenkcedel, kwastjes aan de hoeken enz.; hij stond bekend om zijn lange en mooie gebeden en had ongetwijfeld ook om zijn vele goede werken een goede naam onder het volk. De tollenaar daarentegen stond bekend als de bonte hond. Hij had door zijn geldzuchtige leven in feite met zijn volk en godsdienst gebroken en heulde met de vijand, de Romeinen. Eigenlijk merkwaardig dat zo'n man nog in de tempel kwam om te bidden...

Mensen staan al gauw klaar om hun oordeel uit te spreken. Zo was het toen en zo is het nu. Maar tracht uzelf nu eens te zien. De Heere Je­ zus vertelde deze gelijkenis niet zozeer aan de farizeeërs, maar er waren mensen in zijn omgeving "die bij zichzelven vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren, en de anderen niets achtten". Zulke mensen zijn er nog steeds. Het geslacht van "farizeeërs" is nog niet uitgestorven; alleen willen ze zo niet heten; ook zeggen ze in onze dagen in de Heere Jezus te geloven. Hun wezenlijke kenmerk is echter hetzelfde gebleven: bij zichzelf vertrouwen rechtvaardig te zijn en anderen niets te achten.

De mensen die hun beeld in de tollenaar terug mogen vinden, staan niet zo hoog met zichzelf Integendeel: onwaardigheid tekende 's mans houding in de tempel. Terwijl de farizeeër vrijpostig naar voren drong, bleef hij van verre staan. Hij durfde zijn ogen niet eens naar de hemel op te heffen - iets waar de farizeeër helemaal geen last van had - maar sloeg zich op zijn borst in bittere smart vanwege zijn zonden.

Bent u zo de laagste plaats voor Gods aangezicht al onwaardig geworden?

Let vervolgens op het onderscheid in hun gebeden. De farizeeër houdt dankdag. Hij dankt de Heere voor de zegen, dat hij niet zo laag staat als anderen. Hij bewijst het woord van Salomo waarheid te zijn: Elkeen der mensen roept zijn weldadigheid uit" (Spr. 20:6). Maar het getuigt niet van licht of wijsheid. Hij toont zelfs alle zelfkennis te missen. Anders was hij die rover, die onrechtvaardige, die overspeler, ja, tollenaar in zijn eigen hart wel tegengekomen. Maar hij had nooit in eigen hart gezien... Hebt u wel eens in uw hart gezien? En... bent u geschrokken?

Het dankgebed wordt besloten met een loftuiting op eigen werken. De wet te houden schijnt voor de man een kleinigheid te zijn. Hij doet zelfs meer dan geëist wordt: ij vast immers tweemaal per week en geeft tienden van al zijn omkomsten. Wie doet het hem na? Och, besefte de man toch dat zegeningen schuld met 'zich meebrengen. We brengen ze door, of verheffen onszelf er ijdel op. Nodig is die schuld te zien en te belijden met een gebed om vergeving. Nodig is van alle eigen werken afgebracht te worden en verzoening te krijgen voor alle zonden. Eerst daar zullen werkelijk goede werken gevonden worden, door de bediening van Christus. Maar daar krijgt men geen stof om zichzelf te prijzen of op zijn werken te bouwen. Let er wel op, dat van de farizeeër niet gezegd wordt, dat hij als pelagiaan zijn vrije wil prijst. Hij zou misschien ook wel gezegd hebben: et is allemaal genade. Maar ondertussen: ij bouwt erop, en dus niet op Christus! Bij de tollenaar is het zo anders. Hij heeft blijkbaar slechts reden tot klagen. Men zou haast zeggen: ebt u dan geen enkele dankensstof? Och, dat had de man wel, eigenlijk zelfs meer dan de farizeeër. Alles zal zo'n onwaardige tot een wonder geworden zijn; maar hoe meer zegeningen, hoe meer schuld en dus hoe groter zondaar! Hij bidt: God, wees mij, de zondaar, genadig! Met schaamte en berouw klaagt hij zichzelf aan. Nee, ook hierdoor verdient hij geen genade. Hij vergeeft zichzelf niet, zoals helaas zovele zogenaamde schuidbelijders tegenwoordig doen. Ze menen met een oppervlakkige schuldbelijdenis, met een geveinsd vragen om vergeving, zich genoeg vernederd te hebben. Maar wie daarin verdienste zoekt, die kent geen schuld! Wie oprecht schuld belijdt, erkent straf verdiend te hebben, en zegt met David: Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog; dies ben ik HEER, Uw gramschap dubbel waardig" (Ps. 51:2).

Leg uw (dank)gebeden nu eens naast deze onderscheiden beden. Kunt u zich nog boven anderen verheffen, omdat u denkt door uw betere leven rechtvaardig te zijn? Vraag dan toch om licht! Uw mond is wellicht vol dankbaarheid, maar uw hart is niet verbroken. Er is daarom geen wezenlijke dankbaarheid in. Diep in uw hart vindt u, dat God u wel dankbaar mag zijn. U eist van Hem dan ook beloning voor uw 'dankbaarheid', en u voelt, als weleer Kaïn, uw vijandschap opkomen als God u niet betaalt. Zolang u uw schuld niet gevoelt, steunt u op uw eigen werk en zoekt u uw zaligheid buiten Christus om. Op die wijze is geen enkele van uw werken voor God goed te noemen. Uw dankbaarheid is lippentaai en het zal blijken, als God niet geeft wat u ervoor streng van Hem eist.

Hoe anders is het bij hen die zijn als de tollenaar. Ze schijnen aan danken niet toe te komen, maar zij komen er - en zij alleen! - wezenlijk aan toe. Immers de verzuchting om genade komt voort uit een verbroken hart. En dit verbroken hart is een vrucht van ontdekking, het is een werk Gods. Hoe zouden we de Heere al mogen danken om Zijn vernederende, verbrekende genade! Doet hij daarbij bedelen om vergeving. Hij /al die dan ook zeker niet achterhouden. De tollenaar ging af "gerechtvaardigd in zijn huis" vertelde de Heere Jezus. Hij kon niet opzien, maar mocht zichzelf eerst zien, en ongetwijfeld dan ook het brandofferaltaar, waar de farizeeër voorbijgelopen was, omdat hij het niet nodig had. De tollenaar zag daar het bloed en daar ging kracht van uit, omdat er door het geloof op gezien werd! Als u de betekende zaak, het bloed van Christus gezien hebt, zult u met de tollenaar en met David in Psalm 32 leren echt dankdag te houden en te zingen:

Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken. Verheugd in God, naar waarde nooit te danken. Zingt vrolijk; roemt Zijn deugden t'allen tijd. Gij, die oprecht van hart en wandel zijt.

Rotterdam-Z.

C.J. Meeuse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1989

De Saambinder | 12 Pagina's

Tweeërlei dankdag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1989

De Saambinder | 12 Pagina's