Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In dienst van de koning van de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In dienst van de koning van de kerk

De ambten in de kerk

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Buiten de kerk is de dominee geworden tot een onbekende. Onlangs was ik op bezoek in een ziekenhuis en vroeg naar een patiënt. "Ja maar, meneer, het is nu geen bezoektijd." Waarop ik antwoordde: "Ik ben de predikant van deze patiënt." Grote ogen met een vragende blik: "Predikant, wat is dat? " Ik heb toen maar gezegd: "Ik ben de pastor." Of de betrokkene mij nu aanzag voor meneer de pastoor? Ik weet het niet. Hoe het ook zij, ik kreeg in ieder geval toegang tot de patiënt. Wat voor de dominee geidt, is ook van toepassing op het ambt van ouderling en van diaken. Wie herkent hen nog buiten de kerk? Het is voor velen iets van vroeger.

Binnen de kerk zijn de ambtsdragers nog wel bekende, maar steeds meer bekritiseerde figuren geworden. Vaak worden ze meer beschouwd als gekozen bestuurders van een vereniging, die verantwoording moeten afieggen aan de ledenvergadering, dan als door de Koning van de Kerk Zelf aangestelde ambtsdragers, die in de eerste plaats aan Hem verantwoording verschuldigd zijn.

Het moderne denken over het ambt staat niet op zichzelf. Immers, wie ambt zegt, zegt gezag. En gezagsaanvaarding is niet meer vanzelfsprekend. Gezag wordt gezien als bedreigend voor inspraak, mondigheid, medezeggenschap. Een van Godswege verleend gezag staat haaks op de moderne opvattingen over organisatie en leiding van de gemeente. In sommige kringen moet dan ook het ambt wijken voor het charismatisch leiderschap. De kerk is immers alleen een vergadering van gelovigen. Daarin past het

ambt niet, maar gaat het in de eerste plaats om de charismatische gaven. Sommigen zijn zelfs van mening dat door het (krampachtig) vasthouden aan de kerkelijke ambten de Geest wordt belet om te werken.

Het is goed om eens na te gaan wat het ambt eigenlijk is. Welke lijnen liggen er vanuit de Schrift, hoe ging een man als Calvijn er mee om en hoe functioneert het nu of hoe zou het moeten functioneren?

Verkondigen

De ambten, die wij kennen, zijn Bijbelse ambten. Waar door de apostolische prediking en het werk van de Heilige Geest gemeenten ontstonden, werden de ambten ingesteld. De Heere Jezus Christus is het enige en algenoegzame hoofd van de Kerk. Hij heeft geen mensenhulp nodig om zijn Kerk te vergaderen en te besturen. Maar, zoals Hij Zich gewoonlijk van middelen bedient, zo verricht Hij ook in de gemeente Zijn werk door middel van mensen. Daartoe heeft Hij de ambten ingesteld van herders, leraars, ouderlingen en diakenen. Treffend is Efeze 4:11 "En Dezelve - Christus - heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars. Paulus geeft daarbij meteen het doel aan van de ambten, namelijk tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus. De ambten zijn er dus opdat het Woord van God tot heerschappij komt en heerschappij behoudt over de gemeente. Het heil des Heeren, door Christus voor Zijn kerk tot stand gebracht, moet worden verkondigd. Calvijn zegt: Als de dienaar zijn mond opent om het Evangelie te verkondigen, dan begint het bloed van Christus in de kerk te druppelen." De Heere vergadert Zijn gemeente door de prediking van het Woord. Toch mogen we niet komen tot een zodanige versmalling van dat alleen het predikambt overblijft, zoals dat bij Luther het geval was. Ook in de Roomse Kerk kwam men uiteindelijk tot slechts één ambt, nl. het priesterlijk ambt, dat zijn hoogste trap vindt in de paus, de hoogste bisschop. De gemeente was totaal onmondig geworden.

Reformatie

Hiertegenover stelt de gereformeerde kerkorde een spreiding van het ambtelijk gezag. Vooral Calvijn heeft een uitgewerkte leer van de ambten gegeven. In zijn commentaar op Jesaja 54:13 schrijft Calvijn: De Heilige Geest onderwijst alleen hen, die zich onderwerpen aan de ambtelijke bediening van de kerk, en daarom zijn zij discipelen van de duivel en niet van God, die de orde verwerpen, die hij heeft ingesteld." Hij verzet zich hier vooral tegen de doperse dwepers van die dagen, die het ambt en de uiterlijke prediking verachten. Voor zijn visie op de ambten baseert Calvijn zich vooral op de reeds aangehaalde tekst uit Efeze 4:11. Ook 1 Korinthe 12:28 en Romeinen ' V 12:7 en 8

zijn voor Calvijn richtinggevend wat de ambten betreft. voor

In deze teksten worden nogal wat ambten opgenoemd. Zonder daarop breed iri te gaan, kan worden gezegd dat men in de tijd van de Reformatie al deze ambten uitvoerig heeft bekeken. Men kwam tot de conclusie dat het uiteindelijk gaat om drie ambten in de kerk. In de aangehaalde tekstwoorden worden ambten genoemd, die eenmalig waren, zoals het apostelambt. Ook wordt soms één en hetzelfde ambt met twee namen aangeduid. Men kwam er achter, dat drie zaken geboden zijn in de gemeente: de prediking van het Woord, de bediening van de sacramenten en de verzorging van de armen.

Oude Testament

Ook werd daarbij de relatie gelegd naar het Oude Testament, waar het priesterambt door de Heere Zelf wordt ingesteld. De priester die geroepen is de dienst in het heiligdom te verrichten. De priester, die offert, die voor het aangezicht des Heeren treedt met de noden en behoeften van het volk, die bemiddelaar is tussen God en het volk. Verder werd gelet op het Oudtestamentische koninklijke ambt, dat alleen tot zegen is als de koning het koningschap van God onverkort laat gelden en de Wet van God gestalte geeft in het volksleven.

Om Zijn volk tot de orde te roepen heeft de Heere tenslotte ook nog profeten gezonden. Verlicht met de Heilige Geest doorlichten zij hun tijd, wijzen zij de zonde aan. Zij roepen op tot terugkeer tot God, verkondigen overheid en volk dat alléén de Heere God is. Zij verkondigen Gods oordelen en profeteren van Hem, Die Profeet, Priester en Koning zou zijn om Zijn volk te verlossen, de Messias.

Zo vinden we de drie ambten van Christus, de grote Ambtsdrager, bij de ambtsdragers in de kerk van de Reformatie terug. Het profetisch ambt heeft Christus gegeven aan de dienaren van het Woord, die Gods Woord verkondigen. Het koninklijk ambt ontmoeten we in de ouderlingen, die moeten letten op de zuiverheid van de verkondiging, opdat geen vreemde leer de gemeente wordt binnengedragen. Zij hebben ook het opzicht over de kudde. Het priesterlijk ambt vinden we terug bij de diakenen, die de gaven van Christus' barmhartigheid uitdelen, en opwekken tot een leven in hulp-en dienstbetoon. Door deze ambtsdragers regeert Christus de kerk. Nu is het niet zo, dat Hij Zijn gezag heeft overgedragen aan de ambtsdragers. Zij zijn slechts instrumenten, waardoor Christus Zijn gezag uitoefent. DoorZijn geest, Die de ambtsdragers vervult, regeert Christus Zelf als de grote Ambtsdrager.

Mensen

Waarom schakelt de Heere mensen in om Zijn gemeente te bouwen en te regeren? Calvijn heeft daar mooie dingen over gezegd. De Heere zou Zijn werk direct vanuit de hemel kunnen verrichten, maar hij gebruikt mensen. Daarvoor zijn drie redenen zegt Calvijn: " Sn de eerste plaats is het een bewijs van Zijn goedgunstigheid jegens ons wanneer Hij uit de mensen enigen neemt om voor Hem in de wereld het gezantschap waar te nemen, om uitleggers te zijn van Zijn verborgen wil, kortom, om Zijn Persoon te vertegenwoordigen.

In de tweede plaats is het een zeer goede en nuttige oefening tot nederigheid wanneer Hij er ons aan gewent om Zijn woord te gehoorzamen óók al wordt het ons gepredikt door mensen die aan ons gelijk zijn, en soms in waardigheid zelfs onze minderen zijn. [...] Wij hebben ons gaarne te laten onderwijzen door één of ander mensje, uit het stof opgerezen, dat evenwel de Naam Gods spreekt en Zijn dienaar is.

In de derde plaats wordt zo de onderlinge band van de liefde gevoed. Want nu kan niemand genoeg hebben aan zichzelf. We hebben de hulp van anderen nodig."

Het is een grote genade, wanneer de Heere ons persoonlijk genade schenkt. Maar het is ook een bijzondere genade als de Heere iemand roept tot het ambt. Dat gaat niet buiten de gemeente om, maar de roeping tot het ambt rust toch ten diepste in de wil van God, die ook het hart van de verkozene bereidwillig maakt om de Heere in het ambt te dienen. Hoe die verkiezing en roeping gebeuren, zullen we nu niet bespreken.

In dienst

Ambtsdragers staan in dienst van de Koning van de Kerk. Daarom is er in het drietal ambten ook geen hoger of lager ambt. Het is een taai misverstand dat in het drietal ambten eerst de dominee komt, dan de ouderling en dan de diaken. Die verkeerde gedachte is wellicht bevorderd door het gedrag van sommige predikanten, die in de praktijk zichzelf als dé drager van het hoogste of misschien wel van bijna het enige ambt beschouwden. Een mens, ook een dominee is een hoogmoedig mens. Maar dat is niet overeenkomstig de Schrift. De Heere Jezus Zelf heeft gezegd: "Ik ben in het midden van u, als Eén die dient." Niet heersen, maar dienen is de taak van de ambtsdrager. "Een herder moet leren en weiden", zegt W. a Brakel. "Tot zijn hoedanigheden behoren in de eerste plaats zijn geleerdheid, grondige kennis van velerlei zaken, in wijsheid die zaken te gebruiken, in bekwaamheid om die tot nut van de ander voor te stellen. Maar vooral een grondige Godgeleerdheid. Daartoe zijn nodig veel oefeningen in bijbelse studie. Hij moet ondervinding hebben van en weten wat bekering is, wat bidden is, wat geloven in Christus is. Hij moet kennen de worstelingen van het geloof, de listige omleidingen en aanvechtingen van de duivel, duisterheden, verzekering, verzegeling van het geloof dus, wat verloochening is,

wat doding der zonde is. Hij moet bekwaamheid hebben om te leren, een zekere deftigheid, geen gemaaktheid, geen stuursheid, geen kinderachtigheid. Liefde tot Christus, tot zijn taak en tot zijn schapen, verloochening van zichzelf, van zijn eer, desnoods van zijn leven, naarstigheid, er is veel te doen (gebed, studie, preken voorbereiden) en verder een voorbeeld zijn in alles." Lees ook het formulier tot bevestiging van de dienaren van het Woord eens. De dienaar van het Woord is ook pastor, herder van de gemeente. Hij moet er op uit, steeds weer. Werkzaam in de huizen, in de bejaardencentra, in de ziekenhuizen. Hij leidt begrafenissen, hij bevestigt huwelijken en hij heeft een taak in het geheel van het kerkverband in meer of minder deputaatschappen of commissies.

Het takenpakket van de ouderlingen is bijna gelijk aan dat van de predikanten. "Hoe geleerder, hoe bekwamer, hoe liever, " zei Brakel. Ds.G.H. Kersten heeft eens gezegd dat de kerk op aarde niet geregeerd wordt door genade, al is die wel nodig, maar door gaven. Iemand kan rijk met genade bedeeld zijn, maar als hij geen gaven heeft, dan is hij niet geschikt voor ouderling. Want hun werk is acht geven op de kudde, er op letten hoe een ieder zich gedraagt. Hij moet onwetenden onderwijzen, vermanen, bestraffen, vertroosten, zieken bezoeken. Ook preeklezen als de gemeente vacant is of als de dominee een vrije zondag heeft, al is dat niet specifiek een ouderlingentaak. In de week hebben ze ook genoeg te doen: huisbezoek, voor sommigen: catechiseren.

De diakenen hebben opzicht over de armen en hulpbehoevenden. De diakenen delen de gaven van Christus' barmhartigheid uiten wekken op tot een leven in hulp-en dienstbetoon. De diakenen moeten niet te werk gaan als een maatschappelijk werker, noch als iemand van de sociale dienst, niet hard, niet - zoals eens door iemand is gezegd - als iemand die een hond een stuk brood toewerpt, maar zorgvuldig, bekommerd, zoals een vader voor zijn kinderen zorgt.

Deze dienende taak van de ambtsdragers vraagt geduld, takt en wijsheid. Wie heeft die eigenschappen van zichzelf? De Heere wil die bekwaam making tot het ambt geven.

Het ambt en jij

Het is voor de gemeente - en dus ook voorjou-van belang om het bijbelse zicht op het ambt niette verliezen. Het erkennen, eren, zich onderwerpen aan en gehoorzamen van de ambtsdragers, mogen geen onbekende zaken voor je zijn. Het zou eigenlijk een vanzelfsprekende zaak moeten zijn dat we staan onder de tucht van het Woord, onder de tucht vari de kerk, onder de tucht van het ambt. En dan moeten we daarbij het woord 'tucht' niet verkeerd verstaan in de zin van het werk van een harde, liefdeloze tuchtmeester, die streng is in het straffen en dat soms zelfs naar willekeur doet, maar als een liefdevol, barmhartig instrument, dat gericht is op je geestelijk behoud en welzijn.

Voor de gemeente is het ambt een rijke gave. Een bijzondere gave van de Heere. Een gave, waarin blijkt Zijn trouwe zorg voor de gemeente. De ambten zijn er opdat het Woord van God tot heerschappij komt en zijn heerschappij behoudt over de gemeente.

De gemeente mag ook nooit haar directe plicht en roeping vergeten ten aanzien van het ambt. Ambtsdragers zijn mensen met gebreken. Die kunnen we breed uitmeten. Het wordt teveel gedaan, soms ook in de gezinnen. Laten we daar niet aan meedoen. Het is één van de belangrijkste oorzaken dat de achting voor het ambt bij jongeren vermindert. Zeker, ambtsdragers kunnen daar zeif ook aanleiding toe geven. Daarom wordt van hen gevraagd liefde tot de gemeente - ook tot de ongeregelden - maar voor henzelf ook een geregelde wandel naar Gods woord in nederigheiden oprechtheid. Hoogmoed is een groot gevaar in het ambt: op een voetstuk geplaatst worden door mensen heeft menige ambtsdrager ten val gebracht. Acht hen hoog om het ambt, dat de Heere hen tot ons nut en welzijn toebetrouwde.

Bidt ook voor hen. Dat hebben zij zo nodig. Niet alleen de dominee, ook de ouderlingen en de diakenen. Wanneer de gemeente leeft bij en smeekt om wat verwoord ligt in de klassieke formulieren van de kerk, zal de Heere Zijn zegen aan de ambtelijke dienst willen verbinden.. Lees het maar na in het formulier tot bevestiging van de dienaren des Woords, met name dat gedeelte dat begint met: "Wij bidden U, wil hem...." Ook in het formulier tot bevestiging van ouderlingen en diakenen vinden we een soortgelijk gebed.

Grote gunst

Nooit mogen we vergeten dat het staan in het ambt, het staan in de dienst van de Koning, een grote gunst is. Maar Gods genade te kennen is groot en rijk. Het is een bijzondere genade, wanneer de Heere roept, laat verkiezen tot de dienst, plaatst in de dienst en laat in de dienst. Maar met het ambt kan een mens niet sterven. Nodig is voor ambtsdragers en ook voor jou: persoonlijke genade. En als we onszelf leren kennen als zondaar voor God, zullen we met de gebreken en tekortkomingen van ambtsdragers geduld hebben. Ook met die ambtsdragersxiie misschien nietrzo goed aanvoelen wat de jeugd vandaag-aan - dedag bezighoudt en waar ze mee geconfronteerd wordt. Probeer er toch maar op een eerlijke manier met hen die over je gesteld' zijn over te spreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 2003

Daniel | 37 Pagina's

In dienst van de koning van de kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 2003

Daniel | 37 Pagina's