Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar blijft de dominee?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar blijft de dominee?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Een aardige man, die dominee van ons. Hij kan zomaar onverwacht voor de deur staan om even een praatje te maken. Dan gaat het vaak ook maar over de alledaagse dingen. Hij is zo geivoon, je hebt niet het gevoel dat hij boven je staat'. Terwijl de ene predikant verweten wordt dat hij geen herder is omdat hij zo weinig op bezoek komt, is de ander erg gezien omdat hij veel bij gemeenteleden te vinden is. Maar krijgt het herder­ schap goed gestalte met het veelvuldig afleggen van gezellige bezoekjes? Wanneer hij hijgt langs de huizen? Wanneer hij rijkelijk wordt voorzien van koffie en koek?

De dominee is zo gewoon. Hij komt geregeld langs om even een praatje te maken. Dat de dominee 'zo gewoon' is, is mooi meegenomen. Hoewel, het zou eens anders moeten zijn. Predikanten zijn ook maar mensen, gewo- ne mensen. Bij henzelf is niets bijzonders te vinden.

Dominees die gewichtig doen, moeten nog maar eens nalezen wat Brakel schrijft. De eerste ondeugd waar hij predikanten voor waarschuwt, is 'gemaaktheid'. Hij zegt dan: 'Men wil mede deftig schijnen, schoon men het niet is; men heeft mede gaarne met den vinger gewezen te worden; dat is hij. Dies maakt men zich in alles gemaakt, men zet zijn hoed daarnaar, men steekt zijn hoofd op, men heeft een belachelijke tred. Foei! Die belachelijke gemaaktheid'.

Een dominee moet dus maar heel gewoon (blijven) doen. Tegelijk waarschuvrt de schrijver van de Redelijke Godsdienst voor een ander uiterste: 'verachtelijke kindsheid in woorden en gedrag'. Brakels advies is dat een predikant moet staan naar 'een vriendelijke deftigheid, opdat zijn schapen noch schuw van hem zijn, noch hem verachten'. Predikanten doen er daarom goed aan zich zonder verwaandheid of arrogantie te gedragen. Ootmoed en besef van de waardigheid van het ambt horen bij elkaar. Toen de jonge ds. Hakkenberg bij zijn godvrezende moeder afscheid ging nemen om met vakantie te gaan, zei ze alleen maar: 'Dick, zul je je ambt hoog houden'. Meer niet. Wijs, nietwaar?

Predikanten dienen te beseffen dragers te zijn van een ambt. De populaire jongen uithangen, geeft dus ook geen pas. Zoals een agent in uniform op straat gezag moet uitstralen, zo dient een predikant binnen zijn gemeente zich bewust te zijn dat hij werkt in dienst van zijn grote Zender. In alles zal in de leerjongen van Christus moeten blijken wat de Meester zegt en schenkt: '...en leer van Mij dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart...' De belofte van de rust der ziel wordt er zelfs bij toegezegd.

Tucht is opvoeding

Als herder en leraar moet de predikant zijn gemeente leiden door de prediking van het Woord en de bediening van sacramenten. Maar volgens het bevestigingsformulier heeft hij tenslotte ook tot taak het opzicht te houden over zijn leden. Dat doet hij samen met de ouderlingen die de regering over de gemeente moeten voeren.

Het formulier spreekt in dit verband van: 'ten laatste is het werk van de dienaars des Woords, de gemeente Gods in goede orde en tucht te houden.' Dat betekent niet alleen maar maat­ regelen nemen als iemand zich komt te ontgaan. Tucht begint met onderwijzen. Want het woord tucht houdt verband met het Duitse woord 'Zucht', wat zoveel betekent als opvoeding. Met liefdekoorden proberen te trekken. ledere ouder weet dat dit in de praktijk inhoudt: vasthouden aan de duidelijke lijn voor het hele gezin en tegelijk oog hebben voor ieder kind afzonderlijk.

Duidelijkheid is nodig in het onderwijs met betrekking tot de grenzen die God trekt in Zijn wet en Woord aangaande goed en kwaad. Maar ook de herderlijke intentie om te behouden, om terug te trekken bij grensoverschrijdende opvattingen en levenspraktijken. Dat geldt ook de tucht of de opvoeding van gemeenteleden. Daarom moet een predikant zijn leden kennen, en in het bijzonder op de hoogte zijn van hun staat voor de eeuwigheid, hun innerlijke toestand. De Spreukendichter geeft in dat opzicht een belangwekkende raad: Zijt naarstig om het aangezicht uwer schapen te kennen, zet uw hart op de kudden (Spr 27:23)'.

Kennen wil hier zoveel zeggen als doorgronden, peilen wat er op de bodem van het hart leeft. En de raad 'zet uw hart op de kudden' wil zeggen: geef er goede acht op, besteedt er dus veel aandacht aan. Laat duidelijk zijn, dat we met de liefde van ons hart in het wel en wee ons aan hen verbonden weten.

Zoals een agent in uniform op straat gezag moet uitstralen, zo dient een predikant binnen zijn gemeente zich bewust te zijn dat hij werkt in dienst van zijn grote Zender.

Zielszorg

Pastorale bezoeken van een predikant zullen dus altijd primair gericht moeten zijn op het geestelijke welzijn van de leden. Ten diepste moet het steeds over de vraag gaan: 'van waar komt gij en waar zult gij heen gaan? ' Ambtelijk bezoek moet altijd staan in eeuwigheidslicht. Aangrijpend ernstig. De zielen zullen van onze hand geëist worden, als dit ontbreekt.

Als predikant of ouderling zomaar een gezellig bezoek brengen zonder dat er over de zielenoden gesproken wordt, is dat geen pastoraal bezoek. Een predikant die daar zijn tijd mee vult, kan wel heel gezien zijn bij zijn gemeenteleden, maar vervult niet zijn toebetrouwde taak als zieleherdei. De lutherse theoloog Claus Harms (1778-1855) schreef in zijn driedelig standaardwerk 'Pastoraltheologie' dat een predikant 'niet van de morgen tot de avond moet rondlopen in de gemeente met gebabbel hier en geteut daar. Dat is geen herderlijke zorg maar het vermorsen van de tijd', ledere ambtsdrager weet hoe moeilijk het soms is om met gemeenteleden te spreken over geestelijke zaken. Het is vaak zoeken naar woorden, naar een goed aanknopingspunt. Sommige broeders nemen een lange aanloop door eerst omstandig te informeren naar allerlei zaken om dan tegen het einde van het bezoek te komen tot de dingen waar het eigenlijk om gaat. Of is dan de tijd inmiddels verstreken? Zonder dat het natuurlijke en dagelijkse onverschillig mag zijn, tóch gaat het om: 'Waar zult gij heengaan? ' Misschien is het de laatste keer dat je elkaar ontmoet. Wat een kostbare bezoektijd kan zo verloren gaan. Natuurlijk is het van belang om iets te weten van de stoffelijke situatie van gemeenteleden. Maar uiteindelijk zijn aan de zorg van een predikant (maar ook van een ouderling) zielen toebetrouwd. Brakel is in dat opzicht heel duidelijk: 'men moet maar terstond tot de zaak komen'. Wat deze zaak is, hoef ik u toch niet te zeggen. De zaak van uw enige troost in leven en sterven.

Kennismakingsbezoeken

Wanneer een predikant de herderstaf in de gemeente heeft opgenomen, is het goed dat hij probeert alle leden eenmaal te bezoeken om hen te leren kennen. Ik weet, dit is door de grootte van de gemeente niet altijd mogelijk. Voor de ene broeder is dat gemakkelijker dan voor de andere. De omvang van de gemeente speelt daar een belangrijke rol in. In een kleine gemeente is meer mogelijk dan in een grote gemeente. Toch is de waarde van deze kennismakingsbezoeken niet te onderschatten.

Het is verstandig bij de kennismakingsronde te beginnen met de ouderen. Vaak lijden zij onder de eenzaamheid; sommigen kunnen niet meer naar de kerk. Zeker voor hen is de kennismaking met de nieuwe predikant een belangrijk moment. Bovendien: ouderen neigen naar het graf. Het is zeker ook in hun geval van belang dat de herder weet hoe het met deze schapen is.

Een kennismakingsbezoek bij ouderen afleggen omdat ze jarig zijn 3 (geweest) kan een methode zijn, maar schept wel verwachtingen. Zou de dominee volgend jaar weer komen? Zo kan de agenda ongewild en onbedoeld dichtslibben. Daarom moeten we leren onze aandacht te verdelen over de gehele gemeente. Ook jongeren vragen in deze tijd pastorale aandacht. Denk eens aan de huwelijkscatechese, wat echt tot het ambt van de onderwijzing behoort. Natuurlijk zijn er behalve kennismakingsbezoeken ook allerlei andere gelegenheden om gemeenteleden te bezoeken: geboorten, jubilea, rouw, ziekten. Op zulke momenten kijken mensen uit naar de komst van de dominee. Het is goed als een predikant bij zulke gelegenheden meeleeft. Maar binnen zijn beperkingen. Want ook daarbij geldt dat het nodig is maat te houden.

Zieken (huis) bezoek behoeft niet uitsluitend door de dominee gedaan te worden. Het bezoek van een ouderling of diaken is toch niet minder, maar kan soms nog rijker gezegend worden dan dat van de dominee. Dit vraagt van een kerkenraad en van een gemeente soms wat bijstelling van hun verwachtingspatroon met betrekking tot de predikant in deze tijd.

Crisissituaties

Onmiskenbaar zijn er ook crisissituaties waarin het nodig is dat de predikant de eerstverantwoordelijke is en er ook daadwerkelijk is. Dan zal en - als het goed is - wil hij aanwezig zijn. Maar ook daarbij moet het uiteindelijk gaan om het geestelijke heil. Een dominee is geen maatschappelijk werkende, geen psycholoog, geen mediator en geen gezelschapsheer bij allerlei gelegenheden. Zijn taak is leden te troosten en te onderwijzen vanuit het Woord en met hen te bidden om een uitweg. Dichtbij de mensen staan met het Woord en in gebed. Als zijn hart bij zijn schapen ligt dan zal hij niets anders willen. Maar, binnen de grenzen van het dienaar van het Woord zijn.

Wanneer een predikant zich al te zeer inlaat met allerlei persoonlijke en gezinsproblemen, kan hij terechtkomen op een terrein waarbij specifieke deskundigheid vereist is. Die mist hij meestal. Dan is het goed hulp in te roepen van mensen die gewend zijn om in dergelijke omstandigheden te begeleiden.

Kerkenraden hebben daarbij ook de taak acht te hebben op de taakbelasting van hun predikant. Soms door het geregeld bezoek van mensen of gezinnen in problemen van hem over te nemen, soms door de predikant liefdevol en duidelijk af te remmen. Vaak worden lastige problemen bij de dominee neergelegd, terwijl deze evengoed of soms beter door een ouderling kunnen worden opgepakt. Een dominee kan dus niet alles, maar hoeft ook niet alles te doen. Een dominee is ook maar een mens. Dat weet u toch wel?

Gaarne getrouw

In vier artikelen hebben we over de taak van de predikant in deze tijd wat hardop met u nagedacht. Zonder uiteraard volledig te zijn. Wat wordt er veel van een predikant gevraagd. Vaak wordt er nog meer van hem verwacht. Dit is niet bedoeld om medelijden te wekken, want dat heeft hij helemaal niet nodig. De Heere zorgt goed voor Zijn eigen knechten. Wel vragen we uw medeleven. Vooral op uw knieën. Misschien mogen we daarom nog een belangrijke vraag bij u neerleggen: Zijn er nog Aarons en Hurs in de gemeenten, die in het verborgen zuchten voor de in zichzelf ook zo onbekwame leraars? 'Gaarne getrouw' worden ze wel genoemd, maar zo voelen ze zich echt niet. Vandaar het noodzakelijke gebed, of God ze getrouw en bekwaam vwl maken. De bediening des Woords is immers naar de woorden van onze vaderen bij de bevestiging een heerlijk, noodzakelijk, blijvend en gezegend werk 'Deze dingen doende, zult gij én uzelf behouden én die u horen (formulier ddW)'.

Klaaswaal,

ds. G.J. van Aalst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 2009

De Saambinder | 16 Pagina's

Waar blijft de dominee?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 2009

De Saambinder | 16 Pagina's