Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoera, ik heb (weer) een baan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoera, ik heb (weer) een baan

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele werkgelegenheidsprojecten wat nader belicht

In het kader van de bestrijding van de werkloosheid is de laatste jaren een veelvoud van maatregelen en regelingen ontworpen, die met name gericht zijn op bepaalde, moeilijk bemiddelbare, categorieën werkzoekenden, of wellicht nog uitgebreider gedefinieerd: de "baanlozen". De regelingen richten zich ook op degenen, die zich niet zo actief opstellen met betrekking tot het verkrijgen van een plaats op de arbeidsmarkt. Het zal duidelijk zijn dat juist deze groep een bijzonder groot deel van de tijd van de arbeidsbemiddelaars bij de verschillende arbeidsbureaus in beslag neemt.

Een groot deel van deze groep behoort ook tot het cliëntenbestand van de gemeentelijke sociale diensten. De bijstandsmaatschappelijk werkers dienen ook regelmatig zich bezig te houden met de al of niet serieus ondernomen pogingen van de cliënten zich een plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Voor velen een bijna uitzichtloze situatie. Voor een reguliere arbeidsplaats geldt nu eenmaal dat er overeenkomstig het gevraagde, gepresteerd moet worden. Voor een deel van de werklozen is dit nu juist het probleem, ik denk dan bijvoorbeeld aan de jongeren, die zonder diploma op zak de school verlaten, de allochtonen, zeker degenen met weinig kennis van de nederlandse taal, de gedeeltelijk arbeidsongeschikten, de oudere werklozen en wellicht kunt u het rijtje nog wel verder aanvullen. Vanuit emancipatiekringen zouden de her-intredende vrouwen ook zeker genoemd worden.

Voor deze grote groep van werklozen is in de loop van de laatste jaren een aantal regelingen ontworpen, die het mogelijk maken met behulp van forse rijkssubsidies voor deze mensen een arbeidsplaats te creëren. Van al deze regelingen wil ik er enkele uitlichten.

WET SOCIALE WERKVOORZIENING (WSW)

Als eerste is er de Wet Sociale Werkvoorziening. Op grond van deze wet heeft de gemeente een taak om verstandelijk, lichamelijk en karakterologisch gehandicapten onder aangepaste omstandigheden aan werk te helpen. Een werkvoorziening, die duidelijk in een behoefte voorziet en waarvoor in feite te weinig plaatsen beschikbaar zijn, gezien de grote wachtlijsten, die bij veel instellingen voorkomen. Uitbreiding van het aantal werkplaatsen is niet eenvoudig, aangezien de subsidiring gebonden is aan een vastgesteld bedrag. Uitbreiding zal in eerste instantie gezocht moeten worden in vergroting van de omzet, dus eigenlijk een stukje produktiviteitsverhoging. Dit mag uiteraard niet ten koste gaan van de zwakste groepen van de sociale werkvoorziening, juist voor deze categorie is indertijd deze vorm van werkvoorziening opgezet.

KADERREGELING ARBEIDSINPASSING (KRA)

Deze regeling geeft langdurig werklozen de kans voor de periode van één jaar werkervaring op te doen bij organisaties zowel in de collectieve-als in de marktsector. Juist voor mensen met een beperkte scholing is gebrek aan werkervaring een extra handicap bij het vinden van een baan. Personen die voor een KRA-plaats in aanmerking komen worden hiertoe op basis van een heroriënteringsgesprek door het arbeidsbureau geïndiceerd en voorgedragen. Met behulp van deze regeling is het voor een werkgever erg aantrekkelijk zo iemand in dienst te nemen, aangezien de loonkosten voor een belangrijk deel door het arbeidsbureau worden vergoed. Wanneer na een jaar blijkt dat de werknemer binnen de organisatie voldoet, is dit vaak aanleiding betrokkene een vaste baan aan te bieden. In het andere geval heeft de werknemer in ieder geval een jaar praktijk ervaring achter de rug, wat bij toekomstige sollicitaties duidelijk in het voordeel werkt.

Gelet op het sociale karakter van deze regeling èn het feit dat een organisatie voor betrekkelijk weinig kosten de beschikking heeft over een extra arbeidskracht, is dit zeker voor de collectieve sector een prima regeling.

BANENPOOL

De banenpool is een regeling, in 1991 van start gegaan, om langdurig werklozen, die in feite geen kansen op de arbeidsmarkt meer hebben toch aan werk te helpen. Het gaat hier om boventallige banen in de collectieve sector. Aan elke gemeente zijn in eerste instantie een bepaald aantal banenpoolplaatsen toegekend, afhankelijk van de aard van de gemeente. Voor 1992 kon een verdubbeling van dit aantal toegekend worden als eind 1991 zo'n 70 % van de in eerste instantie toegekende plaatsen waren vervuld. Uitdrukkelijk is voorgeschreven, dat er geen concurrentie mag zijn met reguliere arbeidsplaatsen. Een banenpoolplaats kost een werkgever niet meer dan een zogenaamde inleenvergoeding van ongeveer 3000 gulden. De werknemers zijn nl. in dienst van een stichting banenpool, die de banenpolers als het ware uitleent aan instellingen op het gebied van de collectieve sector. De financiering van de banenpool is een uiterst ingewikkelde zaak, daar de geldstromen uit een veelvoud van bronnen afkomstig zijn. De financiële verantwoordelijkheid ligt in feite bij de gemeenten. Een belangrijk deel van de financiële onderbouwing wordt gevonden in de besparing op de bijstandsuitkering. Dit heeft tot gevolg dat veel gemeenten alleen mensen met een bijstandsuitkering in aanmerking laten komen voor een banenpoolplaats. In alle andere gevallen draait de gemeente op voor het grootste deel van de loonkosten en dat in feite voor onbepaalde tijd. Om in aanmerking te komen voor een banenpoolplaats moet een kandidaat tenminste drie jaar lang onafgebroken werkloos zijn geweest en niet bemiddelbaar zijn naar een reguliere baan. Hier ligt voor een belangrijk deel voor verschillende gemeenten het probleem bij het plaatsen van mensen in de banenpool. Er zijn vaak wel genoeg plaatsen beschikbaar, veel instellingen willen best iemand uit de banenpool als extra werkkracht, maar de beschikbare kandidaten voldoen in veel gevallen niet aan de gestelde eisen. Er is veel vraag naar enigszins geschoold personeel, terwijl het aanbod voor een groot deel uit ongeschoolde mensen bestaat. Zo zijn er nog wel meer factoren aan te wijzen die een soepele plaatsing in de weg staan. Voor degenen, die voor de bemiddeling verantwoordelijk zijn geen geringe opgave, die in de meeste gevallen verschrikkelijk veel tijd kost. Een ander probleem is dat een financiële prikkel ontbreekt, iemand in de banenpool verdient nauwelijks meer dan in de uitkering, dit geldt met name voor gehuwde kostwinners.

Maar niettemin als de bemiddeling geslaagd is, geeft het ook de voldoening iemand aan werk geholpen te hebben, die daar wellicht anders niet in geslaagd zou zijn.

JEUGDWERKGARANTIEWET (JWG)

Vanaf 1 januari 1992 zijn de gemeenten verplicht de JWG uit te voeren. Deze wet geeft werkloze jongeren van 16 tot 27 jaar recht op werk in plaats van recht op een uitkering in het kader van de Algemene Bijstandswet. De doelgroep wordt in fasen benaderd, voor 1992 bijvoorbeeld bestaat de in aanmerking komende groep uit:

alle werkloze jongeren van 16 en 17 jaar; werkloze schoolverlaters van 18 tot 21 jaar; deelnemers aan de Tijdelijke Voorziening Gemeentelijke Werkgelegenheidsinitiatieven voor Jongeren ( TVGWJ)

Na 1992 wordt de groep jaarlijks uitgebreid, totdat in 1998 alle jongeren tot 27 jaar bereikt zijn.

De invoering van deze wet heeft nogal lang op zich laten wachten. Nadat verschillende malen de invoering met een half jaar werd uitgesteld, konden gemeenten vanaf september 1991 er mee aan het werk en was men vanaf 1 januari 1992 het verplicht.

De noodzaak om te komen tot een werkgelegenheidsproject speciaal voor jongeren dateert van een aantal jaren terug (rond 1987), toen er algemeen sprake was van een onevenredig groot aandeel van de jongeren in het werklozenbestand. In de loop der jaren is deze situatie enigszins veranderd. In veel gebieden is zeker de werkloosheid onder schoolverlaters aanmerkelijk verminderd, zodat deze groep daar nauwelijks nog als een probleemgroep kan worden beschouwd. Een voorbeeld ter illustratie. In Waddinxveen waren zo'n vijf jaar geleden in het kader van de voornoemde Tijdelijk Voorziening zo'n vijftien jongeren aan een (tijdelijke) baan geholpen. Dit gebeurde toentertijd op basis van vrijwilligheid. Nu, na invoering van de wettelijke verplichting, zijn er met moeite twee jongeren gevonden die in aanmerking voor een JWG-baan kwamen; alle anderen, behorend tot de doelgroep, hadden zelf al een baan gevonden of studeerden verder. Ook voor de directe toekomst ziet het er niet naar uit dat het aantal te plaatsen personen sterk zal toenemen.

Uiteraard moet er voor gewaakt worden hierbij niet te generaliseren. De werkloosheid zeker onder allochtone jongeren is nog steeds erg hoog, met name in de grote steden.

Een van de positieve kanten aan de JWG is echter dat men nu verplicht is zich actief op te stellen ten aanzien van geregistreerde jongeren en voor hen zoveel mogelijk te bemiddelen naar een arbeidsplaats of eventuele verdere scholing. Hiermee kan voorkomen worden dat jongeren tot de groep van langdurige werklozen gaan behoren en daarmee in een spiraal terechtkomen, die maar heel moeilijk te doorbreken is.

TOT SLOT

In het kader van dit artikel zijn slechts enkele werkgelegenheidsprojecten naar voren gekomen. Niets is bijvoorbeeld geschreven over de herinrichting van de Algemene Bijstandswet (die wellicht op 1 juli 1993 zal ingaan), waarin onder andere meer de nadruk zal komen te liggen op de (her)intreding op de arbeidsmarkt, dan puur op verlenen van bijstand. De bijstandsmaatschappelijk werkers zullen dan ook veel meer moeten gaan doen aan trajectbemiddeling.

De teneur van al deze projecten is dat het verrichten van arbeid iets is wat tot de verplichting behoort van een ieder die daartoe in staat mag worden geacht. Het is gelukkig nog wel zo dat degenen die de zorg hebben voor de opvoeding van jonge kinderen deze arbeidsplicht niet krijgen opgelegd. Men zal echter wel alert moeten zijn dat door al deze maatregelen het niet zover komt dat bijvoorbeeld alleenstaande moeders met kleine kinderen hun kinderen naar het kinderdagverblijf moeten brengen omdat ze verplicht zijn een betaalde baan te accepteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1992

Zicht | 44 Pagina's

Hoera, ik heb (weer) een baan

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1992

Zicht | 44 Pagina's