Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ROBERT MOFFAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ROBERT MOFFAT

ROBERT MOFFAT PATRIARCH VAN DE ZENDELINGEN IN ZUIDELIJK AFRIKA

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tijdvak van de pioniers.

Velen van ons hebben interesse voor Zuidelijk Afrika. Wie las niet de boeken van Penning over de families Kloppers en Wessels? Wie was niet geboeid door „Jonge Kameraden" van Daan Maas? Hoe boeiend en meeslepend was de strijd tegen de woeste kafferbenden van Msilikazi, de verraderlijke Zulu's van Dingaan en de trotse Engelsen? Wie had geen sympathie voor de onverschrokken Boerentrekkers, gekenmerkt in de meest hachelijke omstandigheden door hun „Laat ons een plan maak" en „Alles sal reg kom"? Wat ook niet hun stoer calvinistische achtergrond indrukwekkend?

Minder bekend onder ons is, dat juist in die tijd dat de Boeren hun vrije Republieken vestigden, ook de eerste pionier-zendelingen in dit land tussen de Kaap de Goede Hoop en de Zambezi-rivier doordrongen als de verkondigers van de Goede Boodschap. Het binnenland van Afrika stond voor 18D0 immers bekend als het „donkere continent", waar geen blanke, laat staan een zendeling, ooit geweest was. Van deze pioniers zullen wij in de loop van deze jaargang drie van de meest bekende behandelen: Robert Moffat, die vrijwel zijn gehele leven onder de Tswana's werkte, DavicI Livingstone, die geheel Zuidelijk en Centraal Afrika doorkruiste om een pad te vinden voor christendom en civilisatie en als laatste Francois Coillard, cle poinier van de Western Province van Zambia. Waar nodig zal worden ingegaan op de politieke geschiedenis. Centraal staat echter de tekening van de planting van de kerk in deze delen' van Afrika. Een stuk zendingsgeschiedenis kan ons veel leren voor onze tijd, waarin de zending zozeer ter discussie staat en in sommige kringen als ouderwets van de hand gewezen wordt.

Moffat's achtergronden.

Robert Moffat werd in 1795 in de omgeving van het Schotse Eclinburgh geboren. Zijn ouders waren arm en vroom, in calvinistische geest. Na een gebrekkige schoolopleiding werd hij tuinjongen en verhuisde naar Engeland. Daar kwam hij in aanraking met een gezelschap of conventikel, zoals er zovelen waren in het Engeland van 1800. In deze kringen werd gesproken over „wat Christus voor zondaren gedaan had en wat nodig was om gered te worden".

Een tijdlang leefde Robert in onzekerheid, zoals hij zelf schrijft: „Ik probeerde vurig te bidden, maar dacht, dat er een zwarte wolk was tussen mij en de troon van God. De bijbelgedeelten, waarin ik troost probeerde te vinden, schenen slechts mijn wonden te verdiepen". Toen hij weer eens de Romeinenbrief las, ging er een licht op: „Ik zag wat God gedaan had voor cle zondaar. Ik voelde, dat gerechtvaardigd door het geloof, ik vrede had met God door de Heere Jezus Christus". Vanaf dat moment wilde hij zijn leven besteden in de dienst van God. Het verlangen kwam bij hem op „om de arme heidenen te onderwijzen, opdat zij de Zaligmaker zouden leren kennen".

In dienst van de zending.

Robert kwam in kontakt met de calvinistische direkteur van het Londense Zendings-

genootschap, dat ontstaan was uit revivalkringen (= Réveil). Zending was tot voor zeer kort niet een zaak van kerken, maar van genootschappen. De officiële kerken dachten niet aan zending als een opdracht. Het waren mensen uit allerlei kerken en groepen, aangeraakt door geestelijke oplevingen, die de zending als de opdracht van de Meester zagen. Zij waren bewogen om het heil van de volkeren in Azië en Afrika, die nog nooit van de Enige Naam gehoord hadden. „Zielen winnen voor het Lam" en „Iedere ziel is kostbaar in Gods ogen" waren' hun thema's. De officiële kerken konden zending slechts zien als liefhebberij. Het heeft tot in onze tijd geduurd, voordat de kerken verantwoordelijkheid gingen dragen voor zending en evangelisatie. Dit was zo in ons land evenals in Engeland.

Moffat werd opgeleid door direkteur Roby van het Londense Genootschap in calvinistische gesst: „Het is Gods soevereiniteit, die bepaalt of iemand wordt gered en wie. Alles is onderworpen aan Zijn heerschappij". Deze achtergrond was voor hem een grote zekerheid en troost tijdens het latere, moeilijke werk in Afrika, waarheen hij in 1816 vertrok op 21-jarige leeftijd, hopende de goede strijd te strijden.

Moffat als zendeling.

Het zendingsterrein van het Londense Zendingsgenootschap lag in Zuidelijk Afrika, waar de Nederlandse Kaapkolonie juist door de Engelsen was overgenomen. Het gehele binnenland lag open, onbekend met de blanke wereld en zeker met het Evangelie. Hier lag een onmetelijk terrein voor pionier-zendelingen.

Moffat leerde eerst Nederlands als taal van de blanken en van vele Hottentotten. Na een jaar verblijf in Kaapstad werd hij gezonden naar de Hottentottenhoofdman Afrikaner. Deze was berucht om zijn strooptochten, waarvan de Boeren veel te lijden hadden. Er was al een zendingspost. De zendeling dreigde echter alle moed te verliezen. Per ossenwagen maakte Moffat de tocht, onderweg gastvrijheid genietend van cle Boeren, die hem een spoedige dood bij hoofdman Afrikaner voorspelden.

Eens op een avond zag hij een groot aantal Hottentotten in de omgeving van een boerderij. Toen de familie zich gereed maakte voor het avondgebed, waarin Moffat zou voorgaan, vroeg hij of de Hottentotten binnen mochten komen. Het antwoord van cle boer was echter: „Hottentotten, bedoel je dat? Laat me dan liever naar de heuvels gaan en de bavianen roepen, als je een bijeenkomst van dat soort wilt hebben. Ik kan net zo goed honden erbij halen". Moffat bleef rustig en las nu het gedeelte van de Syro-Phoenicische vrouw: „Ja Heere, doch ook de hondekens eten onder de tafel van de kruimkens der kinderen". De boer onderbrak hem: „Wil meneer even wachten'? Hij zal de Hottentotten hebben". Na hun binnenkomst zei hij: „Mijn vriend, je had een harde hamer en je hebt een hard hoofd gebroken".

Dit incident was tekenend voor de verhouding tussen de Boeren en Moffat. Niet altijd echter zou het hoofd van de Boer breken.

Op de zendingspost aangekomen, sloot hij vriendschap met Afrikaner, hielp hem met zijn Nederlandse Bijbel, startte een school, zocht en vond waterrijk land waar deze groep Hottentotten landbouw zou kunnen beginnen in plaats van te gaan roven. Na twee jaar liet Afrikaner zich dopen. Moffat verraste de autoriteiten in Kaapstad, toen hij met Afrikaner terugkwam. In plaats van een wrede rover, op wiens hoofd een prijs stond, verscheen een zachtmoedig rnan met een stukgelezen Nieuw Testament in zijn zak. Het verhaal is bijna te mooi om waar te zijn.

Plet eigenlijke levenswerk van Moffat was de stichting van cle zendingspost Kuruman in 1822 onder de Tswana's (ca. twintigduizend mensen onder de hoofdman Motihibi). Hierheen vertrok hij, na in Kaapstad getrouwd te zijn met de juist uit Engeland overgekomen Mary Smith. De start hier was erg moeilijk.

Religie der Tswana's.

Hij vond de Tswana's erg heidens. Van hun religie bespeurde hij niet zoveel. Wel spraken zij over een scheppende god. Deze kon, zoals ook bij andere Afrikaanse stamreligies, alleen benaderd worden door de geesten van de gestorven voorvaderen. Er waren religieuze riten om regen' te maken en om een ziekte te genezen. Ook het omgekeerde kwam voor en komt nog voor: door bepaalde riten kan iemand ziek gemaakt worden of zelfs sterven. Dit wordt „witchcraft" genoemd. Bij de Afrikaanse stamreligies worden geen altaren of beelden gevonden. Wel vindt men amuletten of

fetishjen, waarvan een beschermende kracht uitgaat. Een heilige plaats is vaak een oude boom. Daar zoekt men kontakt met de schepper-god. Dit zijn trekken van de Afrikaanse stamreligics in het algemeen, die ook bij de Tswana's voorkwamen.

Het begin.

Behalve erg heidens was dit volk ook erg arm, vooral door gebrek aan water. Een doorn in het oog van Moffat was ook het ontbreken' van vrijwel alle kleding. Hoe hier te beginnen? Van alles moest opgezet worden. Moffat was tegelijk boer, smid, timmerman, bouwer, arts, prediker, vertaler. Een huis moest gebouwd worden en een tuin aangelegd. Zieken moesten verzorging krijgen en het Evangelie moest verkondigd worden.

Hij begon met dit laatste via een tolk, die ook Nederlands kende. Het aantal hoorders bleef uiterst gering. Jaren gingen voorbij, voordat hij de sleutel hiervoor vond: zelf cle taal leren. Geen' enkel woordenboek, grammatica of ander hulpmiddel was aanwezig. Daarbij had hij geen speciale talenknobbel. Hij begon met de vertaling van een catechismus en het Evangelie van Lukas. Een speciaal vertaalprobleem was het feit dat de Tswanataal erg woordarm was. Begrippen moesten omschreven worden in woorden, die men niet kende. Door deze vertalingsarbeid kreeg hij toegang tot de gehele gedachten-en belevingswereld van de Tswana's. De moedertaal blijft toch bij uitstek geschikt om de diepste dingen van het leven te verwoorden, zeker de zaken van geloof en gebed.

Vertaling van de Bijbe1.

Na het Evangelie van Lukas ging hij verder met de vertaling van het gehele Nieuwe Testament. Dit kostte tien jaar. Daarna moest het Oude Testament worden overgezet. Dat kostte nog eens twintig jaar.

Hij installeerde een pers, zodat iedere pagina direkt gedrukt ken worden. Dit werk gaf hem ondanks de moeilijkheden een diepe bevrediging. Zijn inzicht in het Woord werd zo verdiept, dat hij alleen daarom al zijn moeiten rijk beloond zag.

Groot was de vreugde toen de eerste Tswanabijbel in 1857 gereed was. Een werk van buitengewone waarde, ook in taalkundig opzicht. Als we daarbij in aanmerking nemen, dat Moffat tegelijk de grondtekst (Grieks en Hebreeuws) moest leren, dan kunnen wij alleen maar zeggen, dat God kracht en wijsheid gaf.

Groei der gemeente.

Het aantal toehoorders groeide. In 1834, na twaalf jaar, telde de gemeente driehonderdveertig zielen. Een vertaling van Bunyans Christenreize kwam gereed, evenals een psalmboek. Het vertaalwerk impliceerde dat de mensen moesten leren lezen: dagscholen kwamen van de grond.

De opbouw van zijn prediking was: schepping - zondeval - voorzienigheid - bekering - oordeel - leven na dit leven. Het aanrakingspunt met de religie der Tswana's was de schepping en het idee van een almachtige God. Hoe moeilijk waren voor hen de kernpunten van genade en verzoening. Hij leerde hen vooral in het begin de gelijkenissen, die zich gemakkelijk vasthechtten in het geheugen. Hier had hij het voorbeeld van Christus voor ogen. Deze verhalen werden in de dorpen besproken en teruggevraagd.

Ook al groeide het aantal gemeenteleden, de zogenaamde „innergroup" (zij die echt geloof hadden) bleef klein en schijnt nooit meer dan zeventig bedragen te hebben. De mensen werden toegelaten tot het Heilig Avondmaal na een zogenaamde catechismusklas, waarin zij de hoofdzaken van het christelijk geloof moesten leren.

Het ging Moffat niet om grote aantallen, maar om diepgang. Van daaruit kon een ware christelijke gemeenschap bloeien. Velen werden onder tucht geplaatst wegens overspel, diefstal, leugens, vechten eriz.

Iedere dag in Kuruman begon met een gebedsbijeenkomst, zodra de zon opkwam. Er werd gezongen bij een harmonium en er werden bijbelgedeelten gelezen, 's Zondags en door de week werden diensten gehouden.

Toen hij in 1870 na vijftig jaar arbeid onder de Tswana's terugkeerde naar Engeland, schreef hij: „Ik ben' vernederd, wanneer ik zie hoe weinig vrucht het Evangelie heeft voortgebracht na zoveel jaren arbeid, vooral als ik zie, hoe elders de Geest gewerkt heeft." Dit zijn woorden, die door vele evangelisten en zendelingen van harte nagezegd zullen worden. Het zijn woorden die wij bij Luther en de oude schrijvers ook herhaaldelijk tegenkomen. Is het niet zo, dat de mens plant en nat maakt? God is het Die de wasdom geeft. Het werk van de zending is niet een zaak van romantiek eri succes in wereldse zin. Het is een zaak van het „nochtans" van het geloof, dat verder ziet dan mensen kunnen kijken.

Bij bel en ploeg.

Behalve dit alles — dat hij als eerste zenclingstaak zag — was hij bezig met de ontwikkeling van de landbouw en de direkte levensomstandigheden. Hij noemde zelf zijn methode: „Bijbel en ploeg". Later zou deze benadering de „comprehensive approach" genoemd worden: én aandacht voor de geestelijke nood én voor het stoffelijke leven.

Moffat zag hierin geen tegenstelling. Wel vond hij zielen belangrijker dan de oogst en een christelijke gemeenschap een eerste voorwaarde voor ontwikkeling. Het christelijke leven werpt vruchten af als naastenliefde en verantwoordelijkheidsbesef. Tot in onze tijd zijn bijbel en ploeg samengegaan, al is het accent steeds zwaarder op cle ploeg komen te vallen en' al wordt de bijbel steeds meer op de achtergrond gedrongen. Wordt nu de oude zendingsmethode afgedaan met „zieltjes winnen" en geestelijke heerszucht? Zending is nu bijna gelijk geworden aan ontwikkeling, waaraan een moderne theologische achtergrond van de Missio Dei gegeven wordt. Het is deze benadering die veld wint in vele kerken. Later zal op deze ontwikkeling dieper worden ingegaan.

Moffat begon met irrigatie en legde een enorme tuin aan, waarin aardappelen, groenten en tarwe verbouwd werden. Een veestapel werd opgebouwd met honderden geiten, schapen, koeien en ossen. De Tswana's leerden op deze wijze in eigen levensonderhoud voorzien. De honger en de ondervoeding, nog steeds zo kenmerkend voor grote delen van Afrika, werden bestreden. In het openbare leven introduceerde hij kleding. Scheepsladingen kleren werden aangevoerd vanuit Engeland. Het dansen werd afgeschaft, verbonden als het was met de magie van de stamgodsdienst.

De post Kuruman werd door het werk van Moffat als een oase in een dorre woestijn, letterlijk en figuurlijk. Het straalde als een licht uit naar de omringende volken. Kuruman werd een begrip in Zuidelijk Afrika, waarvan nu als monumenten nog staan: de Tswanabijbel en de kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1972

Daniel | 16 Pagina's

ROBERT MOFFAT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1972

Daniel | 16 Pagina's