Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar blijft de dominee?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar blijft de dominee?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

"Uw herder en leraar."Sommige ambtsbroeders ondertekenen hun bijdragen in bijvoorbeeld de kerkbode met deze woorden. Ze zijn ontleend aan Efeze 4:11 waar de apostel Paulus schrijft dat de verheerlijkte Christus gegeven heejï sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leraars. Herder en leraar, pastoraat en prediking. In die volgorde? Het lijkt duidelijk. De predikant moet de gemeente door. Hij moet zijn schapen kennen en dan de kansel op. De conclusie ligt voor de hand: Predikanten die weinig bezoeken bij gemeenteleden afleggen, verzaken hun plicht. Toch zijn daar wat kanttekeningen bij te maken.

De grote verandering die de Reformatie teweegbracht was dat het Woord weer centraal werd gesteld. Dat werd ook zichtbaar in de visie op de kerkelijk ambten. Met name Calvijn heeft sterk het accent gelegd op de prediking van het Woord van God. Déér moest het in de eredienst om gaan. Zijn principiële uitgangspunt was dat de Heere Jezus de gemeente regeert door Zijn Woord en Geest.

Dat is ook bepalend geweest voor de gereformeerde visie op het ambt van predikant. Hij is (slechts) gereedschap in de hand van Christus. De predikant wordt geroepen om in de naam van zijn Zender Wet en Evangelie, dood en leven te verkondigen aan de gemeente. Predikanten zijn gezanten van Christus. Luister maar: "Zo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade, wij bidden u van Christus 'wege: laat u met God verzoenen" (2 Kor 5:20).

Ze zijn net als Johannes de Doper (slechts) een stem, roepende in de woestijn. Gods woorden moeten vertolkt worden, in de zuiverheid van eis en belofte. Eén naam onder de hemel tot zaligheid moet klinken: "Want Dien Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in hem" (2 Kor 5:21). Twee wegen moeten gehoord worden: "En tot dit volk zult gij zeggen: zo zegt de HEERE: zie Ik stel voor ulieder aangezicht de weg des levens en de weg des doods" (Jer 21:8). De drie stukken moeten verkondigd worden, opdat de hoorders bevindelijk zullen weten (HC, vraag 2).

Di't is hun eerste en dit blijft door alle tijden heen hun voornaamste taak. Als een leraar onderwijzen zij de gemeente in de verborgenheden van de Schrift en als een herder weiden zij de kudde van hun gemeente met de staf van het Woord. Luister maar naar het formulier tot bevestiging tot dienaars des Woords: "Want gelijkerwijs het werk van een gewone herder is de kudde, die hem bevolen is, te weiden, te leiden, voor te staan en te regeren; alzo gaat het ook toe met deze geestelijke herders, die gesteld zijn over de gemeente, die God roept tot de zaligheid en houdt voor schapen Zijner

Bidden en preken staat bij Bralcel voorop. Dat is volgens hem liet voornaamste werk van de dienaar van hiet goddelijk Woord.

weide. Nu is de weide waarmee deze schapen geweid worden niet anders dan de verkondiging des goddelijken Woords, met de aanklevende bediening der gebeden en der sacramenten. Hetzelfde Woord Gods is ook de staf waarmede deze kudde geleid en geregeerd wordt".

Bij Calvijn vinden we in deze lijn ook niet de gedachte dat het leraarschap van een predikant vooral de prediking betreft en het herderschap het pastoraat. Dat is in de breedte van kerkelijk Nederland een principieel misverstand gebleken met heilloze gevolgen. Herder en leraar hebben bij Calvijn beide de taak het Wdórd uit te dragen. De Geneefse hervormer zet dat duidelijk uiteen in de Institutie (Boek W, hoofdstuk 3).

Gereformeerde kerkorde

Deze gedachten van Calvijn en van ons bevestigingsformulier zijn uiteraard ook terug te vinden in de verschillende gereformeerde kerkordes. Dat kan ook niet anders, want ze zijn uit de Schrift geput. Daarom beschrijft de onder ons bekende Dordtse Kerkorde in artikel 16 de taak van de dienaren des Woords als volgt: "Der dienaren ambt is, in de gebeden en bediening des Woords aan te houden, de sacramenten uit te reiken, op hun medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders op de gemeenten goede acht te nemen, en ten laatste met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen en te bezorgen, dat alles eerlijk en met orde geschiede."

Men kan hierin drie hoofdzaken onderscheiden: het Woord bedienen, de sacramenten bedienen en de tucht over de gemeente oefenen. Deze onderscheiding vinden we ook terug in het bevestigingsformulier. De eerste taak van een predikant die daar wordt genoemd is "dat zij des Heeren Woord, door de Schriften der Profeten en Apostelen geopenbaard, grondig en oprechtelijk aan hun volk zullen voordragen en het toeëigenen, zo in het gemeen als in het bijzonder". Daarbij gaat het er om dat zij verkondigen "de bekering tot God, en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus".

Als tweede taak wordt genoemd "De openbare aanroeping van Gods Naam te doen vanwege de gehele gemeente". Als derde opdracht volgt dan de bediening van de sacramenten. Tenslotte wordt genoemd "de gemeente Gods in goede tucht en orde te houden en te regeren." Vier taken die weloverwogen in een bepaalde volgorde zijn gezet; de bediening van het Woord, het aanroepen van Gods naam, de bediening van de sacramenten en het regeren van de gemeente.

Die volgorde hebben de opstellers van het formulier bewust gekozen. Daarmee hebben zij prioriteiten gesteld. Bij het ambt van predikant staat voor onze gereformeerde vaderen de bediening van Woord en Sacramenten voorop. Als vierde en laatste noemen zij: het regeren van de gemeente en het oefenen van tucht. De praktijk van dit laatste hangt ten nauwste samen met het pastoraat. Tucht oefenen is niet een taak van de predikant alleen, maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid met de ouderlingen SEimen. Waarbij goed bedacht moet worden, dat het woord tucht komt van trekken. Dat houdt in: vanuit het Woord duidelijk onderv«jzen, welke grenzen God trekt tussen goed en kwaad en dat men de zondaar bij grensoverschrijdende opvat- tingen of gedragingen wil terugtrekken. Met woorden allereerst en ook met daden, als het eerste niet baat. Het woord tucht mag dus niet alleen opgevat mag worden in de zin van "strafmaatregelen nemen", maar moet genomen worden in de oorspronkelijke betekenis: "heilzaam trekken, opvoeden". Daar ligt een link naar het persoonlijke pastoraat.

Bidden en preken

In die lijn spreekt ook Wilhelmus a Brakel. Hij onderscheidt zes taken van een predikant: Bidden, preken, catechiseren, visiteren, sacramenten bedienen en censuur oefenen. Die volgorde is niet zonder reden zo gekozen.

Bidden en preken staat bij Brakel voorop. Dat is volgens hem het voornaamste werk van de dienaar van het goddelijk Woord. Daarin onderscheidt de predikant zich ook van de andere ambtsdragers; de ouderlingen en diakenen. De bijzondere last van een predikant is het verkondigen van Gods Woord en het bedienen van de sacramenten.

Opvallend is dat Brakel het visiteren - dat wil zeggen het bezoeken van de leden thuis, voor het bedienen van de sacramenten- noemt. De verklaring daarvoor is dat deze Nadere Reformator een vurig pleitbezorger was van huisbezoek bij alle leden in de dagen die voorafgaan aan het Heilig Avondmaal. Huisbezoek en avondmaalsbediening waren bij hem onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Dat stempelde ook de inhoud van de gesprekken tijdens de huisbezoeken. We komen daar in een van de volgende artikelen nog op terug.

Prediking is pastoraat

Samenvattend kan dus worden gesteld dat zowel bij de Reformatoren als bij de Nadere Reformatoren de bediening van het Woord en van de sacramenten voorop staan bij de taak van een predikant. Dat mag niet in het gedrang komen.

Daarmee onderwijst, vermaant, vertroost en leidt de dienaar de gemeenteleden. "Prediking is het voornaamste middel voor een predikant in het pastoraat aan de gemeente. Zo bearbeidt hij de hem toebetrouwde kudde", schrijft professor G. Wisse. Een les die veel misverstanden kan wegnemen.

Pastoraat is niet in de eerste plaats: mensen bezoeken. Prediking is voluit pastoraat. De prediker is herder en de herder is prediker.

(wordt vervolgd)

Klaaswaal,

ds. G. J. van Aalst

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 2009

De Saambinder | 16 Pagina's

Waar blijft de dominee?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 2009

De Saambinder | 16 Pagina's