Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Zuider Kerkbode geeft een reeks belangrijke artikelen over de Roeping der geïnstitueerde kerken, in zake de wetenschappelijke beoefening der theologie. In het derde artikel behandel) de ongenoemde schrijver de vraag, of de kerken van Gods wege een ambt daartoe ontvangen hebben:

Waar nu de theologie opkomt uit de kerk als organisme, i^alt dadelijk in 't oog, dat ook de instituaire kerk groot belang heeft bij de weten schappelijke beoefening der theologie. Zij heeft de resultaten van dezen arbeid noodig èn voor den dienst des Woords, èn voor de zuiverheid der leer, èn voor de Kerkorde.

Dat zonder deze de dienst des Woords niet bloeien kan, (buitengewone gevallen van art. 8 D. K. O. nu daargelaten) zal onder ons geen tegenspraak ontmoeten; de moeilijkheden en vragen omtrent de herziening van art. 36 der belijdenis, alsmede vele vraagstukken uit de Kerkenordening, als ook van liturgischen aard, heb ik u slechts even te herinneren — en wij allen stemmen toe, dat ook voor de geïnstitueerde Kerken de wetenschappelijke beoefening der theologie van groot belang is.

Om nu de roeping der geïnstitueerde Kerken in dezen te bepalen, komt het ons voor, dat 't wetenschappelijk is, eerst te onderzoeken, of de geïnstitueerde Kerken zelven, qua talis, deze wetenschappelijke beoefening ter hand kunnen nemen ?

Zullen de geïnstitueerde Kerken dit doen, dan kunnen zij dit alleen doen door hare ambten.

Welke ambten ? Zijn er twee, drie of vier ambten ? Onze belijdenis spreekt van drie ambten: de dienaren, ouderlingen en diakenen.

De vraag of, zooals sommigen meenen, 't ambt der dienaren en der ouderlingen eigenlijk één is, kunnen we laten rusten. Als de geïnstitueerde Ker ken zelve de theologie wetenschappelijk beoefenen, is dat dan op één lijn te stellen met de bediening des Woords ?

Nu is zeker de bediening des Woords onderscheiden van het herderlijke werk, dus van de toepassing van het Woord bij het weiden en leiden der kudde. Ook is het waar, dat goede bediening des Woords van den dienaar veel wetenschappelijken arbeid vergt.

Maar toch is dit alles nog niet wetenschappelijke beoefening der theologie; principieel is zij daarvan onderscheiden.

Immers:

1. Tot de bediening des Woords is alleen hij bevoegd, die tot dit ambt wettig is geroepen en geordend;

de wetenschappelijke beoefening kan geschieden door elk en een ieder geloovige, die daartoe gaven heeft ontvangen;

2. De bediening des Woords kan alleen plaats vinden in de samenkomst der gemeente; de wetenschappelijke beoelening der theologie kan altijd en overal geschieden;

3. De bediening des Woords loopt alleen over het Woord Gods, de rijke inhoud van dat Woord wordt daar ontvouwd en in 't licht gesteld; maar iets anders dan Gods Woord behoort daar niet gebracht te worden;

in de wetenschappelijke beoefening van de theologie neemt wel de uitlegging van Gods Woord een zeer belangrijke plaats in, maar daarnaast vragen toch ook vele andere vakken onze aandacht; derhalve:

door dit ambt beoefenen de geïnstitueerde Kerken de theologie niet wetenschappelijk.

Nu rijst echter de vraag: is er dan in de geïn­ stitueerde Kerken niet een vierde ambt, dat speciaallijk daartoe is ingesteld ? of m. a. w. wat hebben we te denken aan het ambt der doctoren ?

Onze Kerkenordening zegt in art. 2: »de diensten zijn vierderlei: der Dienaren, der Doctoren, der Ouderlingen en der Diakenen".

"Voor den schriftuurlijken grondslag van 't ambt der doctoren wordt gewoonlijk een beroep gedaan op Ef. 4 : 11 ))En dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten en sommigen tot herders en leeraars”.

Over deze plaats is ten allen tijde verschil geweest. Eenerzijds, ook door Geref. Theologen, wordt geoordeeld, dat »herder" en sleeraar" hier twee verschillende ambten zijn.

Van deze opinie waren Calvijn, Zanchius, Polyander, Maresius, Spanheim, Mastricht, e. a.: maar anderen wezen er op, dat het woord «sommigen" voor «leeraars" ontbrak, en meenden, dat deze benamingen tezamen één ambt aanduiden; zoo oordeelen b.v. Burmannus, Marck, De Moor.

En Voeiius onthield zich in dezen van eenige beslissing. (Cf: Prof. Bavinck, Het Doctorenambt, pag. 55 v.v.)

De laatste meening, dat »herder en leeraar"' de dubbele titel van één ambt is, is o. i. niet wel houdbaar, omdat in de H. Schrift alleen hier in Efeze 4 : II deze verbinding «herder en leeraar" voorkomt. Op alle andere plaatsen komt zoowel ))herder" als sleeraar" afzonderlijk voor.

De H. Schrift dwingt ons dus niet tot de opvatting, dat deze benamingen één ambt aanduiden. Wel konden beiden in één persoon vereenigd zijn.

Een leeraar of didaskalos was iemand, die de gave der didaskalie had ontvangen. Was nu een didaskalos een ambtsdrager ? O. i. niet, tenminste niet in dien zin, waarin wij thans 't woord «ambtsdrager" verstaan, nl. als te bekleeden een ambt in de plaatselijke kerk.

Dit blijkt uit Handel. 13 : 1—3. Volgens vs. i waren in de gemeente te Antiochie eenige profeten en leeraars, waaronder Barnabas en Saulus. Nu staat het wel vast o. i. dat «profeten" geen ambtsdragers waren in een plaatselijke kerk en dus ook de leeraars, niet. En in vs. 3 wordt beschreven, hoe zij door oplegging der handen met vasten en gebeden, ambtelijk werden geordend tot den missionairen dienst, door oplegging der handen. (Cf: cta der Synode van Middelburg, 1896, pag. 67. Het zal wel geen betoog behoeven, dat de benaming «herder en leeraar", voorkomende op pag. 69, niet aan Ef. 4 : 11, maar aan het kerkelijk spraakgebruik is ontleend.)

Ook gaat het niet aan, Handel. 13 : 3 te verstaan niet van de ambtelijke ordening, maar van de uitzending; o. i. verbiedt Handel. 6 : 6, waar gesproken wordt van het ambt der diakenen, deze opvatting. Van «leeraar" wordt voorts nog gehandeld in Rom. 2 : 20; Rom. i z : 7 ; i Cor, 12 : 28, 29; I Tim. 3 : 7 ; II Tim. i : 11 en 4:3; Hebr. 5 : 12 en Jac. 3:1.

Uit Handel. 13 : i en 3 volgt dus o. i. dat profeten en leeraars geen kerkelijk ambt in den engeren zin bekleedden; en ook in de andere genoemde plaatsen wordt niet gesproken van het «ambt" der leeraren.

Bij Rom. 12 en Et. 4 wordt in de kantteekening het gevoelen vermeld, als zou het doctorschap een afzonderlijk ambt zijn, maar goedgekeurd wordt dit niet. Eer zelfs wordt overgeheld tot de meening, die dit gevoelen verwerpt. (Cf. Dr. Kuyper «Strikt genomen", Bijlage 3 pag. 214 v.)

Profeten, leeraren en Evangelisten vormden den ruimeren kring der apostelen; zij vormden door hunne positie en diensten een overgang van den engeren kring der 12 Apostelen tot den kring der kerkelijke ambtsdragers, nl. de dienaren, ouderlingen en diakenen.

Aan het kerkelijk ambt der doctoren ontbreekt dus de schriftelijke grondslag ; ook is er, waar in de ambten der dienaren, ouderlingen en diakenen zich afspiegelen en openbaren de drie ambten van onzen Heere Christus, voor een vierde ambt geen plaats in de geïnstitueerde Kerk.

Prof. Bavinck in «Het Doctorenambt" zegt:

Voor zulk een ambt is in de kerk geen plaats (pag. 55); 't is onbewijsbaar, dat het doctorenambt op dezelfde wijze als dat van ouderlingen en diakenen door de apostelen onder leiding desGeestes ingesteld is (pag. 59); zij (de doctorenj hebben geen kerkelijk ambt in den engeren zin van dit woord (pag. 60).

De didaskalie was in de apostolische gemeenten oorspronkelijk geen ambt, maar een gave, (pag. 54).

Het is geen kerkelijk ambt in denzelfden strengen zin als dat van ouderling en diaken; het berust op eene gave des H. Geestes en is een dienst, welken de kerk behoeft om aan hare roeping te beantwoorden (pag. 64.)

Daarom zijn we hier eenigszins breedvoerig, omdat wij gaarne zouden willen, dat onze geachte collega's zien, dat dit niet is een vinding van den optimist Ds. Van de Kamp, maar dat we hier in goed gezelschap ons bevinden.

Onzes inziens verdient het aanbeveling, om te spreken van den «diens t" der doctoren, in tegenstelling met het «a m b f' der dienaren, ouderlingen en diakenen.

En nu de historische zijde, waarbij we ons bepalen tot de Ger. Kerken, en alleen enkele opmerkingen maken. We zijn zoo vrij hierbij te verwijzen naar 't werk van Prof. H.fH. Kuyper „De opleiding tot den dienst des Woords bij de Gereformeerden", pag. 328, V. V. Deel II, Eerste gedeelte, Hoofdstuk I, I 4, Kerkelijke bepalingen.

Hieruit blijkt voldoende, dat onze vaderen zeer beslist van meening waren, dat het doctoren-ambt niet was een eigenlijk kerkelijk ambt. Zij vereenzelvigden de doctoren met de professoren in de theologie.

De vertalers en herzieners van den Staten-Bijbel gaven als hunne meening te kennen, dat het pasto­ M raat van g o d d e 1 ij k e, en het doctoraat slechts van kerkelijke instelling was. J

De nationale synode van Dordrecht 1578 bepaalde Cap. Ill, 4 en 5 :

»De Professoren der Theologie zullen de belijdenisse des geloofs der Nederlantsche Kerken onderschrijven.

Gheen Professores der Theologie sullen moghen predicken, noch de Sacramenten bedienen dan die totten dienst des Woordts beroepen syn".

Art. 2 van de D. K. O. verklaarden onze vaderen in art. 18 aldus, dat het «ambt der Doctoren of Professoren in de Theologie is, de Heilige Schrifture uit te leggen, en de zuivere Leer tegen de ketterijen en dolingen voor te staan".

Dit is echter geen bijzondere, ambtelijke plicht, maar elk geloovige is naar gave en talent daartoe geroepen, ,

De professoren in de theologie werden door de overheid, niet door de kerk benoemd: en die aan de illustre scholen door den magistraat: een kerkelijke aanstelling bezaten ze niet.

Wel meenden onze vaderen, dat de professoren in de theologie evenals de dienaren des Woords de Drie formulieren van Eenigheid behoorden te onderteekenen en stelden daarvoor een formule op. Maar daarmede werden de professoren nog geen kerkelijke ambtsdragers, want art 53 D. K, O. zegt: «dat dit ook den anderen professoren en insgelijks den Rectoren en Schoolmeesters wel betaamt";

En een formulier, om de doctoren of professoren in hun kerkelijk ambt in de samenkomst der gemeente te bevestigen, hebben zij ons niet nagelaten.

Onze conclusie is dus, dat het ambt der doctoren geen kerkelijk ambt is in den eigenlijken zin des woords; de geïnstitueerde Kerken als zoodanig hebben noch een ambt noch de roeping om zelven wetenschappelijk de theologie te beoefenen; de wetenschappelijke beoefening gaat niet uit van 't instituut, maar komt op uit het organisme.

De geïnstitueerde Kerken hebben geen andere ambten dan die der dienaren, ouderlingen en diakenen; en aan de leer-en. regeerouderlingen is opgedragen het gebruiken van de sleutelen des hemelsrijks. Zij hebben dus te zorgen en te waken voor de zuiverheid van de uitlegging des Woords, der leer, der belijdenis, der kerkenordening, der sacramenten, der tucht. Zonder wetenschappelijke beoefening der theologie lijden deze diensten schade. Vandaar dat in de geïnstitueerde kerken als regel geldt, dat de Dienaren des Woords wetenschappelijk goed onderlegd behooren te zijn.

Dit alles is klaar en helder uiteengezet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1905

De Heraut | 2 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 augustus 1905

De Heraut | 2 Pagina's