Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om uwentwil arm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om uwentwil arm

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden”. 2 Cor. 8 : 9

De apostel Paulus schrijft in deze brief over de inzameling die voor de arme gelovigen in Jeruzalem gehouden wordt. De gemeente daar werd vervolgd en verschillende christenen waren gevlucht. Degenen die achter gebleven waren leefden in zeer behoeftige omstandigheden.

Als dan ook de apostel-vergadering samenkomt wordt de nood van Jeruzalems gemeente besproken en besloten dat in alle gemeenten een inzameling gehouden zal worden, om te helpen die nood te lenigen.

Paulus schrijft daar nu over aan de gemeente van Corinthe, en voert daarbij drie redenen aan om die gemeente tot offervaardigheid te bewegen.

In de eerste plaats wijst hij op het grote bedrag dat de gemeenten te Macedonië bij elkaar gebracht hebben. Deze gemeenten waren zelf arm, de apostel kon dan ook eigenlijk geen grote gave verwachten. Waaróm gaven deze mensen zoveel? Paulus zegt het ons: zij hadden zich eerst aan de Heere gegeven, en daarna aan ons. De Heere had hen lief, zouden zij dan de broeders niet liefhebben? Christus gaf voor hen Zijn leven, zouden zij dan hun aardse goederen niet in Zijn dienst besteden?

In de tweede plaats wijst Paulus op de grote rijkdom van de Corinthiërs. Zij zijn rijk gezegend met aardse en bovenal geestelijke goederen. Dat dan ook Uw gave. zegt Paulus, getuige moge zijn van Gods grote genade aan u bewezen en in u verheerlijkt.

Maar de derde reden die de apostel aanvoert is de belangrijkste: „want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden"; met andere woorden: uit Christus' armoede vloeit de ware rijkdom van Zijn volk, en dat verwekt ook ware dankbaarheid en liefde tot de broeders. Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus. Inderdaad, dat wist de gemeente van Corinthe. Zij wist dat door de prediking van het Woord. De apostel had onder hen het Evangelie gepredikt. Hij had zich in die prediking niet beziggehouden met de dingen die in die dagen in de politiek en het grote wereldgebeuren plaatsvonden, maar met de dingen Gods, met de dingen van Christus, en dan speciaal ook met Jezus' overgang van de hemelse heerlijkheid naar de aardse armoede.

Christus was rijk! Rijk in macht, rijk in liefde en rijk in heerlijkheid, want Hij was de Zoon van God. Hij kon getuigen: al wat de Vader heeft is Mijne.

En nu? Hij, Die van eeuwigheid God was werd mens! Hij onderwierp Zich aan de gevolgen van de zonde. Hij ging delen in het leed en de nood, die door de zonde over de wereld heenstroomt. Zie Hem liggen als klein kind in de kribbe te Bethlehem; zie Hem hongeren in de woestijn; zie Hem dorsten bij de Jakobsbron; zie Hem worstelen in Gethsemané; zie Hem hangen aan het vloekhout der schande.

Zó arm is Hij geworden. En met welk doel? Opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. Christus is arm geworden als gevolg van onze zonde. Eens zijn wij goed en naar Zijn beeld door God geschapen. Maar de eerste mens Adam is gevallen en wij met hem. We hebben de aarde verloren en we hebben de hemel verloren, en bovenal: we hebben God verloren. We leven niet meer in afhankelijkheid van Hem; we houden Zijn geboden niet. Als profeet vermelden we Gods lof niet meer. Als priester buigen we voor het altaar van onze afgoden en offeren tot eigen eer. Van koning zijn we bedelaar geworden. Voorgoed en volkomen hebben wij de deur van Gods gemeenschap dichtgedaan. Maar weetje wat nu zo vreselijk is? We hebben daar van nature heel geen last van. Met al onze zonde en armoede menen we van nature rijk en verrijkt te zijn, en geen dings gebrek te hebben.

En dan kunnen we zien op de armoedige omstandigheden waarin Christus op aarde verkeerde, de diepe réden van Zijn armoede zien we dan voorbij, nl. Zijn geheel vrijwillige liefde tot verloren zondaren.

Daarom is Christus in de nacht van ons zonde-bestaan afgedaald. Hij is een vloek geworden om vloekwaardigen met God te verzoenen. Waar geen weg meer was, dacht God Zelf een weg der verlossing uit. Het is een wondere weg, want het wonder van Gods liefde is, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft tot behoud van ellendige zondaren. Voor zulken verliet Hij Zijn hemelse heerlijkheid, opdat zij door Zijn armoede rijk zouden worden.

Deze geweldige boodschap mag en moet verkondigd worden, opdat zondaren van deze genade zouden wéten. Paulus schrijft: gij wéét ! Deze twee woorden van onze tekst mogen we niet over het hoofd zien, en we moeten ons afvragen: weten ook wij van deze genade? Ja, met ons verstand weten we er allemaal van. De boodschap van de Bijbel werd de meesten van ons al verteld, toen we nog erg jong waren. Toch is dit weten met ons verstand niet genoeg; want intussen leven we rustig voort, terwijl we Christus nog niet kennen als onze persoonlijke Borg en Zaligmaker.

Tussen weten en weten is een groot verschil. De apostel bedoelt hier: weten door het gelóóf. De gelovigen te Corinthe kenden Gods genade door ervaring in het hart, bij bevinding. En dat hebben ook wij nodig. Want anders staan we buiten de genade Gods, en dat wil zeggen buiten Christus.

De genade van Christus wéten, kénnen, dat is wat anders dan een geschiedenislesje kennen. Het wéten van de genade van Christus is een zaak van doorleving. Het is een wetenschap die geleerd wordt op de school van de Heilige Geest.

Als de Heere onze ogen opent voor ons zondaar-zijn, dan gaan we leren, echt wéten, hoe ontzettend arm we door de zonde geworden zijn. We hebben geen ware liefde tot God en Zijn geboden; geen macht om vruchten der dankbaarheid voort te brengen; geen geloof om te kunnen geloven. Zo wordt ook de wetenschap geboren: Uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid.

En dat is de weg, waarin de Heere plaats maakt in ons hart en leven voor een rijke Christus, Die arm wilde worden, opdat Hij armen met Zijn goederen vervullen zou. In Hem is gerechtigheid tot voldoening van al onze schuld. In Hem is heiligheid tot afwassing van al onze zonde. In Hem is verzadiging van vreugde, tot verlossing uit al onze droefheid. Door de toepassing van de Heilige Geest ontvangen wij Hem door het geloof in ons hart. En de geringste geloofs-toeeigening van deze arm geworden Zaligmaker vervult ons hart met een onuitsprekelijke vreugde en blijdschap.

Maar ook met liefde. Liefde tot Hem, Die daar Hij rijk was, arm wilde worden, opdat Hij armen voor eeuwig rijk zou maken. Wéét je er van?

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1984

Daniel | 32 Pagina's

Om uwentwil arm

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1984

Daniel | 32 Pagina's