Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MAARTEN EN GERT ALS SPEURDERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MAARTEN EN GERT ALS SPEURDERS

Ons vervolgverhaal (2)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Gert luistert. Ach, hij weet immers hoe 't gegaan is. 't Was als een kleine sneeuwbal, die van een helling rolde. Hij werd steeds groter en steeds gevaarlijker. Hij ziet hoe z'n vader z'n magere vingers nerveus in elkaar klemt. Tot nu toe heeft 't hem veel pijn gedaan te weten dat zijn vader een' dief is. Pas nu voelt hij ten diepste pijn óm zijn vader. Een dief, maar ó zo ongelukkig — en toch altijd nog z'n vader.

De tijd, die voor het bezoek uitgetrokken is, is toch nog gauw verstreken. Nadat vader uitverteld is, vertelt ook Gert van zijn logeerpartij op de pastorie. En als ze daarna afscheid nemen, voelt hij zich heel wat minder beklemd dan twintig minuten geleden.

Het telefoontje

Als Gert op de pastorie aankomt, is alles er stil. Als tijdelijke huisgenoot gaat hij door de achterdeur naar binnen en aarzelt toch nog om verder te gaan, veegt dan zorgvuldig z'n voeten en hangt z'n jas keurig weg. Hij ziet er teglen op nu de diverse familieleden te ontmoeten en dan direkt weer gewoon te doen.

Meteen doorbijten maar, denkt hij en' opent de deur van de huiskamer. Er is echter niemand. Ook uit de keuken komen hem geen geluiden tegen. Dan eerst maar even naar boven, naar z'n kamer.

Pas dan vindt Gert op de derde trede van de trap een briefje. Hij ziet dat het voor hem bestemd is. In mevrouws keurige, kleine handschrift staat er.:

„Gert, er is voor je gebeld van het politiebureau. Ze zullen om twee uur terugbellen. M'n man en ik zijn even een boodschap doen. Oma is in de zijkamer."

Gert legt verbaasd het briefje neer, pakt het weer op en leest 't nóg een keer. Ja, 't staat er echt — van het politiebureau. Wat is er nu weer? Heeft vader nóg iets Nee, dat kan niet, bedenkt hij en hij wordt kwaad op zichzelf om de lelijke gedachte die bij hem opkomt.

Terwijl Gert het briefje nog aan alle kanten staat te bestuderen zonder ook maar iets wijzer te worden, kiert de deur van de zijkamer open. Oma steekt haar witgemutste hoofd om het hoekje en zegt:

„Zo Gert, ben je daar al? Kom maar gerust even hier, hoor, als je zin hebt." Ze doet de deur verder open en Gert stapt cle kamer binnen, die voor oma is ingericht. Een verfijnd geheel is het niet, maar wel staan er haar meest geliefde meubeltjes en herinneringen, die toch een knusse, warme sfeer scheppen.

„M’n zoon is even een boodschap doen"', vertelt ze. „En m'n schoondochter is ook even mee gegaan. Ze kunnen trouwens ieder moment hier zijn, want 't is al haast etenstijd..." Gert zegt niet veel. Z'n gedachten zijn nog bij dat geheimzinnige briefje over de politie. Zou oma er iets van weten misschien? Weet ze eigenlijk wel dat hij bij vader op bezoek is geweest? Hij kijkt er haar op aan, zoals ze daar zit, met de handen voor een ogenblik rustig in haar schoot. Ze laat niets merken, maar Gert weet bij ervaring dat dat niets zeggen wil.

„Er lag een briefje op de trap voor me " waagt hij te zeggen.

„Ja, de politie heeft voor je gebeld. Maar waaróver weet ik niet."

„Nou ja, afwachten dan maar, " houdt Gert zich groot.

„Ja jongen, geduld is een schone zaak, " lacht oma. Ze zit hem tersluiks op te nemen. Wat gaat er in hem om? Ze had 'm vanmorgen weg zien gaan naar de bus. En ze had met hem te doen gehad. Wat had hij daar alleen, haast eenzaam, gelopen. Zijn schouders waren moedeloos afgezakt en z'n nek was zo smalletjes ge-

bogen boven het verschoten jack. Ze had spijt gehad dat ze niets meer tegen hem kon zeggen. Een simpel woord van bemoediging en medeleven

„Heb je een goede reis gehad, informeert ze voorzichting. Gert? "

Gert kijkt op, wat achterdochtig opeens. Probeert ze hem nu uit te horen? Maar haar heldere ogen in het goedige rimpelgezicht kijken hem zo trouwhartig aan, dat hij die gedachte onmiddellijk verwerpt.

„Ja, heel goed Weet u wel, waar ik naar toe ben geweest? "

Ze knikt. „Ja, ik weet 't, jongen. Is het een beetje meegevallen? "

„Ja, " zegt Gert volmondig, , , 't Is me erg meegevallen. Ik hacl gedacht dat "

En dan begint hij opeens te vertellen. Gek, maar hier kan hij opeens erover praten.

„Ik ik was eigenlijk kwaad op m'n vader. Maar nu ik er geweest ben, heb ik eigenlijk alleen maar medelijden, " besluit hij.

Oma heeft opgelucht zijn verhaal aan gehoord. „Gelukkig, Gert. 'k Had eigenlijk nog wel wat tegen je willen zeggen, vanmorgen. Dat je niet als rechter tegenover je vader moest gaan staan " Gert is tóch wat verbaasd. Dat hij dat nu zo aanvoelt, maar zij Een vreemde, en dan nog wel iemand, die zo trouw naar de kerk gaat. Hij probeert moeizaam z'n gedachten onder woorden te brengen'.

„Vindt u dat? Maar — u gaat toch naar de kerk? En daar zeggen ze toch dat de zonde gestraft moet worden? "

Oma glimlacht. „Dat zeg je heel goed. Zonde moet gestraft worden. Maar daar is in jouw r geval de rechtbank voor. En dan is daar ook nog de Goddelijke rechter. Voor jou geldt: Niet zeven maal vergeven, maar zeventig maal.

Gert denkt na. Hij begrijpt 't allemaal niet zo goed. Hij zou nog een heleboel willen vragen, maar het luidruchtige binnenkomen van Maarten en Peter maakt een eind aan hun gesprek.

Tien over twee.

„Gert, telefoon!"

Boven wordt eten deur opengegooid en Gert roffelt de trap af. Mevrouw Van Kampen staat bij het toestel en geeft hem de hoorn over. Dan verdwijnt ze naar de keuken.

Gert voelt z'n hart kloppen in z'n keel.

„Met Gert Bos”

„Dag meneer Pietersen!”

„Gaat wel. Ja, ik ben nog steeds op de pastorie."

Ja natuurlijk!"

„Ik? maar wat kan ik nou

Vanmiddag? En ik zou met Maarten' "

„Ja, mag dat? Dat zal hij wel willen."

„Ja goed. Dag meneer Pietersen."

Gert legt verbluft de hoorn op de haak, blijft even staan nadenken ; en komt dan opeens in aktie. Met drie, vier sprongen jacht hij de trap op, rent de overloop over en klautert clan de tweede trap op naar de zolderverdieping. „Maarten! Maarten!"

Maarten doet verbaasd de deur van de zolderkamer open.

„Nóuóu, " haalt hij uit. „Is er ergens brand? "

Gert stuift de kamer binnen en ploft op het bed neer.

„Maarten van Kampen, hou je vast! We zijn uitgenodigd vanmiddag op het politiebureau. Bij meneer Pietersen. Die ken je toch ook? "

Maarten knikt. Ja, die kent hij — maar aan die kennismaking is voor hem een minder prettige herinnering verbonden. En op visite gaan op het politiebureau Nou, hij weet echt wel wat prettigers te verzinnen.

„Wat moeten we daar dan doen? " vraagt hij gereserveerd.

Gert lacht. „Nou, best iets fijns. We worden ingeschakeld bij het opsporen van "

Nu wordt Maarten geïnteresseerd. „Opsporen? " vraagt hij gretig.

„Ja, van die lui die die vader gedwongen hebben om in te breken, " zegt hij flink. „En die móeten gevonden worden, want 't is hün schuld dat vader "

„Ja, natuurlijk, " zegt Maarten snel, „Maar wat kunnen wij nou doen? "

„Nou, ik ken natuurlijk wel een paar van vaders vrienden, snap je. En nu hebben ze bij de politie een heleboel foto's. En meneer Pietersen had 't ook nog over een adres in de stad, waar hij een een kijkje wilde nemen. Wie weet misschien "

Maar Maarten luistert al niet meer. Er gaat een wijd perspektief voor hem

open. Welke avonturen staan hen te wachten? Hij geeft Gert een por in z : n rug.

„Tjonge, Gert, wat leuk. We worden vast nog eens echte rechercheurs. Geweldig."

Op het politiebureau

Gert en Maarten hebben maar drie kwartier nodig om mevrouw Van Kampen op de hoogte te stellen en naar de stad te racen, 't Is nauwelijks drie uur als ze hun fietsen stallen in de rekken naast het politiebureau.

Ze worden toch wel wat zenuwachtig als ze de brede treden naar de hoofdingang opklimmen. In de grote, moderne hal zit een jonge agent achter een brede balie.

„Jongelui" zegt hij met een vragend optrekken van z'n wenkbrauwen.

De agient neemt via een interne telefoon kcntakt op met zijn collega. Dan knikt hij. , , 't Is in orde. Ga maar naar hem toe. Eerste trap op, derde kamer rechts."

Met een kriebelig gevoel in hun benen zoeken de jongens de aangeduide kamer op en kloppen aan.

„Binnen", klinkt een bekende stem.

Agent Pietersen zit achter een groot bureau, dat volgestapeld is met kranten en paperassen. Als hij de jongens binnen ziet komen loopt hij om het bureau heen en drukt hen de hand.

„Zo mannen, hoe gaat 't er mee? Ga d'r bij zitten. We hebben gemakkelijke stoelen zoals je ziet " Hij wijst naar een zitje aan de raamkant van de kamer. Zelf gaat hij weer achter z'n bureau zitten.

„Zeg maar weer meneer Pietersen, dat praat gemakkelijker, " zegt hij gemoedelijk en steekt een sigaar op. De jongens voelen zich direkt op hun gemak. Deze man weet haast een sfeer van gezelligheid te scheppen in de strakheid van het kantoortje. Zo meteen biedt hij ons ook nog een sigaar aan, denkt Maarten geamuseerd.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1975

Daniel | 20 Pagina's

MAARTEN EN GERT ALS SPEURDERS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1975

Daniel | 20 Pagina's