Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJ BROOD EN BEKER 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJ BROOD EN BEKER 2

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. K. Exalto schrijft over: Het avondmaal bij Luther.

Uit de Inleiding van zijn artikel halen we het volgende aan:

Wij zullen mogen veronderstellen dat het algemeen bekend is dat in de 16e eeuw de wegen der grote hervormers uiteengegaan zijn dank zij een verschillend inzicht in de leer van het avondmaal. Hoevele pogingen er ook door sommigen van hen in het werk zijn gesteld de verschillen te overbruggen, zij slaagden slechts gedeeltelijk, en in sommige gevallen slechts tijdelijk. Elk der hervormers heeft daaronder geleden. Dat geldt vooral van Bucer, de hervormer van Straatsburg en van Calvijn, de hervormer van Genève. Zij vooral hebben, elk op eigen wijze, getracht bruggen te leggen; enerzijds naar de kant van Luther en anderzijds naar de kant der zwinglianen. Het heeft hen diep gesmart dat zij daarin slechts zo gebrekkig slaagden. Dergelijke onophoudelijke en zeer intensieve pogingen als Bucer en Calvijn in het werk hebben gesteld om te komen tot eenheid in de leer van het avondmaal, treffen wij niet aan bij Luther. Minder dan Bucer en Calvijn had hij een oor om te luisteren naar anderen. Hij bleef strak op zijn stuk staan. Wij kunnen met de beste wil hem een zekere halsstarrigheid niet ontzeggen. Mogelijk heeft bij hem daarin meegespeeld de wetenschap dat hij, wat ook op de feitelijkheid berustte, de eerste onder de hervormers was. En natuurlijk was het ook zijn rotsvaste overtuiging dat alleen zijn inzicht in het avondmaal het enig juiste was. Toen het eenmaal de hervormers zelf niet lukte op dit punt tot elkaar te komen, lukte het bijna vanzelfsprekend hun volgelingen daarna ook niet. Trouwens, de wil zelf begon te ontbreken. De posities verstrakten zich. De dogmaontwikkeling ging voort. De eigen accenten werden steeds zwaarder gelegd. Tenslotte raakte men elkaar zo goed als geheel uit het gezicht kwijt. Men kreeg enerzijds de lutherse en anderzijds de gereformeerde orthodoxie. De avondmaalsleer werd tussen beide groepen een schibboleth.

Na de inleiding handelt Drs. Exalto over:

1. De ontwikkeling van Luthers avondmaalsleer, geeft hij 2. Samenvatting van Luthers avondmaalsleer en schrijft hij over 3. Luther over het gebruik van het avondmaal.

Een vermaning en aansporing - aldus Exalto is nodig, zegt Luther, opdat men zulk een grote schat die dagelijks onder de christenen wordt gebruikt en bediend, niet veronachtzaamt. Degenen die christenen willen zijn moeten bereid zijn dit hoogwaardig sacrament vaak te ontvangen. Luther laakt dan vervolgens de luiheid en traagheid van de grote menigte van het kerkvolk die, nu het bevrijd is van dwang en bevelen, laks is geworden. Er zijn er, zegt hij, die soms één, twee of drie jaar of langer niet aan het avondmaal deelnemen, alsof zij zulke sterke christenen zijn dat zij dit niet nodig hebben. Maar ook andere gevallen noemt Luther. Hij zegt: Er zijn er ook die zich laten afhouden en terugschrikken, omdat wij geleerd hebben, dat niemand moet toetreden als hij geen honger of dorst voelt, die hem ertoe drijft. Luther wil zeggen: En dat is juist onze bedoeling niet geweest. Sommigen zeggen, dat het vrij staat en het avondmaal niet nodig is, en dat het genoeg is dat zij gelovig zijn. Nu is het waar, zo gaat Luther verder, wat wij gezegd hebben, dat men vooral niemand ertoe drijven of dwingen moet, opdat men niet aan een nieuwe zielemoord zich zal schuldig maken. Inderdaad vindt men in de preken van de jonge Luther herhaaldelijk de vermaning zich niet tot het avondmaal te laten pressen door enig gebod van mensen. Thans, in 1529, heeft hij intussen ontdekt dat men ook misbruik heeft kunnen maken van zijn woorden. Vandaar zijn nu krasse uitspraak: „Maar dit moet men toch weten, dat zulke mensen niet voor christenen gehouden mogen worden, die zich zo lang van het avondmaal verre houden en er zich aan onttrekken”. En dan volgt de treffende uitspraak: „Want Christus heeft het niet daarvoor ingesteld om het als een schouwspel te bekijken, maar aan zijn christenen geboden om het te eten en te drinken en Hem te gedenken”. Als wij echte christenen zijn, zo vervolgt hij, en het sacrament in hoge waarde houden, zullen wij ons uit eigen beweging ertoe gedrongen weten. De eenvoudigen en zwakken echter, die toch ook graag christenen willen zijn, moeten ertoe aangespoord worden. Zij zullen moeten bedenken de nood, die hen ertoe zou moeten uitdrijven.

Drs. Exalto wijst er verder op, dat Luther in het gebod Gods de eerste noodzaak ziet tot deelname aan het heilig avondmaal, maar dat ook Gods belofte tot deelname moet bewegen en in de derde plaats dat christenen dat moeten doen terwille van zichzelf, terwille van de nood waarmee zij belast zijn. De schrijver haalt uitspraken uit preken van Luther aan en besluit zijn artikel als volgt: Ook ten aanzien van het avondmaal en het gebruik daarvan handhaafde hij het sola fide. Maar deze fides, dit geloof, was hem een levend geloof, een werkzaam geloof, een geloof dat niet enkel bestaat in een verstandelijk voor waar houden, maar dat aangevochten wordt, gepaard gaat met oprecht berouw van zonden en met hartelijke verlangens naar Gods genade in Christus. In hetgeen Luther over het avondmaal geleerd heeft liggen elementen die voor héél de kerk der Reformatie onopgeefbaar zijn, en onvergankelijke waarde hebben, maar van hetgeen Luther geleerd heeft met betrekking tot het gebruik van het avondmaal geldt dit in nog sterker mate. Hierin is hij een waar doctor Ecclesiae, leraar der gehéle kerk.

Dr. W. Balke schrijft over: De avondmaalsleer van Zwingli. Hij doet dit in enkele paragrafen: 1. De eigen ontwikkelingsgang van Zwingli, 2. Het godsdienstgesprek te Marburg (1529), 3. Het eigen karakter van Zwingli’s avondmaalsleer en 4. De praktijk van het heilig avondmaal.

Hij meent, dat het oordeel van Calvijn over Zwingli te scherp en zijn beoordeling onjuist geweest is.

Dezelfde schrijver leverde ook een uitvoerig artikel, getiteld: Het avondmaal bij Calvijn. Daarbij heeft hij de volgende hoofdindeling: 1. Calvijns avondmaalsleer, 2. Calvijns avondmaalsstrijd en 3. Calvijns avondmaalspraktijk.

Aan het einde van dit artikel schrijft Dr. Balke:

Het kenmerkende voor de avondmaalsviering voor Calvijn is gelegen in de bewoording van het sursum corda: de harten omhoog. Hier is het eigenlijke niet. De tekenen en zegelen van brood en wijn nodigen ons onze harten opwaarts in de hemel te verheffen waar Christus Jezus is. Geen aanbidding van de elementen, ook geen verachting van de elementen. Het is een gebod van Christus. Prachtig schrijft Calvijn in zijn Korinthe commentaar: „Nu, deze gemeenschap aan het lichaam des Heeren, welke ik zeg, dat ons in het avondmaal gegeven wordt, vereist geen plaatselijke tegenwoordigheid, noch nederdaling van Christus, noch zijn oneindigheid, noch iets dergelijks. Want omdat het avondmaal een hemelse handeling is, zo is het volstrekt niet ongerijmd dat Christus in de hemel blijvend, door ons ontvangen wordt. Want dat Hij Zichzelf aan ons meedeelt, dat geschiedt door de verborgen kracht van de Heilige Geest, waardoor de dingen, die naar de plaats wijd van elkaar zijn, niet alleen verzameld, maar ook samen tot één verenigd worden. Maar opdat wij aan deze gemeenschap deelachtig zijn mogen, moeten wij tot de hemel ons verheffen. Hier moet dan ons het geloof te hulp komen, omdat alle zinnen van het vlees bezwijken. Als ik zeg „geloof” zo versta ik niet allerlei mening, die op menselijke verdichtselen steunt, zoals velen dikwijls van het geloof roemend, grotelijks in dit stuk dwalen. Hoe dan ? Gij ziet brood en niets anders: maar gij hoort, dat het een teken van het lichaam van Christus is: twijfel niet, dat door de Heere vervuld wordt, wat de woorden doen horen, te weten, dat het lichaam, dat gij niet ziet, u een geestelijk voedsel is. Het schijnt ongelofelijk, dat wij door het vlees van Christus gevoed worden, dat zo ver van ons verwijderd is: bedenkt, dat het een verborgen en wonderlijk werk van de Heilige Geest is, dat gij niet met de maat van uw verstand behoort te meten.............. laat Hem in zijn hemelse glorie blijven en heft uw hart daarheen op, opdat Hij u vandaar zijner deelachtig make”.

Hiermee is de tijd van de reformatie afgehandeld en komt er een andere periode. Het artikel dat nu volgt is van de hand van Dr. T. Brienen, maar dat moet wachten tot de volgende keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's

BIJ BROOD EN BEKER 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's