Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gezegende reis van de Kamerling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gezegende reis van de Kamerling

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want hij reisde zijn weg met blijdschap". Hand. 8 : 39b.

De wereld is een woestijn en het leven een reis. Die woestijn is vol gevaren en het leven vol bezwaren. Vroeg of laat komt de mens met het levensleed in aanraking en zal aan de lijve gevoelen, dat hij niet meer woont in een Paradijs, maar in een tranendal.

Als we de tranen konden tellen, welke onder de zon worden geschreid,

als we de zuchten konden horen, die onder de zon worden geslaakt,

als we het leed konden zien, dat onder de zon wordt geleden, we zouden geen moed meer hebben om te leven.

Voltaire heeft gezegd: „Vreugde is slechts schijn, de smart is de werkelijkheid".

Voor de natuurlijke mens is dat inderdaad waar. Al klinken dagelijks de vreugdeklanken op uit de vrolijkheidspaleizen van deze tijd, er is toch geen echte, diepe, intense vreugde.

De vreugde der wereld is breed, maar heeft geen wortel en daarom ook geen bestand.

Als we het leven leren zien bij hoger licht, weten we, dat de mens niet geschapen is om ongelukkig, maar gelukkig te zijn.

In Zondag 3 van onze Heidelberger wordt geleerd, dat God de mens naar Zijn beeld geschapen heeft, opdat hij God zijn Schepper recht kenne, van harte liefhebbe, om met Hem in de eeuwige zaligheid te leven, om Hem te loven en te prijzen.

Maar toen de mens in ere was heeft hij het niet verstaan. Moedwillig heeft hij de band met zijn Maker verbroken. We kunnen pas echt gelukkig worden als de breuk met God wordt hersteld.

Door de geloofsvereniging met Christus wordt de mens geleid tot God de Bron van vreugd.

Dat voorrecht schonk de Heere aan de kamerling. Al was zijn weg een woeste weg, en al liep die weg door de woestijn en al nam de Geest des Heeren Filippus weg, het hinderde hem niet, want hij reisde zijn weg met blijdschap.

Met een bezwaard hart was hij naar Jeruzalem getogen. De Schrift-en Wetgeleerden hadden zgn ziel met inzettingen belast.

Het vergieten van het bloed der paaslammeren had hem doen verstaan: „Zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving".

Zonder voldoening is er geen verzoening.

Het ene lichtpunt in zijn sombere leven was, dat hij een vertaling van het Oude Testament uit het Hebreeuws in het Grieks had kunnen kopen. Nu kon hij Gods Woord lezen.

Voor die zoon van Cham kwam de hemel in beroering.

Een engel gaf aan de Jeruzalemse diaken Filippus opdracht om te gaan naar de weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza.

De 'kerk was gekomen in een staat van geestelijke mondigheid en daarom gaan de engelen op de achtergrond.

Bij de geboorte van Christus gaat een engel rechtstreeks tot de herders, maar na de Pinksterdag gebruikt de Heere Zijn knechten. Door de dienst van Filippus opent Gods Geest het Evangelie van Jesaja en mag de Moorman Christus omhelzen als zijn schuldovernemende Borg. De Heere heeft zijn zak ontbonden en zijn ziel met vreugde omgord.

Hij geeft sieraad voor as en vreugdeolie voor treurigheid.

In de H. Doop ontvangt hij het teken en zegel van de gewisse weldadigheden Davids.

De Moorman heeft het oude Jeruzalem achter zich en het Nieuwe Jeruzalem vóór'zich.

Hij heeft het Woord Gods vóór zich als een lamp en de Geest Gods in zich als zijn Leidsman.

Hier schijnt het licht van het universele Christendom. Hier beluistert ge het Evangelie van de wereldkerk.

„Al de heidenen, die Gij gemaakt hebt, zullen komen en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen en Uw Naam eren, want Gij zrjt groot, Gij doet wonderwerken, Grj alleen zijt God".

Waren er maar meer zulke ongelukkige mensen, die het in de wereld niet meer konden uithouden. Die het Wettisch Jeruzalem de rug toekeren, en die onder de bediening van de Geest van Christus de ware blijdschap des geloofs leren smaken.

Zij zullen wel door vele verdrukkingen ingaan in het Koninkrijk Gods, maar toch het beginsel der eeuwige vreugde in hun hart gevoelen.

Uit dat vreugdezaad groeit, de volle vreugdeoogst. Want zij zullen met gejuich tot Sion komen, eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen.

De Filistijn, de Tiriër, de Moren, Zijn binnen U, o Godsstad voortgebracht. Van Sion zal het blijde nageslacht Haast zeggen: deez' en die is daar geboren.

Ds. A. DE BLOIS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1947

Daniel | 8 Pagina's

De gezegende reis van de Kamerling

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1947

Daniel | 8 Pagina's