Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een troostrijke belofte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een troostrijke belofte

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen.'' (Jes.42:3)

We hebben dat allemaal wel eens gezien: grote rietvelden, groeiend op waterrijke plaatsen, met daartussen een rietstengel, waarvan de pluim omlaag hangt. Dat geef een wat trieste aanblik. En zo is het nu ook met het volk van de knecht des HEEREN, waarover Jesaja spreekt in dit hoofdstuk. Dat volk is zwak in zichzelf en verkeert in een treurige toestand. "Gekrookt riet" is riet dat vanwege een zwakke plek of door een harde stormwind geknakt of geplet is (Hellenbroek). Verder wordt dat volk vergeleken met een "rokende vlaswiek". Bedoeld wordt de linnen draad (uit vlas gemaakt), die men aanstak om licht te verspreiden en die zo diende als lampje. Deze draad (of lemmet) lag met het uiteinde in een aardewerken potje, waarin men olie goot. Zolang er genoeg olie was, bleef de lemmet wel branden. Maar nu zegt onze tekst "een rokende vlaswiek", d.w.z. het gaat hier om een draad die bijna opgebrand is, omdat er geen olietoevoer meer is. Zo'n smeulende, rokende draad verspreidt geen licht, maar rook met een onaangename walm! Dit beeld ziet eveneens op de kwijnende toestand van het volk van de Knecht des HEEREN.

Wie zijn nu die gekrookte rieten en die rokende vlaswieken in het geestelijke leven? O, het zijn zij die door de Geest Gods bearbeid zijn, maar in zichzelf zo zwak en ellendig zijn. Het zijn zij in wier leven de Geest een hartelijke droefheid naar God gewerkt heeft. Het zijn zij die in hun eerste overtuigingen lopen. Het zijn zij in wie de liefde Gods is uitgestort. Het zijn zij die door wederbarende genade op de weg des levens gebracht zijn. Maar, wat is vaak de gestalte van dat volk waarin de Heere werkt? Het is de gestalte van kleingeloof Net als het gekrookte riet vertonen zij een treurige aanblik. Zij treuren over hun zonden en ongerechtigheden. Zij lopen ongelukkig over de wereld, vanwege hun Godsgemis. Als de Heere eens overkomt, dan wordt hun ziel verblijd en mogen ze wel eens zingen: „God heb ik lief.." Maar als de gevoelige nabijheid gemist wordt, dan worden ze verschrikt en dan krijgen ze a.h.w een knak. En als de Heere hen dan alleen laat, dan dreigen ze net als die rokende vlaswiek uit te gaan...

Onze Dordtse vaderen hebben oog gehad voor deze kleinen in de genade en zwakken in het geloof Zij spreken van degenen die het levend geloof in Christus of het zeker vertrouwen van het hart, de vrede van het geweten, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken. Hoewel zij die middelen gebruiken kunnen zij nochtans in de weg van de Godzaligheid en van het geloof zo ver nog niet komen als zij wel wilden. Deze moeten niet mismoedig worden, aangezien de barmhartige God beloofd heeft dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen en het gekrookte riet niet zal verbreken (D.L. 1,16).
Want nu is er voor zulken een belofte in Gods Woord. Een adventsbelofte aangaande de Knecht des HEEREN. Hij zal dat gekrookte riet niet verbreken en die rokende vlaswiek niet uitblussen. Hij, de Knecht des HEEREN, weet van hen a£ Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. De kanttekening van de Statenvertaling: „Dat is. Hij zal geduld hebben met de zwakheden van de arme zondaren, en Hij zal hun verslagen consciëntiën verkwikken en hen vertroosten met de belofte van de vergeving der zonden."

Wat een geduld heeft Jezus gehad met de zwakheden van Zijn volk. Wat een geduld had Hij met Zijn discipelen toen hun hart verhard was, omdat zij niet gelet hadden op de breking van het brood. Wat een geduld had Hij met hen toen zij schreeuwden van vreze in de storm op zee. Wat een geduld had Hij met Johannes de Doper toen hij het niet meer wist in de gevangenis. Wat een geduld had Hij met Zijn discipelen toen zij sliepen in de hof van Gethsémané. Wat een geduld had Hij toen zij allen Hem verlieten. Wat een geduld had Hij met Thomas, toen hij niet kon geloven in een opgestane Jezus.

De Knecht des HEEREN weet wat van Zijn maaksel zij te wachten, namelijk dat zij zwak van moed zijn en stof van jongs afzijn geweest. Ja, Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht. Hun bede zal Hij nimmer afwijzen. Het „gekrookte riet zal Hij niet verbreken". Hij zal schenken "vreugdeolie voor treurigheid". Hij schenkt nieuwe kracht om te strijden. „Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer, wacht dan, ja wacht, verlaat u op de Heer'..."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 december 1997

Terdege | 140 Pagina's

Een troostrijke belofte

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 december 1997

Terdege | 140 Pagina's