Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKERAAD BEVOEGD OM GEMEENTE UIT HET KERKVERBAND LOS TE MAKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKERAAD BEVOEGD OM GEMEENTE UIT HET KERKVERBAND LOS TE MAKEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Arrest gerechtshof proces Geref. Gemeenten

Vonnis bekrachtigd, waarbij eis op het vermogen niet ontvankelijk was verklaard

Het gerechtshof té *s-Gravenhage heeft gisteren, zoals in (het kort is gemeld, in 'het proces tussen de beide te dezer stede gevestigde Geref. Gemeenten bekraohtigd het twee jaar geleden door de rechtbank te Rotterdam gewezen vonnis. Eiseres, dat is de Geref. Gemeente op 't Stationsplein, stelde in haar eis, dat zij is de aloude Geref. Gemeente te Gouda, die eigenares is van de ker- -kelijke goederen van de Geref. Gemeente te Gouda vóór en na de scheuring in juni 1953, en dat gedaagde, de Geref. Gemeente onder leiding van Dr. C. Steen'blok, niet is de aloude Geref. Gemeente te Gouda en dus generlei redht heeft op de goederen, en met name niet gereöhtigd is tot het gebruik of genot van het kerkgebouw aan (het Stationsplein of de andere onroerende goederen. De rechtbank had eiseres in haar vordering op de kerkelijke goederen niet ontvankelijk verklaard. Zij is niet de oorspronkelijke gemeente en kan dus op het vermogen van die gemeente geen rechten doen gelden, aldus de rechtbank, die de gemeente van Dr. Steenblok tot de aloude Geref. Gemeente te Gouda had verklaard. Van dit vonnis was eiseres in appèl gegaan.

Losmakingsbesluit rechtsgeldig

In zijn arrest heeft het hof overwogen, dat appellante in haar grieven bij henhaling betoogt, dat een plaatselijke gemeente vplgens het ten deze toepasselijke kerkrecht niet bij kerkeraadsbesluit 'het verband, waartoe zij beihoort, kan verbreken. Het hof achtte - het daarom gewenst deze vraag in de eerste plaats te beantwoorden. Het is hierbij tot de konklusie gekomen, dat in het aloude gereformeerde kerkrecht steeds gehoorzaamheid aan Gods Woord en het geweten is gesteld 'boven gehoorzaamheid aan besluiten van synoden enz., en dat onder bepaalde omstandigheden als uiterste middel de losmaking van het kerkverband mogelijk is, ja zelfs geboden kan zijn. Op grond van de grondslagen der Dordtse kerkorde, zoals die te %anden zijn in de artikelen 31 en 84 en zoals die ook in het oude gereformeerde kerkrecht zijn - beschouwd, is het hof van oordeel, dat een kerkeraad, indien hij te goeder trouw meent, dat gehoorzaamheid aan Gods Woord losmaking der gemeente uit het kerkverband eist, hiertoe bevoegd is. Hierna heeft het 'hof onderzocht of zich in deze een geval voordoet, waarin de kerkeraad op grond van gehoorzaamheid aan Gods Woord en geweten de gemeente uit -het kerkverband kon losmaken. Het 'komt hierbij tot de 'konklusie, dat uit de overwegingen van de meerdenheid van de kerkeraad blijkt, dat niet één bepaald leerbesluit der synode tot het besluit tot losmaking heeft geleid, doch dat de meerderheid vóór het losmakingsbesluit stemde op grond van de ontwikkeling in het synodaal verband, welke ontwikkeling blij'k-ende uit tal van ervaringen geleid had tot een volgens de meerderheid onschriftuurlijke prediking. Voorts blijkt, aldus het 'hof, dat die meerderheid - krachtens haar innerlijke overtuiging, gebouwd op de regelen der Schrift en de Formulieren van Enigheid, van oordeel was, zo lang dergelijke afwijkingen in de prediking werden geduld, niet in het kerkverband te kunnen bleven.

Recht van mening

Het gereohtsihof zegt, dat door het hof niet mag worden beoordeeld of de meerderheid de door haar opvatting «ntstane gewetensvraag juist heeft beantwoord, doch de meerderheid in elk geval zonder willekeur of kwade trouw kon menen, dat losmaking op grond der voortgaande ontwikkeling plicht was. Het hof konkludeert, dat moet worden aangenomen, dat de kerkeraad bevoegd was een besluit tot losmaiking te nemen. Voorts heeft het gerechtshof overwogen de bij appèl opgeworpen grief, dat ten onrechte door de rechtbank aan de kerkeraadsbesluiten rechtsgeldigheid is ontzegd. Het konkludeert, dat de rechtbank tereöht heeft geoordeeld, dat het op 23 juni 1953 genomen besluit nietig was, omdat het is genomen op een vergadering, waartoe niet alle leden behoorlijk waren opgeroepen. Wat het 'besluit tot losmaking ter vergadering van 29 juni 1953 betreft, in welke vergadering de kerkeraad volledig aanwezig was, komt het hof tot de konklusie, dat dit besluit rechtsgeldig was. In de overige grieven heeft appellante aangevoerd, dat de dertien kerkeraadsleden, die de meerderheid vormden, de kenkeraad van de oorspronkelijke gemeente hebben verlaten. Het hof kan niet inzien, dat de dertien ambtsdragers door hun gedragingen hebben gedesisteerd van hun lidmaatschap en heibben opgeihouden met de ambtsuitoefening in de oorspronkelijke gemeente. Integendeel, aldus het hof, uit hun gedragingen is duidelijk op te maken, dat zij deze ambtsuitoefening wensten voor te zetten.

Classis niet kompetent

Inzake de grief, dat de rechtbank ten onrechte de Classis onbevoegd acht ambtsdragers te ontzetten, zegt het hof, dat dit betoog ten aanzien van ouderlingen en diakenen onjuist is, nu krachtens artikel 79 Dordtse Kerkorde afzetting van deze ambtsdragers in eerste instantie dient te geschieden door de kerkeraad der betrokken gemeente en daarnaast gelegen gemeente, en derhalve niet door de Classis. Appellante heeft aangevoerd, dat in de praktijk der kerkorde meermalen kerkeraden of kerkeraadsleden uit hun ambten zijn ontzet op gezag van classes en synoden, doch het hof meent, dat deze feiten de duidelijke bepaling in de kerkorde omtrent de kompetentie niet opzij kunnen zetten. Wel is het betoog ten aanzien van de predikant juist, doch dit heeft voor deze procedure geen gevolg, daar door de afzetting van Dr. Steenblok door de Classis geen ouderling- en diakenvakatures ontstonden, zodat desondanks de in funktie zijnde ouderlingen en diakenen in funktie bleven en dus niet door de kerkeraadsleden van appellante konden worden vervangen. Voorts overwoog het hof, dat het besluit der Classis werd genomen nadat de gemeente bij kerkeraadsbesluit was losgemaakt uit het synodaal — en dus ook uit, het classikaal — verband, zodat ook deswege dit classikaal besluit voor deze procedure geen rechtsgevolg kon hebben. Wat betreft de grief van appellante, dat het verbreken van-het kerkverband scheurmaking is, in artikel 80 Kerkorde met afzetting bedreigd, hetgeen zou meebrengen, dat de dertien kerkeraadsleden, die de meerderhid vormden, geen beroep meer mochten doen op hun ambt, zegt het hof, dat vaststaat, dat van deze dertien de twaalf, die het ambt van ouderling of diaken uitoefenden, niet door de bevoegde lichamen zijn afgezet, en dat het betoog, dat zij zonder afzetting door hun handelwijze automatisch hun ambt zouden verliezen, geen steun vindt in de Dordtse Kenkorde. In een volgende grief betoogt appellante nog, dat de dertien kerkeraadsleden ophielden de gemeente te presenteren, omdat zij, wetende dat twee-derde der gemeenteleden niet met de losmaking instemden, de gemeente hierover niet hebben gehoord. Daargelaten dat geïntimeerden deze wetenschap hebben ontkend, zegt het hof, dat het niet horen der gemeente, hoezeer wellicht een beleidsfout, niet het door appellante hieraan verbonden gevolg heeft.

Andere onbevoegd

Inzake de grief, dat de rechtbank ten onrechte rechtskracht ontzegt aan de afzetting der twaalf en de schorsing van de predikant door de kerkeraden van Rotterdam-Zuid, Rotterdam-Centrum en Moerkapelle, zegt het hof, dat deze kerkeraden terecht door de rechtbank hiertoe onbevoegd zijn geoordeeld, nu artikel 79 Kerkorde voorschrijft, dat hiertoe eigen 'kerkeraad en die der naastgelegen gemeente bevoegd zijn, hetgeen uitsluit, dat drie andere kerkeraden hiertoe buiten die der eigen gemeente om bevoegd zouden zijn. Ten aanzien van de grief van appellante, dat het losmakingsbesluit en zijn effektuering in de gegeven omstandigheden — mede gelet op de gronden en de aanleiding en de bezwaren van de meerderheid der gemeenteleden — in strijd was met de eisen van redelijkheid, billijkheid en goede trouw, en opleverde misbruik van bevoegdheid, zegt 'het hof, dat gezien het oordeel van de meerderheid der kerkeraadsleden, dat zij alleen door de gemeente los te maken Gode gehoorzaam waren, niet gesproken kan worden van een besluit, dat in strijd was met eisen van redelijkheid, billijkheid en goede trouw, en opleverde misbruik van bevoegdheid. Immers, zo zegt het hof, de kerkeraad heeft tot taak leiding te geven aan de leden der gemeente en de daartoe nodige besluiten te nemen overeenkomstig hetgeen hij in geweten meent Gode verplicht te zijn, ook zelfs wanneer de meerderheid dier leden het niet met hem eens mocht zijn. Het gerechtshof konkludeert uit dit alles, dat de grieven van appellante niet tot vernietiging van het vonnis der rechtbank kunnen leiden en heeft daarom dit vonnis bekrachtigd, met veroordeling van appellante in de proceskosten, begroot op ƒ 1251.15.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1959

De Saambinder | 4 Pagina's

KERKERAAD BEVOEGD OM GEMEENTE UIT HET KERKVERBAND LOS TE MAKEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1959

De Saambinder | 4 Pagina's