Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EN NOOIT MEER OUDE PSALMEN ZINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EN NOOIT MEER OUDE PSALMEN ZINGEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

R.A. Bosch, EN NOOIT MEER OUDE PSALMEN ZINGEN, Zingend geloven in een nieuwe tijd 1760-1810, 397 blz., ƒ 39, 90, Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer 1996.

De tweede helft van de achttiende eeuw staat in de Vaderlandse kerkgeschiedenis niet bepaald te boek als een bloeitijd van het gereformeerde kerkelijk leven en de gereformeerde theologie. Toch is dit de periode waarin de psalmberijming van 1773 tot stand gekomen is. Deze psalmberijming vormt voor de schrijver het startpunt van de beschrijving van de ontwikkeling van het kerklied in reformatorisch Nederland in dit tijdvak, met de Evangelische Gezangen {\S06) als eindpunt. Anders dan de titel in eerste instantie doet vermoeden, ligt daar de spits van zijn betoog. Bosch biedt ons een boeiend panorama van de historische ontwikkeling. Na een uitvoerige oriëntatie, waarin het onderwerp in historisch en theologisch perspectief wordt gezet, volgt het hoofddeel: Evangelisch zingen. Eerst wordt de situatie beschreven die aan het ontstaan van de Staatsberijming van 1773 voorafgaat (57-88). Daarna laat de schrijver ons kennismaken met een groot aantal dichters en musici (115-303). Met belangstelling heb ik daarbij kennisgenomen van de gegevens die hij aanreikt over Joh. Eusebius Voet, van wie de meeste psalmen (ca. 75) - zij het vaak in sterk gewijzigde vorm - in de bovengenoemde berijming werden opgenomen. M.i. had dit deel nog in waarde gewonnen als er wat meer aandacht was geschonken aan de dichters van het genootschap Laus Deo Salus Populo, de tweede belangrijke 'leverancier' van de berijming. Terloops komen wel (de vrijmetselaar (!)) Henry Jean Roulaud, Bemardus de Bosch en Lucas Pater ter sprake, maar de belangrijkste (leidinggevende) figuren, Nicolaas Simon van Winter en zijn echtgenote Lucretia Wilhelmina van Merken (van wie o.a. de bekende berijmingen van Psalm 23 en 42 afkomstig zijn) ontbreken. Onder de dichters die behandeld worden neemt de Amsterdamse predikant Rutger Schutte een belangrijke plaats in. Zijn gezangen werden getoonzet op muziek 'naar Italiaanse smaak', dat wil zeggen: niet-strofische, rijk versierde, galante melodieën, te begeleiden door een continuo. Dat deze liederen daarmee beperkt bleven tot de (rijkere) huiskamers en voor de 'gewone' gemeente onuitvoerbaar waren, zal duidelijk zijn. De meest kleurrijke figuur vormt de predikant Ahasveros van den Berg. Hij wordt in dit boek - terecht - getekend als de grote stimulator van de kerkzang. De psalmberijming moest daarbij functioneren als 'Vorstufe' voor de Evangelische Gezangen.

De laatste paragraaf van het hoofddeel wordt besteed aan het ontstaan, de introductie en de ontvangst van deze bundel. De basis voor de samenstelling vormde Van den Berg's Gedachten over geestelijke oden en liederen waarin hij zijn visie op de kerkdienst (de aanbidding vormde daarvan volgens hem het meest wezenlijke deel) en het kerklied uiteenzette. De commissie die de bundel voorbereidde, met Van den Berg als voorzitter, nam de meeste van zijn ideeën over. Wat betreft de indeling van de bundel was er plaats voor het bezingen van themata uit wat toen algemeen gold als de gereformeerde geloofsleer, of - juister nog — de gevoelens die daardoor opgeroepen konden worden. Aparte rubrieken vormden de christelijke feestdagen en de kerk. Daarnaast toonde de bundel zich een kind van zijn tijd (de - op Duitsland georiënteerde - romantiek) door het bezingen van de natuur en de jaargetijden. Het zwakke punt van de bundel is toch wel het te grote accent op de leefwereld van de 'gewone man' anno 1805. Er werd geen plaats ingeruimd voor liederen uit de traditie van de kerk. Node missen we het beeldend taalgebruik, de psalmen zo eigen. Volgens Bosch ligt hier de kern van het verzet tegen de bundel en de grote hang naar de Psalmen (330).

De schrijver besluit zijn boek met een aantal conclusies en een vooruitblik naar het Liedboek 2000. Daarin stelt hij onder meer: 'Introductie van wijzigingen in liturgische structuren zal net als het ongewijzigd laten van verouderde vormen spanningen oproepen; de kunde om deze te beheersen kan gevoed worden door analyse van het verleden' (351).

Dit boek biedt een uitstekend panorama en prikkelt tot een nadere bestudering van de deelonderwerpen. Vermeldenswaard zijn nog de illustraties en de uitgebreide bibliografie.

H.

H.J.d.B.jr.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Theologia Reformata | 357 Pagina's

EN NOOIT MEER OUDE PSALMEN ZINGEN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

Theologia Reformata | 357 Pagina's