Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geliefde vrienden IN HET OUDE VADERLAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geliefde vrienden IN HET OUDE VADERLAND

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schrijven is en blijft voor mij een zwaar werk, omdat ik steeds ervaar dat ik een eigeneerzoeker ben en ook later meest beschaamd ben om wat ik weer geschreven heb. Zo heb ik al menige brieven geschreven aan vrienden, die gereed lagen voor de post, maar ik heb ze teruggehaald en stuk gescheurd. Nu is dit dezelfde ervaring als in mijn spreken. Het is wel eens geweest, dat ik het er in mijn schatting zo laag had afgebracht, dat ik van schaamte graag weg wilde lopen, te beschaamd om onder de ogen van de mensen te komen. Maar toch leert men in zulke wegen armen en benen breken en een noodgeschrei tot God opheffen om licht en sterkte en genade voor eigen hart en voor het werk dat men niet machtig is. Als men dan in zulk een legering je preekje of schrijven afkeurde, dan zou men niet boos kunnen zijn. Maar op een andere keer zou het weer kunnen geschieden dat men boos werd en zou zeggen: „Kijk jij ook eerst maar eens naar jezelf, dan heb je ook meer dan genoeg." Nu vrienden, met zo'n eigenaardige briefschrijver heb je nu steeds te doen. En het wordt er niet beter op. Maar wel kan men verkeerd begrepen worden in zijn schrijven, hetwelk aan de schrijver kan liggen vanwege zijn onduidelijk schrijven, maar ook aan de lezer die het verkeerd opvat. Zulk een staaltje heb ik in mijn jeugd eens meegemaakt.

Jonge mensen, die dit lezen, hebben jullie ook al eens iets in die zin meegemaakt ? Dan kunt ge zien dat er tweeërlei mensen op aarde zijn. Een kind van God bij wie ik was, het was mijn oom, had een zeer vijandige zuster. Nu woonden ze betrekkelijk ver bij elkander vandaan. Daarom hielden ze een regelmatige briefwisseling. Nu gebeurde het een keer, dat die zuster een brief schreef, waarin duidelijk uitkwam, dat ze zichzelf zo slecht niet achtte. Neen, er waren er nog duizenden minder dan zij.

Tussen twee haakjes: Van dat hondje ben ik ook gebeten. Al is mijn belijdenis wel anders, maar in de beleving de minste voor God en mensen te worden, daar is Gods genade toe nodig. Die farizeër sterft maar niet van binnen. Hij loopt altijd maar voorop. Het zal een wonder zijn, als de Heere een tollenaarsgestalte zal geschonken hebben. Al komt hij dan ach-

teraan, maar als de tollenaar eens uit mag komen, dan smelt al het onze weg als sneeuw voor de zon. Doch dan komt er ook plaats voor Hem, van Wie smalend gezegd werd: „Deze ontvangt tollenaren en eet met hen."

Doch ter zake: mijn oom schreef haar een briefje terug met de volgende opmerking: „Och arme zuster, het is wel erg, maar werkelijk waar, u bent nog te goed voor de hel."

Doch vrienden, wat viel dat verkeerd ! Zij nam het letterlijk op en greep dan ook direkt naar de pen. Nu, de brief die ze toen schreef, daar konden de honden geen brood van eten. Ze schreef o.a.: „Dat je een vreselijk liefdeloos en hoogmoedig mens bent, die denkt beter te zijn dan ik, dat wist ik allang, maar dat je zover gezonken was, dat je mij nog te goed voor de hel vindt, dat gaat alle beschrijving te boven. Nu openbaar je wel welk een duivel je bent, want al weet ik niet veel van de Bijbel af, dit heb ik toch wel gehoord, dat het in de hel al vreselijk genoeg moet zijn. Daar hoor je nooit veel goeds van. Maar die is voor mij, volgens uw duivels bestaan, nog niet erg genoeg. Daar moet voor mij, volgens uw duivels bestaan, een nog veel zwaardere plaats zijn of gemaakt worden. Zoiets wordt je dan geschreven van je enige broer op aarde. Wel, die lieve broer is zogenaamd bekeerd, doch kijk eens naar jezelf." Nu, toen kwam er een geheel relaas van zijn vroeger leven, toen hij in de wereld leefde. Op zijn 21e jaar had de Heere hem krachtdadig uit de wereld getrokken.

Doch nu kort: hij moest juist weg, toen hij dat briefje gelezen had, om een woordje te gaan spreken. Maar het was zo in zijn natuur gevallen, dat als hij er tijd voor had gehad, hij ze direkt een kwade brief had teruggestuurd. Hij had ze nog wel eens wat toegestoken, want ze had het niet breed op de wereld. En dan nu zo'n brief ? Hij had het toch zo goed bedoeld. Zijn bedoeling was toch alleen, dat de Heere ze nog eens een heiwaardige mocht maken, enz. Zo zijn we allen maar te goed voor de hel, tenzij de Heere ons onder Zijn Goddelijke deugden doet vallen. Dan gaat het een wonder worden, dat de Heere zulk een mens niet verteert, krachtens Zijn rechtvaardigheid en heiligheid. Nu zou ik hem naar de trein brengen. In het eerst sprak hij over het onrecht hem aangedaan. Ze zou niet veel weldaden meer van hem genieten en hij zou een ongezouten brief aan haar terugsturen. Doch daar opeens sprak hij niet meer. Ik keek als jongen hem eens aan en ik zag grote tranen over zijn aangezicht lopen. Dan nog even en hij stond stil en hij sprak: „Jan, mijn jongen ! Wat er nu met kracht in mijn hart kwam ? Wel: Omdat gij van de wereld niet zijt, daarom haat u de wereld."

Vrienden, zijn zakdoek werd nat van zijn tranen. Neen, dat kon hij niet klein krijgen. Hij niet van de wereld! Hij werd de goddelooste, de heiwaardigste der zondaren. Hij sprak: ., Als dat waar is, dan is dat een vrucht uit de eeuwigheid vandaan en alleen verdiend door die dierbare Borg en dat voor mij." Wij waren bij het station gekomen. Hij zag geen mensen meer. Evenwel wilde hij zijn tranen verbergen.

Vrienden, als de Heere Zijn liefde in het hart uitstort van zulk een tollenaar, dan gaat er wat van uit. Wij namen afscheid. Zijn laatste woorden waren tegen mij: „Zeg tegen uw tante, dat ik zo'n groot monster ben, maar God zo goed voor me is, dat ik uitgeschreven ben tegen mijn zuster, hoor !" Zo, vrienden, zou ik door kunnen gaan over wat ik nu veertig jaar geleden ondervonden heb onder dat oude volk.. O jonge mensen, dat missen \yij nu zo. Ik liep toen zelf ook onder een eisend recht en een hemelhoge schuld. Daarom heb ik dat zo onthouden. Behalve de enkelen waar je van harte mee verenigd bent en bij wie je jezelf veel minder acht, leef ik toch in mijn gedachten meer met het volk dat al boven is. Eens gebeurde het, dat een kind Gods in de nacht mocht geloven dat de Heere een ware bekommerde ziel in vrijheid wilde stellen. Ze kon geen letter lezen, doch werd onderwezen door de Heere. 's Morgens vroeg kwam die man al bij deze vrouw. Het licht brandde. Het eerste wat hij vroeg, was: „Is het gemeste kalf geslacht.? Hebt u het beste kleed ontvangen, enz. ? " Vrienden, de vrouw, een arme weduwe ging vertellen wat de Heere gedaan had die nacht. En ze begonnen vrolijk te zijn. Ze juichen nu beiden voor Gods troon. Ze hadden allebei nog een zalig sterfbed ook, al waren de omstandigheden van elk weer anders. Doch dat kan ik nu niet allemaal schrijven, want dan wordt het veel te lang.

Vrienden, terwijl ik met haast om dit schrijven te beëindigen, komt de post met enkele brieven. Eén briefje erbij van Terneuzen. Hiervoor onze hartelijke dank. Ik voelde de oude band weer. Och, mochten we elkander steeds vinden voor de troon der genade ! Ik ben verblijd, dat het in Terneuzen nog zo goed mag gaan.

Verder alle vrienden van onze oude woonplaatsen: Terneuzen, Zierikzee en Gouda een gezegend Nieuwjaar toegewenst. Doch ook alle vrienden, ambtsbroeders en lezers van dit blad in Nederland, Canada en Amerika.

Onbekeerde medereizigers naar de eeuwigheid. de Heere bekere u ten leven in dit nieuwe jaar. Het zou het laatste jaar wel eens voor u kunnen zijn op aarde. De toekomst is daarbij onheilspellend donker. Volk des Heeren ! de Heere sterke u in uw zwakheid en geliefde ambtsbroeders. Hij ondersteune u in uw vele arbeid en in alle verdrukking. Ook wij moeten zuchtend ons wegje vervolgen. De Heere zegene u uit Sion en zij u allen, klein en groot genadig voor de tijd en de aanstaande eeuwigheid.

Onze verzuchting mocht in waarheid zijn met de oude dichter, waarmee ik na hartelijke groeten besluit:

Och, dat de tyd zijn tyd Had uitgediend, en wyd Van ons verhuizen wou. Of ons opbreken liet Uit dit ellendig niet. Naar 't eeuwige gebouw. Daar zal na al 't gekwyn 't Pas eeuwig glorie zijn Om d'eeuwigheid t'aanschouwen. En zyn dan alles kwijt. Behalve de eeuwigheid. Die we eeuwig zullen houden.

Uw dwaze briefschrijver, van over die grote vijver, Pannekoek en gezin.

Dit is het laatste, briefje van onze zeer geliefde ambtsbroeder. Zeer opmerkelijk is het, dat hij met dit versje besluit. Waarüjk, hij is ongemerkt in de laatste tijd rijp gemaakt voor de hemel, zoals we ook wel in Canada hebben vernomen. Hij heeft daar nog moeten zijn, al was het ook kort. Tot twee keer toe schreef hij mij, dat hij naar Nederland niet terug verlangde. Hij werd in het vreemdelingsland toebereid voor het hemels vaderland. Met weemoed en jaloersheid, ja, met innerlijk verlangen staren we hem na, nu hij de gewesten der eeuwige heerlijkheid is ingegaan. Voor zijn gezin en voor zijn gemeente, ja voor al onze gemeenten is dit verlies een zware slag. De Heere vervulle de ledige plaats in Zijn gunst!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's

Geliefde vrienden IN HET OUDE VADERLAND

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1971

De Wachter Sions | 4 Pagina's