Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het kerklied (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het kerklied (3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKGESCHIEDENIS

De gezangenkwestie

Naarmate de tijd voort ging, nam de behoefte om gezangen te zingen in de Ned. Herv. Kerk toe. Er waren Gemeenteleden, die in hun hed de naam Jezus wilden laten kUnken. In de psalmen ontbrak die Naam. De in de verschillende psalmberijmingen opgenomen gezangen, achtte men onvoldoende. Er moesten er méér komen! Maar in dit hun begeren, hadden ze de leiding van de Kerk niet mee. De kerkbesturen stonden afwijzend tegenover het zingen van gezangen in de kerkdiensten. Toen op de Synode van Wezel (1568) de psalmen van Datheen werden voorgeschreven, „opdat niet door verscheydenheyt der oversettingen yets worde ingebrogt of tussen kome dat minder bequaam is, ende minder soude dienen tot stigtinge", werd nog geen oordeel uitgesproken over de gezangen. Ze werden niet afzon­

derlijk genoemd. Dat gebeurde wél op de provinciale Synode te Dordrecht in 1574. Deze sprak uit, dat de gezangen bij Datheen opgenomen, worden toegelaten, totdat in de SJTIOde generah , , anders besloten sal sijn". Of men het gezang: , , 0, Godt, Die onse Vader bist" zou laten zingen, werd aan de Dienaren overgelaten". De Nationale Synode van Dordrecht besloot in 1578, dat men zal nalaten: , , die gesanghen, welcke in den Heylighe Schrift niet en worde ghevonden". Hetzelfde standpunt namen ook de Synoden van Middelburg (1581) en Den Haag (1586) in.

Marnix van St. Aldegonde, wiens psalmberijming niet door de kerk is ingevoerd, huldigde in 1591 het standpunt, dat alleen gezangen mochten worden opgenomen, welke: , , uyt de heylige geloofweerde Schriften des Ouden ende des Nieuwen-Testaments eygenlijck getoghen is, opdat onse nacomelingen niet en worde sloffe ende oorsake ghegeven om een yegelijk na sijnen eyghen sin, gebeden ende lofsanghen te dichten, die men in de Gemeynte Godes naer des menschen aelwerdige eygen dunckelheyt soude willen innevoeren". De Dordtse Synode van 1618/1619 bepaalde ten aanzien van het kerkgezang: , , In de kercken zullen alleen de 150 psalmen Davids, de thyen geboden, het Vader Onze, de twaelff articulen des ghelooffs, de loffsanghen Mariae, Zacharias ende Simonis gesonghen worden. 'T gesangh: „O, Godt die onze Vader bist", etc. wort in de vrijhej^ der kercken ghestelt, om het selve te ghebruycken ofte na te laten. Alle andere gesangen sal men uyt de kercken weeren, ende daerder enighe airede ingevoert zijn, sal men deselve mette gevoechlijkste middelen affstellen”.

Dit besluit van de Dordtse Synode werd verschillend uitgelegd. De een zag in de uitspraak een altijddurende veroordeling van Evangelische Gezangen, naar het principe: , , In Gods huis niets anders dan Gods Woord, ook in het lied". Anderen zeiden: , , Neen... dat de Synode het hed: , , 0, God, Die onze Vader zijt", toeliet, bewijst dat ze de strakke lijn van vorige Synoden loshet en weUicht onbedoeld, ope­ ning gaf voor het zingen van gezangen in de kerk". Als we bedenken, dat alle andere gezangen moesten worden , , af gesteld", ligt de tweede zienswijze niet zo voor de hand.

Intussen bleef er aandrang om gezangen in de eredienst in te voeren. In 1764 drukte iemand dit verlangen dichterlijk uit:

„Wanneer het nageslacht uit beter ogen ziet. En zich door Christus min voelt dringen. Dan zal de reine kerk, zoals het God gebiedt. Haar psalmen niet alleen, maar ook haar lied'ren zingen”.

In 1796 gaat men zich metterdaad inspannen om het gestelde doel te bereiken. Er komt contact tot stand tussen de verschillende provinciale synoden en er wordt een commissie benoemd. Veel vergaderingen werden belegd, veel speurwerk werd verricht tot men eindelijk 309 liederen had verzameld. 250 daarvan voldeden niet en werden afgekeurd. In het jaar 1807 is men eindelijk gereed. De Ned. Herv. Kerk voert een bundel van 192 , , Evangelische Gezangen" in. Het was een zaak van particulieren, dus niet kerkelijk geijkt. De echtheid van de bundel moest blijken door de handtekening van één van de gecommitteerden. Ze werd eerst aanbevolen en later door de Overheid verplicht gesteld. In elke kerkdienst moest tenminste één lied uit de bundel gezongen worden. Hoewel in de voorrede van de gezangenbundel werd verklaard, , , dat geen andere gezangen waren opgenomen, dan die met de belijdenis der kerk, uitgedrukt in haar formuheren overeenkwamen", waren niet allen daarvan overtuigd. Volgens hen waren er liederen bij, die getoetst aan de Heilige Schrift, moesten worden afgewezen. Producten uit een tijd van verslapt liberalisme. Liederen, die van de deugd der goede mensen zongen; liederen, die aan de Schriftuurlijke waarheid geweld deden. Dat moge blijke uit het volgende gezang, dat de deugd hoog verhief:

„De deugd, o, ja, ik vind ze schoon. Zij strekt zichzelf tot grote loon; Ik volg haar pad met vreugd en moed. Ik weet, dat, wie geen zonden doet. Wie zijne plichten niet vergeet. Met reden hoogst gelukkig heet”.

Of uit dit fraais:

„Stedelingen looft den Heer, Hoopt op de oude welvaart weer. Voor de koopman druk vertier. Nering voor de winkelier”.

De zonde werd nauwelijks als zonde voor een heilig God gezien, evenmin de genade als genade van God. Het wezen van de godsdienst behoorde te zijn: verdraagzaamheid in alles en liefde voor alle mensen. Er stak in deze bundel nog: „een goed stuk moralisme en individualistisch piëtisme uit de 18e eeuw”.

In 1866 kwam op de „Evangelische Gezangen" een vervolgbundel uit met 71 hederen en een aanhangsel van nog 12 liederen.

Een geheel nieuwe gezangbundel verscheen in 1938. In deze bundel waren mede opgenomen de psalmen naar de berijming van 1773. Alle psalmverzen kregen naast de gewone woorden, ook cursief gedrukte woorden. Daardoor kon men de zolang verwaarloosde ritmische zangwijze, weer in ere herstellen. Er stond dan ook boven de psalmen: , , De Psalmen krijgen hun oorspronkelijk rhythme terug, door de cursief gedrukte woorden en lettergrepen als korte noten te zingen". Wat de nieuwe gezangbundel betreft, er waren naast engelse, franse en duitse, ook enkele Scandinavische liederen in opgenomen. Er was veel schoons in te vinden van nederlandse 17e eeuwse dichters als Vondel, Revius en Camphuysen. Ook ontbraken sommige Valeriusliederen niet. Toch stond ook in deze nieuwe gezangenbundel nog veel uit de , , Evangelische Gezangen", dat theologisch onaanvaardbaar was. Menig lied was in strijd met het getuigenis van de Heilige Schrift. De invoering van de gezangen in de Ned. Herv. Kerk deed een felle , , gezangenstrijd" losbreken. Met het gevolg, dat vele hoofden heet en vele harten koud werden. En tot vandaag toe, blijft de , .gezangenkwestie" urgent. Nog is de vraag: , , Psalmen alleen of ook gezangen? " een punt van discussie tussen de verschillende stromingen in de Hervormde Kerk. Zo werd in de kerkbode van de Gemeente waartoe ik mag behoren, nog op 14 mei van dit jaar, een pleidooi gevoerd om naast de psalmen ook de gezangen te gaan zingen.

Een sterke afkeer van de gezangen openbaarde zich bij de Afscheiding in 1834. Ene Jacobus Klok schreef er tegen. In het boekje dat werd uitgegeven, schreef ds. De Cock een inleiding. In 1835 verscheen van ds. De Cock zelf een werkje over de Gezangen. Reeds uit de breedvoerige titel sprak een diepe afkeer tegen de gezangen. Die titel luidde namelijk:

„De zoogenaamde Evangelische Gezangen de oogappel der vervoerde en verleide menigte in de Synodaal Hervormde Kerk, ja, zelfs nog van sommige van Gods kinderen uit blindheid en omdat zij dronken geworden zijn door den wijn harer hoererijen, na der nog getoetst, gewogen en te ligt bevonden, ja, strijdig met onze Formulieren van eenheid en Gods Woord, door H. de Cock Gereformeerd leeraar onder het kruis om Jezus Christus wil, van Ulrum”.

Andere namen waarmee men de gezangen aanduidde waren: , , Asdods feesthederen", , , Sirenische minnezangen", , , eene tesamengeflanste Alkoran". En wat deed ds. Ledeboer van Benthuizen? Temidden van zijn volgelingen, begroef hij op 8 november 1840 de gezangenbundel demonstratief in zijn tuin. Zo grof gaat het er gelukkig niet meer aan toe. Ook zij, die de gezangen in de eredienst afwijzen, beschouwen de kwestie als een middelmatige zaak, om welke men elkander niet mag verketteren.

Het Liedboek voor de Kerken

Gezangenbundels gaan geen eeuwen mee. Ook met die van 1938 was dat zo. Ze zou plaats maken voor weer een nieuwe. De drang ertoe was er reeds kort na 1945. Na lange voorbereiding verscheen in 1973 het , , Liedboek voor de Kerken". Zoals de titel reeds aangeeft, is het niet bestemd voor één kerk, maar voor meerdere. Het is dus interkerkelijk. De Hervormde Kerk gebruikt het, maar ook de Doopsgezinden, de Luthersen, de Gereformeerden en de Remonstranten zingen er uit. Naast de 150 psalmen in de berijming van 1968, bevat het Liedboek 491 liederen. Er staan pericopen in uit het Oude-en Niéuwe-Testament, die zelf hymnen zijn. Men treft erin aan: het lied van Mozes en Mirjam, de lofzang van Hanna, het gebed van Hizkia, psalm van Jona, lofzangen van Maria, Zacharias en Simeon. Ook , , bijbelliederen" zijn in grote getale aanwezig. Niet minder dan 115 stuks. Ze sluiten aan op bijbelteksten. De gezangenbundel van 1938 verdween niet geheel. Er zijn Confessionele Gemeenten die er nog uit zingen. Iemand omschreef het Liedboek als een produkt van:

a. na-oorlogse oecumene; b. voortgaande veralgemening; c. uiting van moderne theologie.

Zeer breed, maar weinig diep: meer evangelisch dan gereformeerd. Zowel in de Hervormde als de Gereformeerde Kerk, werd de verschijning van het Liedboek met vreugde begroet. De Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk deelde niet in de vreugde.

Al binnen twee jaar waren duizenden exemplaren aan de man (en vrouw) gebracht. De vlotte verkoop deed denken, dat men met een , .bestseller" te doen had. Nu, na 20 jaar, is het in genoemde kerken geheel ingeburgerd. En reeds gaan weer stemmen op, die vragen om een nieuwe bundel. De Gereformeerde Bond verklaarde het Liedboek niet aanvaardbaar. Het kan niet als voluit reformatorisch worden beschouwd. Tot deze verklaring kwam zij niet lichtvaardig. Integendeel... zij besteedde aan het Liedboek veel aandacht. Zij benoemde een Commissie van 7 mannen, waaronder 4 theologen. Ook ds. Van Gorsel zat in die Commissie. Gedurende 4 jaar maakte de commissie speciaal de 115 , , bij belliederen" in het Liedboek tot onderwerp van studie. Uit de eindconclusie waartoe de Commissie kwam, citeren wij:

„Als het gaat om de vraag of het verantwoord moet worden geacht deze bijbelliederen in hun geheel een plaats te geven in de eredienst van de Gemeente, menen wij evenwel te moeten stellen, dat dit niet het geval is”.

Niet dat men op zich tegen het zingen van berijmde Schriftgedeelten bezwaar heeft.

„Staande in de traditie van de Geneefse Reformatie, zingen we graag de Schrift. Daarom zou het mogelijk moeten zijn, naast de Psalmen berijmde Schriftgedeelten in de gemeentelijke eredienst te zingen. Helaas voldoen de meeste van de nieuwe bijbelliederen uit het Liedboek voor de Kerken, niet aan de norm van gebondenheid aan de Schrift”.

Wel was er enige waardering voor enige liederen, maar anderzijds kon een aantal liederen om theologische en hteraire redenen niet bepaald voor liturgisch gebruik worden aanbevolen. De keuze van de berijmde teksten is eenzijdig. Centrale bijbelse notie's - zoals mede verwoord in de reformatorische belijdenisgeschriften - in hun verbinding met de verkondiging van oordeel en belofte, komen niet voldoende tot hun recht.

De conclusie van de Commissie werd niet overal met instemming begroet. Confessionelen gaven door ingezonden stukken uiting aan hun teleurstelling, dat na zoveel jaren, het standpunt van de G.B. in deze zaak, onveranderd was gebleven. In dat verband werd geschreven:

„Harde en hoekige kerkeraden gaan gewoon door op de oude paden en doen alsof er geen gezangen, laat staan een Liedboek bestaan... De gereformeerde bond omvat één derde van de hervormde gemeenten in ons land, maar leeft zo langzamerhand in een soort, , reservaat”.

Ook verwees men naar een vergadering van de Herv. Synode in juni 1968 gehouden, waarin prof. H. Jonker en ds. J.H. van de Bank uit Wilnis een warm pleidooi hielden voor de nieuwe gezangen. Volgens prof. Jonker zou een schijntegenstelling verdwijnen, wanneer de hervormde gemeenten, die nog alleen psalmen zingen, zich ook openstellen voor de gezangen.

(wordt vervolgd)

B.

H.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Het kerklied (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's