Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie evangeliseert?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie evangeliseert?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3.

(Evangelisatie-opdracht)

Vorige maal hebben wij opgemerkt, dat niet ieder kerklid, zonder meer, een roeping tot evangeliseren heeft. Evangeliseren dan altijd naar haar Schriftuurlijke betekenis, waaraan roeping, bekwaammaking en zending verbonden zijn. Om een boodschap onverminkt te kunnen doorgeven moet ik zelf deze boodschap verstaan hebben. Om een bevel door te geven moet ik zelf geleerd hebben dit bevel op te volgen. Wij moeten bevindelijk eigen zielenood verstaan hebben om een ander hiervan met ernst te kunnen overtuigen. Wij zullen toch iets verstaan moeten hebben van de weg ter verlossing in de Heere Jezus Christus, om Hem anderen te kunnen aanprijzen zoals de bruid dit in het Hooglied doet. Want hoe zullen zij — van Christus wege en in Christus’ naam — prediken indien zij niet gezonden worden? We hebben reeds opgemerkt, dat op een ieder van ons de plicht rust onze naaste in liefde te wijzen op hetgeen waarin de Heere ons in Zijn genade heeft willen onderwijzen en nog onderwijst.

We kunnen het er dan ook niet mee eens zijn zoals het in een „Appèl aan de kerk” (uitgaande van een aantal Amsterdamse leden der Chr. Geref. Kerk) gesteld wordt, dat: „een ieder van u een persoonlijke gave bezit I Korinthe 12 — en dat u als christen geroepen bent deze aan te wenden in dienst van Gods Koninkrijk”. Men gaat er hierbij van uit, dat allen een evangelisatie-opdracht hebben en discipelen zijn, want we lezen op blz. 6: „de opdracht die Christus aan Zijn discipelen — en dus aan ons — gaf, namelijk: verkondig het evangelie aan alle schepselen”, enz. In 1 Korinthe 12, waarnaar verwezen wordt, gaat het over de geestelijke gaven en richt de apostel zich tot diegenen, wie het woord der kennis, der wijsheid, het geloof door de Geest geschonken is.

Wij hebben niet te oordelen wie wel en wie niet deze gaven deelachtig zijn, doch mogen er toch niet van uitgaan dat ieder kerklid, hoofd voor hoofd, kan zeggen: Jezus de Heere te zijn, door de Heilige Geest, vs. 3.

We zeiden: het gaat in dat hoofdstuk over geestelijke gaven. In genoemd Appèl lezen we: „Uw gave kan bestaan uit een simpele gedachte tot opbouw of een signalering voor een bepaalde mogelijkheid”. En wat wordt dan gesignaleerd? Verwaarlozing van het apostolaat in onze kerken (blz. 2). „De prediking in onze kerken legt vaak eenzijdig de nadruk op een vertikale geloofsbevinding zonder deze te koppelen aan de noodzakelijke horizontale vruchten. Ze is dikwijls op de mens in zijn geestelijke staat gericht zonder toe te komen aan het christocentrische. Welnu: de bijzondere nadruk op de bevinding, gekoppeld (wat koppelen onze predikanten toch veel! A.B.) aan een uitverkiezingsopvatting, die uitgaat van een verkiezing van eeuwigheid bij name, werkt lijdelijkheid en gebrek aan bewogenheid met het heil van de naaste in de hand”, blz. 3. „En deze verstarring van leer wordt door de kerkregering beveiligd”, lezen we verder. Bewogen vragen we deze appellanten: wie heeft u betoverd? dat gij spreekt over geestelijke gaven en eindigt in het vlees? Immers wekt genoemd Appèl op om te strijden voor een „demokratisering van onze kerken”. Echter tegenover de wil des volks staat hetgeen God wil. De Heilige Geest leert ons bidden: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Niet mijn wü, maar Uw wil geschiede. Wie heeft onze prediking geloofd? zegt Jesaja. Menig predikant in onze kerk zal, na kennis genomen te hebben van dit Appèl, vermoedelijk zuchten: ik vrees enigszins tevergeefs aan u gearbeid te hebben. Op blz. 5 en 6 lezen we b.v.: „de huidige prediking, die nauwelijks aandringt op enige aktiviteit (integendeel sterk passief is ingesteld) brengt met zich mede, dat de Chr. Geref. Kerken steeds meer innerlijk verkalken en verschalen. Onze kerken verworden zo tot een wereldvreemd instituut, waarin slechts gestolde vormen van christendom zijn overgebleven”. Inderdaad: wereldvreemd, want de natuurlijke mens begrijpt niet de zaken, die des Geestes zijn. Het is waar, onze kerk zit vol met gebreken en tekortkomingen. Echter diegenen, die door Geesteslicht ontdekt zijn aan eigen zonden, aan eigen schuld, hebben er in waarheid last van, zijn er bedroefd over. Doch dan bijt men niet in de stok waarmede we geslagen worden (Kohlbrugge). Dan schrijft men niet „dat onze kerken zichzelf overleefd hebben en dat wij slechts verder zullen vegeteren als een wereldvreemde sekte waarvan de Geest geweken is”, blz. 7. Wij vragen in alle ernst aan de appellanten: zijn dit dan geestelijke gaven waarvoor u strijdt: medezeggenschap, vrije diskussie, opheffing zwijgplicht ambtsdragers, invloed van gemeenteleden op samenstelling classes, synoden enz., afschaffing van het admissieexamen, eigentijdsgerichte prediking, gebruik van moderne media, zoals televisie, radio en litteratuur, enz. enz., blz. 12? We zouden zeggen: ijvert naar de beste gaven, en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is, n.1. jaagt de liefde na en ijvert om de geestelijke gaven, 1 Kor. 12 : 31 en 1 Kor. 14:1. Onderwerpt u dan Gode, want een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is.

Wij zijn begonnen met te zeggen: dat om de boodschap des heils door te geven men zelf deze boodschap verstaan moet hebben, en daar getuigt genoemd appèl niet van. Tegenover alle veranderingen, die in genoemd Appèl opgesomd worden, raden wij aan een verandering des gemoeds, verandering van staat, die de Heere door Zijn Geest wil werken bij allen, die er Hem in ootmoed om vragen. In die weg kunnen wij weer voldoen zowel ambtelijk als persoonlijk, „aan de roeping het evangelie te verkondigen aan de generatie waarin God ons gesteld heeft”. „Ook een predikende kerk worden wij opnieuw”, niet in de weg van onze aktiviteit, door onze gaven te gebruiken met gebreken te „signaleren”, doch door waarachtige bekering en verootmoediging.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Wie evangeliseert?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's