Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BGS, steunpilaar van het prille reformatorisch onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BGS, steunpilaar van het prille reformatorisch onderwijs

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Teun Sterk, Niek Teerds en Jan Voorthuyzen. Deze drie heren stonden aan de wieg van een vernieuwende organisatie binnen het reformatorisch onderwijs. Nu, ruim dertig jaar later, zijn de mannen van het eerste uur opnieuw bij elkaar om terug te blikken op de beginfase en de ontwikkeling van hun stichting: BGS, Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs.

Inmiddels met pensioen, maar tot een jaar geleden nog volop actief bij Driestar Educatief, werd Sterk in 1978 benoemd als onderwijskundig medewerker bij VGS (Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs) en was als eerste betrokken bij de totstandkoming van de schoolbegeleidingsdienst. Voorthuyzen werd in 1980 als tweede man benoemd naast Sterk en kreeg de opdracht iets op te zetten voor leerlingenzorg. Op dit moment is hij onder andere werkzaam als onderwijsadviseur op het terrein van management. Teerds ten slotte, de derde man in de organisatie, werd in 1982 de eerste directeur van BGS. Ook hij is inmiddels met pensioen, maar doet nog regelmatig freelance taken op onderwijskundig gebied.

Identiteit als noodzaak voor oprichting BGS
Een korte blik in de geschiedenis laat zien dat stichting Begeleidingscentrum Gereformeerd Schoolonderwijs in 1981 haar officiële start maakte als derde organisatie naast VGS en GOLV (Gereformeerde Onderwijzers- en Leraren Vereniging). Maar waar kwam de noodzaak voor de oprichting van de schoolbegeleidingsdienst vandaan?

Sterk: ‘De gedachte voor een reformatorische schoolbegeleidingsdienst is ontstaan vanwege de beleidsvoornemens van minister van Kemenade, die in de jaren zeventig een constructief onderwijsbeleid voerde. Dat betekende dat vernieuwingen in het onderwijs stevig werden aangepakt en een continue proces moesten vormen. De minister vond dat scholen dit niet op eigen houtje zouden kunnen en daarom verdeelde hij Nederland in regio’s. Elke regio werd geacht een schoolbegeleidingsdienst te krijgen die de scholen zou ondersteunen bij het invoeren van onderwijsvernieuwingen die de overheid noodzakelijk vond, zoals invoering van basisonderwijs en het opstellen van school(werk) plannen. Die schoolbegeleidingsdiensten werden niet opgezet vanuit de levensbeschouwelijke achtergronden van de scholen in die regio’s. Naar aanleiding daarvan kwam bij de VGS en de GOL V de gedachte op dat deze schoolbegeleidingsdiensten er wellicht voor zouden kunnen zorgen dat door hun invloed in de toekomst het bestaan van de reformatorische scholen ter discussie zou worden gesteld. Vandaar dat men besloot om een reformatorische schoolbegeleidingsdienst op te richten.’ Teerds vult aan: ‘Op een ledenvergadering van VGS sloeg G. Dijkgraaf (GVL) met de vuist op tafel en riep: “Nu moet het ervan komen!” en dus… werd Teun Sterk aangenomen.’

Op 5 januari 1982 werd een bijeenkomst georganiseerd waarin een begin werd gemaakt met de werkzaamheden van BGS. Ds. M. Golverdingen legde daar opnieuw de nadruk op de noodzaak van een eigen schoolbegeleidingsdienst. ‘Men beschouwt schoolbegeleiding als een min of meer technische zaak. De gedachtegang zal wel verband houden met het soms verdedigde gevoelen, dat pedagogiek wel en didactiek niet of nauwelijks levensbeschouwelijk bepaald zou zijn. Deze opvatting geeft blijk van een elementair gebrek aan inzicht in het onderwijsleerproces en leunt tegen de idee aan, dat er in ons leven volstrekt waardevrije handelingen zouden zijn. De Schrift kent geen neutraliteit (1 Kor. 10:13).’1

De beginjaren: identiteit, systeembegeleiding en leerlingbegeleiding
Waar moet een nieuwe organisatie zich op richten? De terreinen waarop BGS werkzaam zou moeten zijn, staan de drie heren helder voor ogen: identiteit, systeembegeleiding (=onderwijskundige begeleiding) en leerlingbegeleiding. Sterk: ‘Identiteit stond voorop. Dat uitte zich in het doordenken van de identiteit en het bestaansrecht van reformatorisch onderwijs. Dit moest in de schoolwerkplannen van de scholen verwoord worden. Daarom werd een werkgroep in het leven geroepen waaruit onder andere de boekjes van C. Bregman en D. Vogelaar, B. Stam en A. Visser zijn voortgekomen.’ Onderwijskundige begeleiding vormde het tweede werkterrein van BGS. Met een klein groepje scholen werd onderzoek gedaan naar de hoofdgebieden van de vakken. Zo werden schoolwerkplannen opgesteld en veralgemeniseerd. Naar analogie van deze voorbeeldschoolwerkplannen zouden de scholen hun eigen werkplan kunnen schrijven. Teerds: ‘Kenmerkend voor die werkplannen waren de Bijbelse uitgangspunten en doelstellingen die we doorwerkten in de vakken voor het maatschappelijke leven. Er is geprobeerd om de identiteit door te laten klinken in ieder vak.’

In augustus 1980 trad de tweede medewerker toe, Jan Voorthuyzen. Hij hield zich in die eerste jaren voornamelijk bezig met de leerlingbegeleiding. ‘We hadden ruim 20.000 leerlingen en alleen kon ik natuurlijk niets beginnen. Toen is al snel gezegd dat er iets ontwikkeld zou moeten worden wat de scholen zelf zouden kunnen inzetten voor hun leerlingen. Ik heb daarom bijvoorbeeld de cursus Remedial Teaching opgezet. Overal in de regio’s nodigden we scholen uit om de cursus te volgen. Er werden handvatten aangereikt waardoor de scholen zelf aan de slag konden met het analyseren en diagnosticeren van de leerproblemen. Er was toentertijd veel animo voor die cursus, ik denk dat zo’n tweehonderd mensen de cursus hebben gevolgd.’
Voorthuyzen glimlacht. ‘We hebben toen één pedagoog benoemd voor het hele land, zo beperkt was dat toen nog.’

Regiodagen
De heren kijken met genoegen terug op de regiodagen die werden georganiseerd op initiatief van BGS en GOLV. Teerds: ‘We hebben verschrikkelijk mooie regiodagen gehad over verschillende onderwerpen: overgaan of zittenblijven, het jongere kind, en dergelijke. De opkomst was massaal. Er werden ook regiodagen samen met de GOLV georganiseerd. Daar was ook grote belangstelling voor: opgeteld duizend deelnemers. De school ging een dag dicht en alle docenten werden bijeengeroepen. Dat waren echt constructieve bijeenkomsten in de opbouwfase.’ Voorthuyzen: ‘Er werden ook hele actuele workshops gegeven om de scholen te stimuleren, bijvoorbeeld in het geven van natuuronderwijs, waarbij de natuur in de klas gebracht werd, of de juf/meester met de kinderen de natuur in ging.’

Een schoolbegeleidingsdienst kan echter geen zelfstandige organisatie worden als er niet voldoende financiële middelen beschikbaar waren. Hoe deed BGS dat bij de oprichting van de organisatie?
Teerds: ‘Staatssecretaris Hermes stelde een regeling op dat er levensbeschouwelijke schoolbegeleidingsdiensten mochten bestaan, maar dat deze zichzelf wel drie jaar dienden te financieren om hun bestaansrecht aan te tonen. Toen Teun en Jan benoemd werden ging dan ook de contributie van VGS omhoog. Het geld werd door scholen, gezinnen en kerken bij elkaar gebracht.’ Voorthuyzen: ‘Er werd een regeling ingesteld dat we onszelf eerst drie jaar moesten bewijzen voordat we subsidie van de overheid zouden krijgen. Een aparte manier eigenlijk, in de huidige tijd gaat het juist andersom.’

In een extra ledenvergadering van de VGS in 1981 werd voorgesteld om aan de aangesloten kerkenraden f 2,50 per lid en dooplid te vragen, de schoolbesturen zouden f 10,- moeten bijdragen en de ouders f 25,- per kind. ‘Heel bijzonder’, vindt Teerds, ‘dat er op deze manier geld verzameld kon worden.’ Het ging om een miljoen gulden op jaarbasis en dat drie jaar lang!

Ouders als betrokken partij
Niet alleen de scholen kregen te maken met de nieuwe organisatie BGS, ook ouders werden verzocht hun steentje bij te dragen. Waren ze naast de financiële steun ook nog betrokken bij de werkzaamheden die BGS uitvoerde?
Teerds: ‘Het was de bedoeling dat als ouders vragen hadden, ze via de school naar ons toekwamen. Het heeft nogal wat tijd gekost om de lijn van school naar de begeleidingsdienst en ouders helder te krijgen en incidenteel belde nog wel eens iemand die zorg wilde terwijl de school het daar niet mee eens was. Maar altijd werd dus de ouder bij de gesprekken over leerlingen betrokken.’ Voorthuyzen: ‘In de huidige tijd zie je heel veel particuliere bureautjes ontstaan. Ouders zijn mondig, geëmancipeerd en willen het beste voor hun kind, maar de school staat dan buiten spel. Onze manier van werken heeft zich echt gekenmerkt door het samengaan van die twee partijen: elkaar betrekken bij het verklaren van de moeite die het kind heeft met bepaalde dingen en samen zoeken naar een oplossing. De school was opdrachtgever, maar de ouders werden er altijd erg nauw bij betrokken.’ Teerds: ‘Die positie van de ouder werd ook pas later in wetgeving geformuleerd, maar we hebben daar in ieder geval geprobeerd goed mee om te gaan.’

BGS als onderwijsvernieuwing
Een vernieuwing binnen de structuren van het onderwijs, daar wordt verschillend op gereageerd. Een van die vernieuwingen van BGS was de bijzondere aandacht voor de individuele leerling. Waren er ook mensen die het hier niet mee eens waren?
Voorthuyzen: ‘Ik heb altijd het idee gehad dat dit vernieuwingsdenken het meest aansloot bij onze identiteit. Zorgdragen voor leerlingen, dat is een Bijbelse visie en leerlingenzorg ging er dan ook in als koek.’ Teerds: ‘In de gezindte is veel meer gevoel gekomen voor het kind zelf en ik denk ook dat we als BGS een bijdrage hebben geleverd aan de gevoeligheid van docenten als het gaat om leerlingen met problemen.’

Volgens Sterk was BGS in de beginperiode vooral een aanbodgestuurde organisatie. De organisatie stelde zelf op basis van contacten met vertegenwoordigers van de scholen vast wat scholen nodig zouden hebben. ‘Daarna is het omgeslagen en kregen we meer te maken met vraagsturing vanuit het onderwijsveld. Op die vragen van scholen moesten we reageren en we probeerden daar ook pro-actief in te zijn. Als de schoolbegeleiders zich op de scholen lieten zien, kwamen de vragen ook. Die vraagsturing heeft ervoor gezorgd dat we nog dichter bij de school zijn komen te staan. Uiteindelijk werd die vraagstelling ook wel weer anders toen de scholen zelf de financiële middelen voor schoolbegeleiding kregen. Op dat moment konden ze ook andere dingen doen met het geld en daarom moesten wij onze deskundigheid toen echt weer bewijzen.’ Teerds: ‘We hadden het ideaal dat we uiteindelijk scholen zouden krijgen die op de terreinen van leerlingbegeleiding en onderwijskundige begeleiding zelfstandig zouden werken. En ik denk dat wat wij toen deden, nu ook grotendeels door scholen zelf wordt gedaan. Ze zijn in veel opzichten zelfstandiger geworden.’

Een wal opwerpen tegen de secularisatie?’
Een wal opwerpen tegen de secularisatie, dat hoopte Teerds in de jaren tachtig met BGS te bereiken in samenwerking met ouders, besturen en personeel. En is dat ook gelukt?
Teerds: ‘We zaten in die tijd in een enorme seculariseringgolf. Het denken zonder betrokkenheid van de “zuilen” nam een behoorlijke vlucht. Als er schoolbegeleidingsdiensten zouden komen die prima in staat waren te helpen, maar helemaal geen aandacht zouden hebben voor de identiteit, dan werd de zorg geuit of we als kring niet nog harder achteruit zouden gaan. Met de voorbeelden die genoemd zijn, hebben we dat geprobeerd te doen, ook samen met de VGS. Of dat achteraf gezien gelukt is, kun je volgens mij niet meten; we hebben geen nulmeting gedaan. Inmiddels zijn we aan de rand van de samenleving terecht gekomen met drie christelijke partijen en eenentwintig zetels, dus ja, dat is moeilijk. Het was de bedoeling om het Woord van God dichterbij te brengen en als je denkt aan de lectoraten die er nu zijn: christelijk leraarschap, passend onderwijs, mediagebruik, dan denk ik dat onze bedoeling, om het denken vanuit het christen zijn meer gestalte te geven, zeker een plaats heeft gekregen. Als we hebben mogen bereiken dat kinderen zich op de reformatorische scholen "veilig" voelen door middel van ondersteuning, begeleiding en professionalisering van leerkrachten, dan denk ik dat dit heel belangrijk is. Dat vragen toch onze uitgangspunten?’

Anette Vermeulen
Redactielid DRS Magazine

Gijsbert Vonk
Redactielid DRS Magazine

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

De Reformatorische School | 44 Pagina's

BGS, steunpilaar van het prille reformatorisch onderwijs

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

De Reformatorische School | 44 Pagina's