Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eén lichaam, elkanders leden 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eén lichaam, elkanders leden 1

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het schriftuurlijke uitgangspunt voor mijn referaat op de bezinningsbijeenkomst op 6 november jl. in Lunteren gehouden was Romeinen 12 : 4, 5: „Want gelijk wij in één lichaam vele leden hebben en de leden alle niet dezelfde werking hebben; alzo zijn wij velen één lichaam in Christus, maar elkéén zijn wij elkanders leden", terwijl voorts de konkrete aanwijzingen, die in de verzen 9-21 van datzelfde hoofdstuk staan, daarbij betrokken werden. De hoofdgedachten geven we nu weer. De lezing was verdeeld in drie gedeelten, waarin achtereenvolgens ter sprake kwamen: a. De aard van de eenheid; b. De praktijk van de godzaligheid; c. De konkrete situatie, waarin we nu verkeren.

A. De aard van de eenheid

Paulus spreekt in dit hoofdstuk, zowel als in 1 Cor. 12 over het „lichaam". In beide hoofdstukken handelt hij over de verscheidenheid van de gaven. Deze mogen niet tot tegenstellingen of verscheuringen leiden, zoals o.a. in Corinthe het geval scheen te zijn. Daarom valt de nadruk op de eenheid in de verscheidenheid en de verscheidenheid in de eenheid. Daartoe gebruikt hij het beeld van het „lichaam". Met dat lichaam wordt dus de gemeente bedoeld, hetzij plaatselijk, hetzij in breder verband omdat ook die plaatselijke gemeenten met elkaar een eenheid vormen.

De gemeente, waarover het hier gaat, is die, van zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus: „de gemeente, die de Zone Gods uit het ganselijke menselijke geslacht, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord in enigheid des waren geloofs van de beginne der wereld tot aan het einde vergadert..." en in Artikel 27 van de Ned. Geloofsbelijdenis: „de heilige vergadering van de ware christgelovigen al hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest".

Het volk van God

Dat lichaam is dus het volk van God, dat immers het wezen van de kerk uitmaakt. In dat volk wordt Gods verkiezing verwezenlijkt en aan dat volk zijn naar Gods welbehagen de zegeningen geschonken, die in Christus bereid zijn; zegeningen die allereerst geestelijk en inwendig van aard zijn, nl. de roeping en wedergeboorte, het geloof, de rechtvaardigmaking en heiligmaking, en heerlijkmaking.

Eén

Van dit volk, dit lichaam, zegt Paulus dat het één is. Dagelijks worden we wel bij' de droeve gebrokenheid en verscheurdheid van Gods kerk bepaald. Soms op zo pijnlijke wijze. Hoe dichter bij elkaar, hoe scherper soms tegenover elkaar. Over die schier eindöloze gedeeldheid schreef Bavinck in zijn dogmatiek indertijd, dat „we ons niet diep genoeg kurmen verootmoedigen; want zij is een zonde tegen God, in strijd met de bede van Christus en veroorzaakt door de duisternis van ons verstand en de liefdeloosheid van ons hart". En toch gaat ook deze niet buiten Gods voorzienigheid om. Christus regeert ook over de verdeeldheden en scheuringen.

Geestelijke eenheid

Ondanks deze verscheuringen wordt dagelijks de bede van Christus om de eenheid verhoord. De „eenheid" van het volk Gods is een eenheid, die we in de geestelijke hand des waren geloofs zoeken moeten; veelmeer dan in welke uitwendige eenheid van kerkelijk instituut ook. Het volk van God is in Christus één. We behoeven daarmee bestaande verscheuringen niet te verschonen. Deze zijn werkelijk droevig, maar het volk van God is niet van elkander te scheuren, omdat er in het waarachtige geloof een geestelijke verbondenheid bestaat.

Geen verschillen verdoezelen In een bredere samenkomst moeten geen bestaande verschillen verdoezeld worden. Die zijn er helaas ook onder degenen, die bij de Gereformeerde Belijdenis willen leven. Verschillen over de kerkopvatting; verschillen over de beleving van het heil Gods in Christus; over de weg, die God met Zijn volk gaat; over onze houding in de wereld; en de roeping, die wij ten aanzien van haar hebben. Maar in het ware geloof ervaart Gods volk toch een geestelijke verbondenheid. Deze is

In Christus en door de Geest.

Gods volk vormt in Christus een gemeenschap. Hij bindt hen samen door één Geest. 1 Cor. 12 : 3: „Want ook wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken; hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot één Geest gedrenkt". Deze eenheid~is niet door een uiterlijke doopsbediening, maar door de ene Geest, die hier de bewerker van de eenheid genoemd wordt, tot stand gekomen.

De door Paulus met de aanduiding „één lichaam" bedoelde eenheid vloeit uit de bewerking van de Heilige Geest, die Gods volk, de kerk dus, naar het welbehagen Gods roept tot de gemeenschap van Jezus Christus.

Elkanders leden

Juist vanuit deze eenheid, wijst Paulus op de relatie, waarin de gelovigen ook tot elkaar staan. De leden hebben niet alleen met het Hoofd, maar ook met elkander gemeenschap. Ze hebben elkaar nodig, l Cor. 12 : 21: „ En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node", en in vers 25: „dat de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen". De gaven, die onderscheiden zijn, moeten besteed worden voor het hele Lichaam en voor elk van de leden. Dat is de gemeenschap der heiligen. Die moet betracht in de dienst aan elkander, zoals in Filemon 6: „... opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in de bekendmaking van alle goed". Zo spreekt zondag 21, vraag 55: „. .. ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijn gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden". En Art. 28 van de Ned. Gel. Bel.: „. .. en dienende de opbouwing van de broederen, naar de gaven, die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam".

De gelovigen moeten „communiceren". Wat ligt hier een grote schuld, zowel in het samenleven van Gods volk onderling, alsook van verschillende kerkelijke denominaties. Men spreekt tegenwoordig van „polariseren" in de maatschappij en de politiek. Dat is het benadrukken van de tegenstellingen (de polen). Dat vervreemdt. Wat is het in de kerk allang gedaan; verwoestend tegenover elkaar staan, in plaats van het „dienende de opbouwing der broederen".

Veen

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

Eén lichaam, elkanders leden 1

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1972

De Saambinder | 4 Pagina's