Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis 96

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis 96

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 376 t.m. 380

376. In de gelijkenissen over het avondmaal en de koninklijke bruüoft wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen degenen die eerst en degenen die later genodigd werden. De eerstgenoden lieten zich verontschuldigen en toen moesten de dienstknechten andermaal uitgaan naar de straten en wijken (in de stad) en naar de wegen en heggen (buiten de stad) om de armen en blinden, kreupelen en verminkten in te brengen. Ziedaar dus het beeld. Vragen we nu wie we onder de genoden hebben te verstaan dan zegt de kanttekening dat met de eersten bedoeld zijn de joden. Aan hen werd boven andere volken het voorrecht der Godsopenbaring gegeven en hun werd door Gods knechten, de profeten, de belofte van zaligheid door Christus bekendgemaakt. De gelijkenis zinspeelt immers op de gewoonte in het Oosten om, wanneer men een bruiloft gaat houden, een Ujst te maken van degenen die men als gasten verlangt. Zo heeft God gehandeld met de joden als waren zij zijn bijzondere vrienden boven anderen. Hij had hun door Zijn profeten het zalige heügeheim der verlossing geopenbaard en hen geroepen om er deel aan te nemen, als aan Zijn maaltijd. O alle gy dorstigen! ZO' had bijvoorbeeld Jesaja verkondigd, komt tot de wateren, en gy, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, koopt zonder geld en zonder prys ! wyn en melk ! En ofschoon degenen, die het eerst geroepen waren, de komst van Christus in het vlees niet beleefd hebben, zo is toch het heil des Heeren hen van ouds in de belofte en de ceremoniën voorgesteld, zodat wat van het joodse volk gezegd wordt toen het Christus daadwerkelijk verwierp eveneens van toepassing is op de vorige generaties. Hoe menigmaal heb Ik, uw kinderen willen bijeen vergaderen zo kon Hij hen terecht verwijten, en gylieden hebt niet gewild (Lukas 13 : 34.

377. In Lukas 14 : 21 lezen we dat de heer des huizes toornig werd en dat hij verzekerde dat niemand van die mannen, die genood waren, zijn avondmaal smaken zou (vers 24). Met smart en toom had hij dus de verontschuldigingen vernomen want hij wist dat ze allen gezocht en onwaar waren. Het kwam erin openbaar dat hun eigen wereldse zaken voorgingen. We zien hier hetzelfde wat vóór de zondvloed plaats had. Het planten en bouwen, kopen en verkopen, ten huwelijk geven en nemen verhinderde toen acht te geven op de prediking van Noach. Het jagen naar het zienen zinnelijke, de aardsgezindheid, en het begeren naar de genietingen des vleses hield ook dezen af van de hemelse en eeuwige schatten van Gods koninkrijk.

Bij Mattheüs hebben zij zelfs de dienstknechten, die bij herhaling gezonden werden smaadheid aangedaan en hen gedood. Hiermee wordt uitgedrukt dat het volk der joden de gezanten Gods (de profeten en de getrouwe priesters) van het begin af wreed behandeld heeft. Vooral in de tijd toen Christus in het vlees verschenen was om het werk der zaligheid te volbrengen, zijn zij in alle hevigheid aangevallen op de verkondigers van het evangelie (de apostelen en leraars). De straf in de gelijkenis ziet duidelijk op het oordeel over het hardnekkige Israël, als er gezegd wordt: Als nu de koning, dat hoorde werd hy toornig en zyn krygsheiren zendende, heeft hy die doodslagers vernield en hun stad in brand gestoken. Dat strafgericht is aan Jeruzalem en het onboetvaardige Israël niet lang daarna voltrokken.

378. Nadat de genodigden hun voorrecht smadelijk veracht en verworpen hadden en toonden het niet waardig te zijn, werden anderen in hun plaats gesteld en wel de geringsten en meest verachten uit het volk. Ga haastelijk uit in de straten en wijken der stad, en breng de armen en verminkten en kreupelen en blinden hier in. We moeten hier denken aan de armeren, de ongeleerden, de tollenaren en zondaren, die door de vrome joden, met name de schriftgeleerden, de farizeeën, de priesters veracht werden terwijl zij meenden dat Gods genade alleen hun rechten toekwam, alsof God hen niet missen kon. Daarom worden degenen die in hun plaats heilbegerig tot Christus kwamen in de gelijkenis bij bedelaars, blinden en kreupelen vergeleken. Ten laatste krijgen de dienstknechten bevel zelfs tot buiten de stad te gaan en vandaar de onbekenden, de vreemdelingen en landlopers te halen en in te brengen. In dit laatste beeld wordt de roeping der heidenen beschreven, die dienen moet om de joden tot naijver te verwekken. Zo heeft de Heere Jezus in deze gelijkenissen met duidelijke trekken getekend, wat de profeten reeds in meer bedekte bewoordingen aangekondigd hadden en zoals Paulus Hoséa aanhaalt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was. Mijn volk noemen, en die niet bemind was. Mijn beminde (Rom. 9 : 25).

379. Als er in de gelijkenis gezegd wordt dat de boden hen moesten dwingen om in te komen worden we allereerst bepaald bij Gods onveranderlijk voornemen om de verachters van Zijn genade buiten te sluiten. De gastheer wilde dat zijn huis vol zou worden maar dat niemand van degenen die genood waren zijn avondmaal smaken zou (Luk. 14: 24). Door deze uitdrukking leert ons de Heere Jezus dat God liever het uitschot der wereld zal bijeenvergaderen dan dat Hij zulke tegenstrevers, als hier beschreven zijn, aan Zijn tafel zou toelaten. Maar in de tweede plaats is dit dwingen een toespeling op de vnjze waarop de roepstemmen van het evangelie tot de hoorders gebracht wordt. De genade wordt daarin niet koel en onaandoenlijk gepredikt, maar de boodschap klinkt met grote ernst en hartroerende aandrang. Hiertoe behoort allereerst de aanvnjzing van de diep-rampzalige staat van de mens van nature en vervolgens het voorstellen van de weg ter ontkoming in Christus voor een berouwhebbend en schuldverlegen zondaar. Deze prediking gaat gepaard met vriendelijke vermaningen en schrikkelijke bedreigingen. Ik heb u op de fluit gespeeld .... kan Hij zeggen, en Ik heb u klaagliederen gezongen. Wendt u naar Mij toe, zo dringt God zelf aan, wordt behouden, alle gij einden der aarde ! want Ik ben God, en niemand meer. Alleenlijk ken'uw ongerechtigheden, dat gij tegen Mij gezondigd heb ... Verlaat de slechtigheden en leeft, want waarom zoudt gi/' sterven ? Ik ben gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was, enz. De tekst: Wederom zond Hy andere dienstknechten uit (Matth. 22 : 4) duidt erop dat de Heere het niet laat bij één gezant, maar dat Hij bij herhaling en op onderscheiden wijzen Zijn Woord laat brengen en als er staat: Nog is er plaats, verzekert Hij dat niemand te slecht of te goddeloos is om Zijn genade te kuimen ontvangen. Hoewel gij met vele boeleerders gehoereerd hebt, keer nochtans weder tot Mij, spreekt de Heere (zie Jer. 3 : 1 en vele dergelijke plaatsen in het Oude en Nieuwe Testament).

In de derde plaats duidt het woord dwingen op de krachtdadige en onwederstandeUjke werking Gods als Hij een uitverkoren zondaar door Zijn Woord en Geest overreedt van de gepastheid, noodzakelijkheid en dierbaarheid van de Zaligmaker. Dezulken ontvangen bij het licht des Geestes een klaar gezicht ia hun verloren staat en een vaste overtuiging dat in Christus alles te vinden is wat zij nodig hebben voor tijd en eeuwigheid. Daarenboven worden zij overreed dat de nodiging om tot Hem te komen tot hen persoonlijk gericht is, zoals tót Zacheüs geroepen werd: Zacheüs l haast u, en kern af; want Ik moet heden in uw huis blijven. Daarbij worden hun harten overgebogen en gevnllig gemaakt om hun wapens van tegenstand, die zij voorheen hadden, neer te leggen en zo ondervinden zij door dit dwingen dat het hun nu even onmogelijk is niet te geloven als zij van te voren de onmogelijkheid gevoeld hebben om wèl te geloven .

380. Het slotgedeelte van de gelijkenis van de koninklijke bruiloft bepaalt ons bij de noodzakelijkheid van een bruüoftskleed. Het is nutteloos te twisten of hiermee de rechtvaardigmaking of de heiligmaking bedoeld wordt daar beiden niet van elkander gescheiden kunnen worden. Het is eenvoudig, zoals de kanttekening zegt, dat dit bruüoftskleed ziet op Christus met Zijne gerechtigheid aangenomen door een waar geloof, hetwelk door de werken der liefde krachtig is en betoond wordt. Eveneens is het onnodig een onderzoek in te stellen waarom de geHjkenis spreekt van slechts één onwaardige disgenoot, terwijl Christus op een andere plaats gezegd heeft dat velen zuUen buitengeworpen worden, want wat van andere gelijkenissen geldt, moet ook hier bedacht worden, dat men op de bijzondere delen niet te veel gewicht moet leggen. We moeten meer letten op de sluitrede die Christus gemaakt heeft als Hij zegt: Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (vers 14). Met deze spreuk vat Hij de leringen die de gelijkenis bevat samen. Het waren er velen die de roepstem der nodiging verwierpen omdat zij zozeer met wereldse zaken bezet waren, zodat niemand tijd had om God te ontmoeten en dit is een ondeugd die alle mensen van nature aankleeft. Ieder heeft in zijn hart lichtzinnige en schoonschijnende verontschuldigingen gereed om zich aan de klem van 's Heeren roepstemmen te onttrekken. Maar de Heere Jezus doet het in deze gelijkenis duidelijk uitkomen, dat God dergelijke verontschuldigingen niet aanvaardt, zodat ieder gewaarschuwd is die door de beslommeringen van het aardse leven de dingen der eeuwigheid veronachtzaamt. Ook het oordeel over de man zonder bruüoftskleed behelst een waarschuwing voor vele geroepenen want hierdoor heeft de Heere Jezus willen wijzen op het ongenoegzame van de uitwendige roeping. Als de leer van een algemeen onvoorwaardelijk aanbod van genade aan alle hoorders waarheid zou zijn, kon er van een indringer zonder bruiloftskleed geen sprake zijn, maar nu zien we dat ook door deze gelijkenis

de.zuivere leer wordt bevestigd. Het kenmerk van die leer is immers dat zij God op 't hoogst verheerlijkt en de mens op 't diepst vernedert en aan de verslagen en verootmoedigde zondaar de ware troost voorhoudt. Niemand zal zich jegens God kunnen verontschuldigen want alleen al krachtens schepping kan God Zijn beeld terugeisen. Hoeveel te minder zijn vrij te pleiten degenen die Hij onder de roepstemmen van Zijn Woord doet verkeren, waarbij de mens zijn verloren staat en toestand en zijn schuld worden aangewezen en waarbij hij wordt opgeroepen zich tot de Heere te wenden om langs de door Hem voorgestelde weg gered en gezaligd te worden. Maar hoe liefelijk deze nodiging ook moge zijn en hoe bülijk de eis is dat zij wordt ingewilligd, nochtans zal het hart geopend moeten worden, als van Lydia, om acht te geven op hetgeen van Godswege gezegd wordt en anders bHjft een mens onder al de roepstemmen óf een moedwillige verachter van Gods genade óf hij wordt een schijngelovige zoals de man zonder bruiloftskleed. Door anderen bedrogen te worden is erg, maar zichzelven te bedriegen en zonder grond te denken dat ons een plaats in de hemel bereid is, is het ergste. Daarom mocht het de bede van ons hart wel zijn: Doorgrond mij, o God en ken mijn hart, .... en zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg. (Psalm 139 : 23 - 24).

Maar die nu hulp'loos kermen. Verdrukt en vol gebrek. Brengt God, door vry ontfermen. Haast in een hoog vertrek.

Psalm 107: 21a.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis 96

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's