Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambtsgebed II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambtsgebed II

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

2. De voorbereiding

Men zou bij de voorbereiding tot het ambtsgebed op drie dingen kunnen wijzen. Daar is in de eerste plaats de nauwe samenhang tussen het ambtsgebed en het persoonlijk gebedsleven. Het eerste staat immers niet los van het laatste. Hoe heeft men in zijn persoonlijk gebedsleven leren bidden? Het gaat in het gebed immers om het gebruik maken van de beloften des Heren. Ik denk aan Johannes 15 : 7: „Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt. wat gij maar wilt en het zal u geworden.” We mogen dus vragen, maar dan vanuit het in de Here blijven. Dan moet ons ook helder voor de geest staan, wat dat is in de Here blijven. Het hangt nauw samen met de gehoorzaamheid aan het woord van God, met het bewaren van de geboden en het liefhebben van Gods getuigenis. Dan kunnen we in ons gebed ook de Schrift hanteren. Als het goed is, zal een preek ook gebedsstof geven. Dat is meer waard, dan dat de mensen na afloop van een kerkdienst zeggen, dat de preek zo goed was. Het lijkt me van belang in zo’n geval te vragen: wat hebt u er uit geleerd over de Here en over u zelf en hoe beïnvloedt deze preek uw gebedsleven.

Voor het ambtelijk gebed is ook nodig eigen zwakheden recht te kennen en eigen gebreken onder het oog te durven zien. Wat hebben we nodig met het oog op ons ambt? Is het vooral wijsheid in het leiding geven aan de gemeente en bij de gesprekken? Is het vooral ootmoed om zelf op de achtergrond te blijven en eigen ervaringen of prestaties niet breed uit te meten? Is het vooral geduld om niet ontstemd te worden of zich geprikkeld te gevoelen? Kennis van eigen karakter-zwakheden en van de vereisten met het oog op het ambt is onontbeerlijk, wil men in het ambtsgebed recht tot de Here naderen. Ook hier is er aansluiting bij het persoonlijk gebed. Men leze nog eens wat de catechismus met het oog op het gebed zegt, antwoord 117.

In de derde plaats valt er te wijzen op de noodzakelijkheid van het kennen van de gemeente en haar noden, of van de dienaar voor wie men heeft te bidden. Het is eenvoudig onmogelijk om concreet in het ambtelijke leven te bidden als men de noden van de schapen niet kent. Dat ervaart een gastpredikant in een vakante gemeente, als hij de voorbede moet doen. Hij weet weinig of niets af van de omstandigheden van het gemeentelid of het gezin, waarvoor hij bidden moet. Daarom is het zo goed, als een kerkeraad bij het verzoek om te bidden voor iemand uit de gemeente tegelijk iets vertelt over het betreffende gemeentelid en zijn noden. In een vakante gemeente is het goed, dat de broeder die voor moet gaan zaterdags nog even langs gaat bij de zieke of naar het laatste nieuws vraagt. Dat is geen kwestie van nieuwtjesjagerij, maar van echte belangstelling, die de voorbede inhoud geeft. Dan weet je ook wat je als voorganger in zo’n dienst te vragen hebt. Dit geldt natuurlijk ook voor de eigen predikant van de gemeente. Zo vind ik het b.v. een moeilijke zaak om voor de geboorte van een kind te danken als je niet eerst zelf bij het gezin geweest bent. Door het gesprek voel je ook wat je in het gebed te danken en te vragen hebt.

Ik denk hierbij ook aan de kerkeraden, die een gastpredikant ontvangen. De ouderling van dienst heeft er in zijn gebed rekening mee te houden, dat de betreffende predikant zich in de gemeente vreemd kan gevoelen. Hij heeft dat in eenvoudige bewoordingen ook aan de Here voor te leggen. Met het oog op de eigen predikant zou ik willen zeggen: Denk u het leven van een predikant in, als u zondags het gebed in de kerkeraadskamer hebt te doen. Overweeg wat hem zoal belemmeren kan. U hebt misschien juist vrijdags kerkeraadsvergadering gehad. Het is niet nodig breed op allerlei moeilijkheden in te gaan. Dat kan aan het eind van een kerkeraadsvergadering gebeuren. Maar wel moet in het gebed tot uitdrukking gebracht worden, hoezeer gemeentelijke omstandigheden de predikant bij zijn zondagse arbeid in de weg kunnen staan. Overigens is een predikant een man als alle mannen. Daarom zijn de behoeften van een ouderling ook die van een predikant. Gebed voor een predikant en voor een gemeente eist dus kennis van hun noden.

Daarbij zou ik op nog iets anders willen wijzen, dat we ook bij de voorbereiding tot het ambtsgebed kunnen betrekken. Wil men de gemeente en de predikant leren kennen in hun behoeften, dan is het nodig te kunnen luisteren. Het is goed de ambtsdragers de vraag voor te leggen, of ze wel eens naar hun predikant geluisterd hebben met de bedoeling iets van de problemen van zijn werk aan te voelen. Wil men tot een dergelijk aan voelen komen, dan zal men daarvoor tijd moeten nemen en oprechte belangstelling aan de dag moeten leggen. Die belangstelling moet uit de liefde voort komen. Wie door te luisteren de nood gaat peilen, zal tot een inniger gebedsleven in zijn ambt komen. Dan wordt het gebed rijper en warmer, intenser, liefdevoller en meer bewogen.

Daarom: oren open met het oog op het ambtelijk gebed. Dit geldt niet minder ten aanzien van de medebroeders ouderlingen en diakenen. Zal de kerkeraad een gemeenschap zijn, dan is het nodig, dat men ook de noden van ambtsbroeders aanvoelt en in het gebed voor de Here brengt.

3. De inhoud

Wanneer ik nu tot de inhoud van het arnbtsgebed kom, voel ik hoe moeilijk het is over het gebedsleven te schrijven. Men beschouwe het volgende dan ook geenszins als voorschrift, waaraan men zijn eigen gebed moet afmeten — als bij een examen. Ik wil graag door het resultaat van mijn bezinning de ander dienen bij de uitvoering van zijn taak in het amtsgebed. Ik kan er niet onder uit om verschillende dingen nu enigermate systematisch te bespreken. Ik hoop, dat het volgende voor deze en gene een hulp mag zijn.

Allereerst het gebed voor predikant en gemeente voor de dienst in de kerkeraadskamer. Het is goed hierover thuis rustig na te denken en zich in te leven in de behoeften, waarvoor men des Heren aangezicht moet zoeken. Natuurlijk is dit geen zaak die van te voren opgeschreven moet worden. Verre van dat! Maar rustige overdenking van de zaken en de mensen, waarvoor men in gebed gaat is nodig. Als men zich zo de noden — en de vreugden van de zondag, welke stellig een dankzegging waard zijn! — heeft ingedacht, mag men vertrouwen op de leiding van de Heilige Geest om onder woorden te brengen, wat gezegd moet worden. Ik meen in dit verband wel te mogen verwijzen naar Marcus 13 : 11. Wat men zeggen moet in het gebed, zeg dat eenvoudig, direkt, zonder omhaal van woorden, zoals u het ziet liggen of zoals u de dingen aanvoelt. Een kort gebed recht uit het hart is weldadiger dan vele woorden, waarin men het besef van de nood mist. Naast de dank voor het mogen samenkomen past in dit gebed de vraag om’ kracht en wijsheid voor de dienaar en om bekering en geloof in het midden der gemeente.

In de tweede plaats het gebed na de diensten. Als rnen voor de middagdienst een zegen vraagt, is het op zijn plaats om na de morgendienst te danken. Men kan de diensten ook als een geheel beschouwen en voor de middagdienst het gebed weg laten. Ik meen, dat een predikant er behoefte aan heeft om door de kerkeraad aan de Here te worden opgedragen en zou daar ook voor willen pleiten.

Het is goed dat ook de diakenen in deze dienst der gebeden betrokken worden. Zij kunnen na afloop van de dienst voorgaan, terwijl het me op zijn plaats lijkt, dat de dienstdoende ouderling ook de dienst van het ambtelijk gebed in de kerkeraadskamer verricht. Na de dienst moet de Here dank worden gebracht voor het voorrecht, dat men mocht samenzijn; eventueel ook voor bijzondere dingen, welke die dag plaats vonden; dank ook voor de kracht, welke de predikant of ouderling-voorlezer ontvingen. Verder is hier bij op zijn plaats het gebed, dat de gemeente bij het Woord des Heren bewaard zal blijven en er uit zal leven. Ook kan men bidden om een zegen over het ambtelijk werk, dat in die week verricht zal worden, waarbij voor bijzondere werkzaamheden een aparte plaats kan worden ingeruimd.

In de derde plaats het gebed bij het huisbezoek. In het algemeen lijkt het me goed om met gebed te beginnen. Kort kan een zegen gevraagd worden over het gesprek, dat men zal voeren. Op zijn plaats is de vraag aan de Here om eerlijkheid en openheid tegenover elkaar; om de leiding van de Heilige Geest. Aan het einde van het gesprek moet de Here dank worden gebracht voor het feit, dat men samen mocht zijn. Daarbij mogen niet vergeten worden, die noden of zaken, welke speciaal in dit gesprek ter sprake kwamen. Als men nalaat daarover de Here te vragen, toont men zich weinig onder de indruk van de dingen, die men besprak. Het is onattent en vreemd, als men niet die zaken voor de Here brengt, waarover men een uur of langer heeft zitten praten. Denk hierbij ook aan het dagelijks werk en vergeet de kinderen niet. Het is allemaal niet verkeerd om die elk bij name te noemen.

In de vierde plaats het diakonaal bezoek. Het lijkt me van grote betekenis, dat de diakenen ook hun bezoeken met gebed beëindigen. Daarbij kan gedankt worden voor de zegen van de gemeenschap der heiligen en voor de barmhartigheid, welke de Here Jezus zelf oefent en door zijn gemeente laat gevoelen. Bijzondere persoonlijke noden zullen door de bezochten met de Here zelf verwerkt moeten worden. Dat kan ook aan de Here gevraagd worden. Daarbij is het gebed om onderwerping aan de Here en om vereniging met Zijn wil zeer op zijn plaats; evenals het opmerken van de goedheid des Heren.

In de vijfde plaats de kerkeraadsvergadering. Bij het gebed aan het begin zal stellig plaats moeten zijn voor de dank van het mogen werken in de kerk en voor het geroepen zijn tot dit ambt, evenals voor de smart over het tekort en de ootmoedige belijdenis daarvan. Eigen zwakheden moeten ook in die kring erkend worden bij monde van de voorzitter, opdat de kracht des Heren als noodzakelijk worde gevoeld en gevraagd. Als er bijzondere zaken op de agenda staan is het goed die bij het begin in het gebed te betrekken. Zijn er bijzondere noden in de gemeente dan kan men ook daarvoor de Here vragen. Tenslotte lijkt het me op zijn plaats bij het begin van een kerkeraadsvergadering ook vreugden of droefheid uit het leven der ambtsdragers aan de Here voor te leggen. Ik denk aan ziekte van een der broeders of bijzondere omstandigheden in het gezin. Uit ervaring weet ik hoezeer het meeleven met eikaars persoonlijke omstandigheden, ook in het gebed, het samenwerken in de gemeente bevordert. Een wonderlijke band ontstaat er dan in een kerkeraad. Daarbij mogen we van het gebed bij het begin van de vergaderingen stellig gebruik maken. Aan het einde moet er dank gebracht worden voor de ontvangen hulp. Verder moet zegen gevraagd worden over de uitvoering van de besluiten en voor die broeders, die met een speciale taak belast zijn. Men mag daarbij ook wel eens aan de scriba denken! Vergeet niet degenen, die ter vergadering geweest zijn of de tuchtgevallen, welke besproken zijn. Het is lijkt me van tijd tot tijd gewenst bijzondere dingen uit de gemeente een ogenblik apart bij de Here te brengen. Er zijn soms van die dingen, waarvan men met elkaar voelt: nu is het ogenblik om dit aan de Here voor te leggen. Ik heb dit ook op bredere vergaderingen van de kerken wel meegemaakt. Zou het daarom ook niet op zijn plaats zijn in kerkeraadskring? Een biddende kerkeraad is van grote betekenis voor de gemeente. Stel zulk een gebed niet uit en schaam u tegenover elkaar er niet voor. De voorzitter kan een der broeders uitnodigen daarbij voor te gaan of dat zelf doen.

Het is hier ook de plaats aan de persoonlijke voorbede van de ambtsdrager aandacht te schenken. Hij zal dat ook moeten doen met het oog op zijn eigen, ambtelijk leven. Breng uw speciale moeilijkheden bij de Here. Bid om de Heilige Geest, opdat ge vurig van geest moogt zijn. Denk ook aan hen. die aan uw zorgen zijn toevertrouwd. Is het zo verkeerd, als u op dat punt u zelf van vergeetachtigheid moet beschuldigen, enkele namen eens op te schrijven? Hoe vaak overkomt het een ambtsdrager niet op zijn bezoeken, dat hij denkt: deze mensen hebben mijn voorbede nodig, terwijl u ze de volgende morgen al vergeten bent. Met alle zelfbeschuldiging van dien! Het is ook mogelijk dat u op zaterdag eens denkt aan allen met wie u in die week ambtelijk in kontakt bent geweest. Het hóe doet er niet toe; als het dát maar gebeurt. Wijzen en manieren kunnen verschillen, als de zaak zelf maar plaats vindt. Denk daarbij ook voor de verhoring van uw ambtelijk gebed. Ik meen, dat dit nog wel eens vergeten wordt. De Here geeft toch ook zegen op het werk! Zoudt u hem daarvan dan niet ootmoedig de dank brengen? Die dank is tegelijk weer een grond om verder te vragen. Zoals de lofverheffing aan het eind van het Onze Vader tevens een pleitgrond is voor de verhoring van het gebed. Juist als men de Here eert, omdat Hij is zoals Hij is, mag men vragen: Here betoon U nu ook zo in ons midden, in ons ambt.

4. Moeilijkheden

Tenslotte wil ik iets zeggen over de moeilijkheden van het ambtelijk gebed. De eerste moeilijkheid is wellicht die van de sleur, de gewoonte, dat de ontroering en de vervoering ontbreekt; of dat men niet tot het kontakt met God komt; dat men een stroom van woorden gebruikt of misschien steeds dezelfde woorden, terwijl het eigenlijke toch afwezig is. Men heeft zichzelf te onderzoeken. Moet er ook ambtelijk schuld beleden worden? Is de houding tegenover de Here, de gemeente of de medebroeders niet goed? Er moet ook met het oog op het gebed veel gevraagd worden om de Heilige Geest. Hij is het, Die ons ook ambtelijk bidden leert. Hoe afhankelijker, hoe inniger het gebed zijn zal. Hierbij ben ik tegelijk aan het tweede toe: is er misschien gebrek aan vertrouwen in de Here bij het waarnemen van het ambtswerk; is er de verlammende twijfel; heeft mijn werk wel zin? Zou het werk geen zin hebben, als de Here u er toe geroepen heeft? God weet wat Hij doet, als Hij mensen tot dit werk roept.

Bent u het misschien oneens met de Here in ambtelijke zaken en wilt u de Here dwingen in plaats daarvan dat u zich evenals Paulus een slaaf van Jezus Christus weet, die wacht op de Meester? Er kan evenals in het persoonlijk gebed ook ambtelijk zoveel tussen zitten. De Here gaat een effen weg. Dat zullen we bij het ambtelijk gebed ook gewaar worden.

In de derde plaats kan een lid der gemeente het je zo moeilijk maken, dat je je afvraagt: kan ik met die man of vrouw wel bidden? Mijn mening is, dat het een uiterst geval is, wanneer men met een gemeentelid niet bidden kan. U kunt altijd ook de moeilijkheden welke in het gesprek naar voren kwamen aan de Here voor leggen. U kunt de beschuldigingen welke — wellicht ten onrechte — geuit werden bij de Here brengen in tegenwoordigheid van zulk een gemeentelid. Maar laat de ander in uw gebed met hem niet los. Als u toch zonder bidden weg gaat zult u tot de ontdekking komen, dat u terug moet. Het kan voorkomen, dat iemand in een gesprek zo de naam des Heren belasterd heeft, dat u zegt: hier is geen grond meer voor een gemeenschappelijk gebed. Dan moet u in elk geval zeggen, dat u in het persoonlijk gebed de ander niet zal vergeten. En overigens zou ik zeggen: als u niet mét iemand bidden kunt, dan kunt u het toch zeker voor hem doen, ook in zijn tegenwoordigheid. Want als men niet voor iemand bidden kan, is dat meestal een aanwijzing van het feit, dat men zelf ook niet recht tegenover die ander staat.

Ik zou er op aan willen dringen om toch zo veel mogelijk ambtelijke bezoeken of gesprekken met gebed te besluiten. Strijd op dit punt tegen lusteloosheid. Mijn ervaring is, dat velen behoefte hebben aan een gebed met een ambtsdrager. Men kan er beter wat bezwaar over gevoelen, dat de overgang van het gesprek naar het gebed wat vreemd was dan dat men zich achteraf verwijten moet niet gebeden te hebben.

In de voorbede en het ambtelijk gebed is een groot stuk zelfverloochening nodig. Hier blijkt of er echte liefde is. Hier klopt tegelijk het hart van het ambtelijk werk. „Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u,” 1 Thess. 5 : 16–18.

Leiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Het ambtsgebed II

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1964

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's