Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abr. Trommius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abr. Trommius

De man van de concordantie

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Is 't, dat ooit rechter wil een schamper oordeel vellen, waardoor hij allermeest kan den misdader kwellen; die laat hem nimmermeer in 't nare rasphuis gaan, noch ook van dag tot dag aan 't zware bergwerk staan; maar leg hem op, dat hij ga WOORDREGISTERS maken. Dus zal hij alle soort van straffe teffens smaken." Zo rijmde dominee Abraham Trommius eens, en toen was hij nog maar tien jaar met zijn concordantie bezig. Het zouden er 28 worden...

Erger dan het rasphuis (een tuchthuis waar men de hele dag hout moest schaven) of dwangarbeid in de mijnen, is het maken van woordregisters, alle straffen bij elkaar. Misschien schreef Trommius dit rijmpje in een moment van moedeloosheid. Maar ik geloofeerder dat het laat zien dat hij niet gespeend was van humor. Deze Groningse grote-stadsdominee had er geen hekel aan om naast zijn gewone predikantswerk altijd maar met woordenlijsten bezig te zijn. Daarvan hebben we een heel duidelijk bewijs. Toen hij op zijn 57e jaar eindelijk klaar was met zijn concordantie op de Statenvertaling, begon hij welgemoed aan een nog grotere klus: het maken van een concordantie op de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Het kostte hem nog eens 26 jaar.... Zoiets kan iemand alleen maar volhouden, als hij er ook genoegen in mag vinden.

Schoonvader
Concordanties zijn alfabetische lijsten van alle woorden in de Bijbel, met opgave van de vindplaatsen. De oudste concordanties dateren uit de dertiende eeuw, op de Vulgaat, in het Latijn dus. Het duurt na de verschijning van de Statenvertaling 25 jaar voordat iemand daadwerkelijk de hand aan de ploeg slaat om er een concordantie op te maken. Het is in 1662 de Groningse predikant Johannes Martinus, daartoe aangespoord door zijn vriend, de welbekende Coccejus. Martinus is al op leeftijd en bespreekt zijn plan met zijn schoonzoon, de jonge dominee Abraham Trommius in Haren, bij Groningen. „Ik ben al oud, laat mij het Nieuwe Testament, en doe jij het Oude", stelt hij voor. Trommius bewilligt, maar drie jaar later zit hij nog in de boeken van Mozes, als zijn schoonvader overlijdt. Hij besluit eerst het Nieuwe Testament af te maken. Van zijn schoonvader erft hij, naar eigen zeggen, een "ruwe massa" van de meeste woorden van het Nieuwe Testament, en een ordentelijke opstelling van de woorden uit de genoemde massa, waarmee Martinus gevorderd was tot in de letter O, het woord Opneming. Het is voor Trommius een bijzondere gewaarwording, als hij schoonvaders laatste notitie voor de concordantie vindt: „Luk. 9:51, als de dagen zijner opneming vervuld werden".

Verschijning
Het kost Trommius zeven jaar om dit werk af te maken. Dat komt voor een deel door het dringende verzoek dat hij krijgt van Goccejus, om ook de kleinste woordjes, zoals de voorzetsels, niet te verwaarlozen. Zo verschijnt in 1672 Trommius' concordantie op het Nieuwe Testament. Ze bevat werkelijk alle woorden uit de Statenvertaling (op één na, het woordje "en"). Het bijzondere, dat zijn concordantie zo aantrekkelijk maakt, is dat Trommius de bijbelteksten waarin het bewuste woord voorkomt, gerubriceerd heeft. Allereerst naar de verschillende Griekse woorden die voor dat woord in de grondtekst staan. En dan nog een onderverdeling naar betekenis. Juist die rubriceringen naar grondwoord en betekenis zijn in de verkorte versie waarin Trommius thans algemeen bekend is, verloren gegaan. Trommius' werk oogst veel lof, wat hem stimuleert om door te gaan met het Oude Testament. Eerst maakt hij nu een concordantie op de historische boeken (tot en met Esther). Deze verschijnt in 1685. In 1691 komt het derde en laatste deel uit. Naarmate er meer tijd verstrijkt, groeit het ongeduld. De opzet brengt mee dat men nog altijd geen compleet overzicht van de hele Bijbel heeft, zolang het laatste deel niet verschenen is. Droog meldt Trommius -als hij eindelijk klaar is- in zijn voorrede op het laatste deel, dat hij de synoden van de verschillende provincies openlijk wil bedanken dat het hun beliefd nog een "zachte verbetering" heeft "sedert vele jaren aan mijn geringe persoon en dit concordantiewerk in hun jaarlijkse verhandelingen van kerkelijke zaken telkens met toegenegenheid te gedenken en daarvan ook in hun acta te gewagen, telkens wensende dat dit werk ten spoedigste mocht worden voleindigd." De Groningse kerkeraad heeft hem op het laatst zelfs vrijgesteld van alle pastorale arbeid behalve het preken op zondag.

Drie delen onhandig
De opzet in drie delen is onhandig. Elk woord moet men driemaal opzoeken om een compleet beeld te krijgen. In de tweede druk, die pas na Trommius' dood verschijnt, in 1750 '54, is daarin voorzien. Professor Aegidius Gillissen hergroepeert de drie delen zo, dat al de woorden van Oude en Nieuwe Testament voortaan onder één alfabet staan. Achter in het derde deel komen de Hebreeuwse en Griekse registers, feitelijk woordenboeken in het klein. Van elk Hebreeuws en Grieks woord geeft Trommius daar aan, hoe dikwijls het in de grondtekst voorkomt, en in welke betekenissen en hoe vaak in de Statenvertaling. Zo is het een werk geworden van meer dan 2600 pagina's folio. Daarbij vergeleken is de > verkorte versie (die in 1865 verschijnt en sindsdien vele malen is herdrukt als "de concordantie van Trommius") wat een pocketwoordenboek is vergeleken bij de dikke Van Dale. Al die voorzetsels en andere kleine woordjes waarvoor Coccejus pleitte, zijn ook weggelaten. Gelukkig heeft de onverkorte Trommius in 1988 een fotografische herdruk gekregen, die nog voor een prikje te krijgen is ook. Wel moet men er uiteraard de oude spelling voor kunnen lezen, want Trommius heeft zich exact aan de authentieke tekst van de Statenvertaling gehouden.

Trage schildpad
Zoals gezegd heeft Trommius daarna nog de kracht en de gezondheid gekregen om 26 jaar aan een concordantie op het Griekse Oude Testament te werken. Als hij dat volbrengt, is hij 83 jaar. De grijze predikant wordt in 1717 aan de Groningse universiteit geëerd met een eredoctoraat, uit handen van de bekende professor Driessen. Hoe heeft die man dat nu allemaal in zijn eentje klaar kunnen krijgen, toen er nog geen computers waren en geen kopieerapparaten? Hoe heeft hij dat kunnen presteren, terwijl hij alles met de ganzeveer moest doen? Hij schrijft in 1685 gemoedelijk dat, toen ds. Martinus hem zijn medewerking vroeg, „ik bevond dat er benevens de gewoonlijke verrichtingen in dit mijn ambt, wel enige uren zouden kunnen overschieten om nog enig meerder goed te doen, ten dienste van God en tot nut van Zijn huis." En in 1672 schrijft hij over zijn werk: „Onze eigen geringheid, ja nietigheid was ons te bekender dan dat wij daarop enigszins zouden gesteund hebben. Maar ons docht, dat ook wel lage verstanden dit werk zouden kunnen bedrijven, zo maar een voorzichtig overleg voorging en een onvermoeide naarstigheid volgde." Hij zet dan uiteen dat volgens de geleerden de schildpad en zelfs de slak nog nuttige dieren kunnen zijn, en vervolgt: „Men versiert dat de traaggaande schildpad door haar langzame doch gedurige gang tot de top des bergs opklimt en daar ook ten laatste aankomt. Door welk zinnebeeld te kennen gegeven wordt hoe sommigen, ofschoon de traagheid van hun verstand of andere dingen hen niet weinig terughouden, nochtans zulks alles vergoeden door hun gedurigheid en vlijt, en eindelijk tot het ware bezit der wijsheid en geleerdheid opklimmen."

Verbeterde Datheen
Tussen de bedrijven door begint hij ook aan een "zachte verbetering" van de berijming van Datheen. De Groningse synode van 1678 wijst hem erop dat hij er beter aan doet al zijn vrije tijd aan de concordantie te wijden. In 1695 verschijnt dan toch ook de verbeterde psalmberijming. Ondanks enkele aansporingen van de Groningse synode aan die van de andere provincies om Trommius' berijming in te voeren, vindt zij geen ingang. Intussen vindt hij ook steeds tijd voor zijn ambtelijke werk. Hij heeft na veertien jaar in Haren 48 jaar in Groningen gestaan, tot zijn dood in 1719; een ongewoon lange ambtsperiode! „Hij nam onder al deze arbeid zijn dienst getrouwelijk waar, was godvrezende, zachtzinnig. zoet, bescheiden, vreedzaam in zijn omgang, en is alzo geweest tot een luister van deze stad en gemeente", aldus het oordeel van zijn Groningse collega Hitzerus Themmen.

Legenden
Er is een legendarisch verhaal, dat toen Trommius met de concordantie klaar was, brand uitbrak in de pastorie, zodat hij weer van voren af aan moest beginnen. Er is nog een variant, volgens welke mevrouw Trommius al het werk van haar man in een kwade bui in de kachel gestopt heeft, omdat zij hem nooit in de huiskamer zag. Er is geen enkel getuigenis dat de historiciteit van deze verhalen kan bevestigen of zelfs maar waarschijnlijk zou kunnen maken. Integendeel, de ontstaansgeschiedenis van de concordantie maakt het al bij voorbaat onmogelijk, dat één brand alles zou kunnen hebben vernietigd. We kunnen deze verhalen naar het rijk der fabelen verwijzen. Overigens heeft Trommius in zijn gezinsleven veel verdriet meegemaakt. Driemaal heeft hij een echtgenote grafwaarts moeten brengen. Zijn vierde vrouw overleefde hem. Zelf overleefde hij al zijn acht kinderen. Vooral het sterven van zijn zoon Johannes Martinus als veelbelovend student van negentien jaar, heeft hem diep aangegrepen.

Geen afgoderij
Waarschijnlijk heeft nooit iemand de Statenvertaling zo nauwkeurig doorgewerkt als Trommius. Wat vond hij ervan? Hij schrijft daar uitvoerig over in een van zijn voorredenen. Hij prijst haar grotelijks. „Het is voorwaar een wonder, dat men doorgaans daarin bespeurt en verneemt, hoe nauwkeurig op elk woord, ja woordeken, in de grondtekst staande, achtgeslagen is om dat wel in het Nederlands over te brengen." Niet minder lof heeft hij voor de kanttekeningen. Hij waarschuwt echter voor afgoderij. „Het is en blijft maar een overzetting, hoe goed en treffelijk zij ook is; de eer van authentiek te zijn, komt alleen de grondtekst toe. Het is genoeg dat wij ze de lof geven die haar toekomt, van een getrouwe en welgegronde overzetting, en niet meer." Ook mag elke predikant de vrijheid hebben, met gegronde redenen een andere opvatting te hebben dan de kanttekening. Hij voelt echter niets voor veranderingen in de Statenvertaling. Die zouden maar aanstoot en ergernis geven, ze zijn niet nodig, van de ene verandering komt de andere, waardoor „men nooit een vaste voet van overzetting zou hebben, maar steeds als op het onzekere zwe Zijschrev ven, en dat in een zaak van zo groot belang."

Schrijf- en drukfouten
Men moet echter niet zover gaan, dat men zelfs geen kennelijke schrijf- en drukfouten zou durven verbeteren. „Overmits ik in het uitwerken van dit concordantiewerk op alles gans akkuraat had te letten, zodat nauwelijks iets mijn oog kon ontvlieden, zelfs tot het minste toe, zo is het dat ik door die gedurige en nauwkeurige opmerking al een redelijk getal van zodanige zaken geregistreerd en opgetekend heb." Soms heeft Trommius dat ook aangegeven in zijn concordantie. Zo noteert hij in zijn registers van de naam Christus, dat er in Romeinen 6:23 abusievelijk Jezus Christus staat; dat had volgens het Grieks Christus Jezus moeten zijn. Hij heeft van deze kennelijke verschrijvingen een "bysonder registertje" gemaakt en daarvan kennis gegeven aan de kerkelijke vergaderingen. Er is, voorzover mij bekend, nooit wat mee gebeurd. Zou dat registertje nog altijd ergens liggen?

Misbruik
Trommius heeft de gevaren van zijn werk wel gezien. Hij noemt met name „het misbruik van dit boek tot voeding van traagheid en luiheid, zo wanneer men maar zo terloops enige Schriftplaatsen daaruit zou halen en gebruiken, zonder ze recht en naar behoren te mediteren. Dat zou rechtdraads tegen mijn goede oogwit aanlopen, hetwelk is om door dit middel tot naarstigheid en ijver in het overpeinzen van allerlei passages der Schrift die daar voorkomen en te vinden zijn, een ieder aan te zetten. Gewisselijk, de Heilige Schriften en al de passages vandien zijn te kostelijk en van al te hoge waardij, dan dat men daar zo los en onachtzaam mee zou handelen, en de goede middelen die Gods goedheid ons aan de hand geeft, zo deerlijk misbruiken." Gulden woorden, die elke gebruiker van bijbelprogramma's op de PC thans ook wel steeds ter harte mag nemen! Waar stond Trommius theologisch? De naam van Coccejus is al enkele malen gevallen. Trommius schrijft dat hij "familiare kennis" met hem had. We moeten nog iets meer zeggen. Wanneer Trommius in hoge ouderdom zijn levensloop op schrift stelt ("Bevindingen van hemselven geduirende syn levensloop"), schrijft hij nog met grote sympathie over de privaatcolleges die hij in zijn studententijd in Groningen liep bij de cartesiaan Tobias Andraeae. Zij brachten Trommius tot een oratie over de filosofische vrijheid, waarin hij ruimte vraagt voor het cartesianisme, maar overigens een lans breekt voor vrijheid en verdraagzaamheid in deze. Hij zal dus toch wel een andere ligging hebben gehad dan Lodenstein. Koelman of Smijtegelt, om maar een paar tijdgenoten te noemen. Maar in zijn concordantie is dat niet te merken. De Utrechtse kerkhistoricus OJ. de Jong heeft geponeerd dat de grote aandacht voor de kleinste exegetische details echt coccejaans is. Hij heeft zelfs beweerd, dat door de drastische verkorting in de beknopte uitgave "het coccejaanse werk van Trommius in feite werd vervoetiaanst." Mij dunkt, een wel heel aanvechtbare bewering! Voor hele generaties voetianen tot op de huidige dag is juist de onverkorte Trommius een dankbaar gebruikt en onmisbaar hulpmiddel bij het onderzoek der Schrift geweest. Trommius is zijn geboortestad Groningen zijn gehele leven trouw gebleven. Emeritaat was er voor hem niet bij. Op zondag 14 mei 1719 voelt hij zich niet goed. Toch wil hij de predikdienst niet verzuimen, 's Middags preekt hij nog in de Akerk over vraag 52 van de Catechismus. De volgende dag heeft hij hoge koorts. Twee weken later, op pinkstermaandag 29 mei 1719, beëindigt hij een werkzaam leven, in de ouderdom van bijna 86 jaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 april 1993

Terdege | 80 Pagina's

Abr. Trommius

Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 april 1993

Terdege | 80 Pagina's