Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSPECTIEVEN VAN HET PASTORAAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSPECTIEVEN VAN HET PASTORAAT

50 minuten leestijd Arcering uitzetten

W.H. Velema

Ontwikkelingen in het pastoraat

In dit artikel wil ik een aantal gezichtspunten bespreken die samenhangen met het pastoraat. Het onderwerp ligt op het veld van de poimeniek. Dit vak uit de theologische encyclopedie omschrijf ik als de wetenschappelijke bestudering van de zielzorg. Dit woord was in het verleden gangbaar als vertaling van de latijnse term cura animarum. Heitink omschrijft haar als 'de liefdevolle aandacht van ambtsdragers voor de individuele leden van hun kerk'.

De zorg van de ambtsdragers betreft vooral hun geestelijk functioneren.' Het is gebruikelijk om deze zielzorg op te vatten als pastorale zorg of pastoraat. De poimeniek houdt zich bezig met de herderlijke zorg voor leden van de gemeente.

In het afgelopen jaar heb ik in verschillende kringen mogen spreken over aspecten van het pastoraat. Zoals uit onderstaand overzicht blijkt, werd mij steeds weer een andere invalshoek voorgelegd." Dat maakt de uitvoering van de toezegging om een lezing te houden tot een boeiende rondgang op het gebied van het pastoraat. Soms waren er overlappingen, vaker nog raakvlakken. Steeds weer was het thema pastoraat.

Gedurende deze maanden groeide de behoefte om wat ik mocht voordragen als een geheel te publiceren. Dan zou ik wat dieper op recente literatuur en de daarmee samenhan-

gende vraagstukken en ontwikkelingen kunnen ingaan dan in mijn lezingen mogelijk was.'

Het doet me genoegen dat ik in dit artikel de gelegenheid heb een aantal inzichten te publiceren, die in de loop der jaren zijn gegroeid. Zij vormen ook de achtergrond, en vaak de inhoud van de in noot 2 vermelde lezingen. Een eerste aanzet heb ik gegeven in mijn Apeldoornse rectorale rede 'Pastoraat met raad en daad'.^ Daar treft men een aantal principiële lijnen aan die evenzovele uitgangspunten zijn.

Wellicht behoeft de term perspectieven enige toelichting. Hierboven bezigde ik al het woord aspecten. Daarom is het mij te doen. Perspectieven ziet, zo meen ik aan de omschrijving van Van Dale te mogen ontlenen, ' op ontwikkelingen, die met het gegeven van het pastoraat samenhangen. Zij duiden op wat er zich in en door het pastoraat ontwikkelt, waarheen we op weg zijn en wat we onderweg tegenkomen. Heitink schrijft in zijn inleiding: in dit boek wordt het begrip Pastorale zorg herijkt. Dat begrip omvat een aantal aspecten 'dat samen goed is voor wat vandaag onder pastoraat verstaan kan worden'.'' Ik bedoel met perspectieven een verbreding, een uitwaaiering vergeleken met de oorspronkelijk beperkte opvatting. Dat wil niet zeggen, dat ik alle ontwikkelingen als evenzovele toevoegingen voor mijn rekening wil nemen. Het is juist mijn bedoeling bepaalde afgrenzingen aan te brengen, ook in de samenwerking met andere vormen van zorgverlening. In hoeverre deze er wel en in hoeverre zij er niet bij behoren, zal door het perspectief bepaald worden.

De Herder in beeld

Ik wil uitgaan van het beeld van de herder, zoals we dat in het Oude en het Nieuwe Testament tegenkomen. Elders heb ik de gegevens uit de Bijbel op een rij gezet en besproken. Hier wil ik wijzen op de drievoudige taak van de herder. Hij zorgt voor de kudde en verzorgt zijn schapen. In deze zorgtaak ligt vooral opgesloten het weiden en tot de waterbronnen leiden van de kudde. Deze zorgtaak wordt omsloten door het voorgaan en het met de kudde verdergaan. Dat is de leidinggevende laak van de herder. Tussen zorgen en leidinggeven is een innerlijk verband. Beide taken zijn niet identiek, maar ook niet los van elkaar te zien.

Daar is vervolgens de bewarende taak. De herder beschermt en vecht. Hij weert af en beschermt.'

Het is goed om bij het werk van de herder te beginnen. Straks kunnen we aandacht geven aan wat de schapen nodig hebben. De herder zal daarop ingaan vanuit zijn herderlijke taak.

In 'Pastoraat met raad en daad' heb ik erop gewezen dat we in Ezechiël 34 de Messias als Herder getekend vinden. De messiaanse profetieën zien wij meestal als betrokken op de komst van de Koning, soms ook op die van de Profeet." De Messias wordt door Ezechiël echter ook voorzegd in de gestalte van de Herder. Het moet opvallen dat de herderstaak tot in de heerlijkheid van het hemelleven wordt voortgezet.'

Christus is niet alleen Profeet, Priester en Koning. Hij is ook Herder. Uit de combinatie van deze motieven leid ik de conclusie af, dat we aan het herderlijke werk van de Messias een koninklijk, profetisch en priesterlijk aspect kunnen ontdekken. Hij zorgt en verzorgt. Dat is het priesterlijke. Hij beschermt en vecht. Dat is het koninklijke. Hij gaat voor en leidt voort. Dat is het profetische. Deze drie overziende, zeg ik tegelijk dat die drie taken soms elkaar raken. Dat is geen bezwaar. Ik spreek niet van de drie ambten van Christus, maar van de drie aspecten van het ene ambt van Christus.'"

Met deze drie taken raakt de herder het bestaan van de mens. In het verleden werd met de naam zielzorg de nadruk gelegd op de geestelijke problemen van mensen. Daaraan moest de zielzorger aandacht besteden. Situaties van schuld en zonde, van lijden en sterven, van ziekte en geloofsbeproeving vormden vooral het werkterrein van de zielzorger. Hij sprak met de mensen erover hoe ze in deze verschillende situaties hun relatie met God beleefden. De genoemde problemen kwamen aan de orde onder het gezichtspunt van: Wie is God daarin voor u en hoe gaat u ermee naar God, en hoe gaat u daarin met God om?

Ik noem dat een beperking van de pastorale taak. Deze beperking had wel haar positieve kant. De pastor hoefde zijn taak niet al te breed op te vatten. Hij kon het probleem veel gemakkelijker dan thans overzien.

Toch betekent die beperking een tekort. Dat tekort geldt de zorg die aan mensen wordt verleend. Ze hebben meer nodig dan hierboven werd aangewezen. Deze beperking snijdt ook in in de pastorale taak van de pastor. Hij beperkt zich tot geestelijke hulpverlening. Hij is dan als pastor echter niet aanwezig in de volle breedte van het mensenleven. Men kan zich zelfs afvragen of pastores het niet aan hun (te) beperkte taakopvatting hebben te wijten, dat gemeenteleden naar allerlei andere hulpverleners zijn gegaan. Meenden zij soms niet terecht, dat ze voor hun probleem niet bij de pastor terecht konden?

De pastor begeleidt het gemeentelid, onder het gezichtspunt van de relatie tot God, op het vlak van het kennen (cognitief), van het handelen (actief, voluntatief), van het gevoelen (emotioneel) en van het ervaren (experiëntieel)." Op elk van deze terreinen kan nader onderscheiden worden in de zorgtaak, de leidinggevende taak en de beschermende taak. Zo krijgt men een goed overzicht van de brede taak van het pastoraat. Met de indeling in

10 Zie hierbij F.G. Immink, Jezus Christus, Profeet, Priester, Koning, Kampen 1990.

vier terreinen, doorsneden door drie functies, neem ik op mijn manier op wat Heitink blijkens de volgende subparagraaf als modellen van pastorale zorg beschrijft.'"

Het nieuwe boek van Heitink

Bezinning op het pastoraat heeft laten zien dat er in de pastorale hulpverlening blinde vlekken waren. Het pastoraat voelde zich geroepen daarop in te gaan, op gevaar af dat de grenzen van het pastoraat werden overschreden. Er is de laatste vijfentwintig jaar binnen de pastorale hulpverlening een hele ontwikkeling op gang gekomen.

Heitink noemt niet minder dan vijf opvattingen van pastorale zorg. Ze zijn evenzovele modellen. Ik geef ze hier weer met de typering die Heitink voor elk van hen gebruikt: De klassiek-individuele opvatting, waarvoor het herdersmotief, de cura animarum karakteristiek is. De ecclesiaal-parochiële opvatting, waarvoor parakiese en de ontwikkeling van het kerkelijk pastoraat karakteristiek is. Als derde de wijsgerig-antropologische opvatting, die het verschijnsel zorg behandelt en de mens als geest bespreekt. Als vierde de spiritueelmystagogische opvatting, die vooral aandacht geeft aan de spirituele dimensie en op weg is naar een nieuwe mystagogie. Tenslotte de psychologisch-therapeutische opvatting, die focust op geestelijke gezondheid en pastorale counseling beoefent."

Heitink kiest voor een opvatting van pastorale zorg, waarin elementen uit deze vijf modellen meegenomen worden. Heitink gebruikt niet het woord meenemen. Hij spreekt over aandacht hebben voor elementen uit de vijf modellen.

Nu ik toch bezig ben met het boek van Heitink, wil ik de lezer er opmerkzaam op maken dat Heitink zijn beschrijving en zijn visie in bepaalde lagen opbouwt. Ik acht dat karakteristiek voor zijn methode en voor het resultaat waartoe hij komt. Wat ik zojuist als modellen van pastorale zorg releveerde, maakt deel uit van Deel I, Theologie. Na de beschrijving van deze modellen onder de titel 'Pastorale zorg: grondlijnen' volgen drie hoofdstukken. Daarin wordt de ontwikkeling van de pastorale theologie in deze eeuw beschreven.

Achtereenvolgens worden behandeld: Kerygmatisch pastoraat, met aandacht voor Thurneyen en Barth, Therapeutisch pastoraat, met een bespreking van o.a. S. Hiltner, Paul Tillich en W. Zijlstra. En tenslotte als derde Hermeneutisch pastoraat. Heitink typeert deze als een theologische verwerking van de Verlichting en leidt ze terug op Schleiermacher.'"

Heitink schaart zichzelf in deze rij van hermeneutisch pastoraat. Hij herinnert aan de door hem aan H. Berkhof ontleende term bipolariteit. In de subparagraaf waarin andere vertolkers worden besproken treffen we de namen aan van M. Josuttis, W. Jentsch, J.J. Rebel, H.C. Donga en de Zuid-Afrikaan D.J. Louw. Als kritische gesprekspartners in deze reeks worden genoemd de rooms-katholiek M. van Knippenberg en de promovendus van H. Jonker, E.S. Klein Kranenburg."

Ik vermeld deze namen, omdat het overzicht van Heitink inzichtgevend is in recente literatuur. De lezer krijgt gelegenheid om de genoemde auteurs in een bepaald verband te plaatsen. Ik spreek mijn waardering uit voor dit heldere overzicht. Ik meen dat de besproken auteurs zich fair beschreven en getypeerd zullen voelen. Mijn waardering geldt ook andere overzichten in dit boek.

In het zojuist besproken hoofdstuk 5, hermeneutisch pastoraat, plaatst Heitink ook zichzelf. Hij wijst op het enigszins merkwaardige van zijn positie. Hij is nu niet alleen beschrijver van een zo objectief mogelijk beeld. Hij is ook deelnemer aan de ontwikkeling van de theologie van het pastoraat. Hij zet er ook zijn eigen stempel op, zo schrijft

Het bipolariteits-model uit zijn dissertatie (1977) is nu verder ontwikkeld in de richting van hermeneutisch pastoraat. Ik geef kort de drie trekken weer, waarmee Heitink zijn positie van 1977 in dit nieuwe boek typeert. Deze typering is de basis voor de ontwikkeling naar hermeneutisch pastoraat.

- God openbaart zich aan de mens in zijn menselijke ervaringswereld, als regel indirect, dat wil zeggen langs de weg van waarnemings-en bewustwordingsprocessen, de weg waarlangs alle ervaren tot stand komt.

- Hij gaat met de mens om in de weg van een leerproces, waarin de levensgeschiedenis van de mens geïnterpreteerd wordt vanuit de heilsgeschiedenis van God met mensen.

- Hij gaat bij voorkeur middellijk met de mens om, dat wil zeggen via mensen die op hun beurt menselijk met hun naaste trachten om te gaan."

Naar mijn oordeel hebben we in deze passage de hermeneutische sleutel tot het verstaan van Heitinks opvatting omtrent pastorale zorg.

In de voorafgaande zinnen heeft Heitink gezegd, dat leer en leven, openbaring en ervaring, communicatie 'van' en 'tussen' zo op elkaar betrokken zijn, dat het ene moment steeds alleen via het andere tot zijn recht kan komen.

Openbaring geschiedt derhalve niet buiten menselijke ervaring om, of wel deze ervaring is een wezenlijk moment in en van het openbaringsgebeuren. Juist door de intrinsieke samenhang van openbaring en ervaring doorloopt de openbaring een leerproces. De interpretatie van eigen levensgeschiedenis vanuit de heilsgeschiedenis van God met de mensen is deel van openbaring.

Daarin nemen mensen die menselijk met hun naaste trachten om te gaan, een plaats in. Zij zijn mede subject in het samengaan van openbaring en ervaring.

Dat betekent dat de Schrift geen prioriteit heeft. Zij gaat niet als openbaringsbron aan de ervaring vooraf. Zij wordt opgenomen in de mixture, die ontstaat uit de verwerking of het samengaan van openbaring en ervaring. De verwerking is een leerproces, dat openbaring heet als het proces voltrokken wordt. In dat proces heeft niet alleen de enkeling (de gelovige) een aandeel. Ook anderen, medemensen, doen er in en doen er aan mee.

Het is volstrekt consequent dat hoofdstuk 6 handelt over 'Pastorale zorg en psychologie'. De psychologie, besproken in zeven verschillende stromingen, levert haar bijdrage. Voor de ene stroming heeft Heitink meer waardering dan voor de andere.

Als zo de rol van de psychologie is gelegitimeerd, komt het onderwerp 'pastorale zorg en theologie' aan de orde.

In de balans wordt naast de psychologie ook de sociologie als aandeelhouder of leverancier van inbreng in dit bipolaire proces van openbaring en ervaring genoemd.'*

Zo heeft Heitink het hermeneutische fundament gelegd voor zijn verdere beschouwing. In het deel 'Theologie' vindt in hoofdstuk 8 een afronding plaats onder de titel 'Functies van pastorale zorg'. Daarin behandelt hij de bekende vier taken: helen, bijstaan, begeleiden en verzoenen. Van elk van de vier woorden geeft hij een bijbels-theologische achtergrond. Men bedenke evenwel, dat deze bijbelse gegevens alleen met behulp van de eerder beschreven hermeneutische sleutel in het pastoraat kunnen functioneren.

Wie de afgelegde weg overziet, moet zeggen: het hoofdstuk 'hermeneutisch pastoraat' is in dit deel I Theologie het middenpaneel. Daaraan gaan vooraf de grondlijnen die door vijf opvattingen voor pastorale zorg worden geleverd. Deze dienen door de zeef te gaan van psychologie en theologie, om dan te resulteren in vier functies van pastorale zorg.

Ik sprak over een opbouw in lagen binnen deel I. De eerste is die van een in allerlei variaties voorkomend zorgbegrip. Daarop wordt de laag gelegd van de hermeneutische opvatting van pastoraat. De kritische doorlichting leidt tot de derde laag, de geschiedenis van het pastoraat. Ik heb de lagen beschreven als een beweging van onder naar boven. Ik denk dat we ook een ander beeld kunnen gebruiken, dat van een drieluik. Dit beeld is een scherper typering dan dat van lagen.

Er blijft dan nog één oneffenheid te verklaren. Wat doet de behandeling van het kerygmatisch en het therapeutisch pastoraat in de tweede laag? Zij vormt met hermeneutisch pastoraat de inhoud van het middenstuk.

Het kerygmatische en therapeutische pastoraat zijn een alternatief van het hermeneutisch pastoraat. Dit laatste wordt niet alleen beschrijvenderwijs, dus als object behandeld. Het is tegelijk de positiebepaling van Heitink zelf. Het is kenmerkend voor zijn bipolaire aanpak dat hij deze positie-bepaling niet in een hoofdstuk apart behandelt, maar haar een plaats geeft bij de tekening van drie opvattingen van pastoraat.

Bipolair gedacht maakt het hermeneutische pastoraat ook gebruik van elementen van het kerygmatisch en therapeutisch pastoraat. Het lijkt dus niet inconsequent hermeneutisch pastoraat op één lijn te behandelen met kerygmatisch en met therapeutisch pastoraat. Het bipolariteitsmodel wettigt deze methode. Men bedenke evenwel dat toch ergens een eigen uitgangspunt ter sprake moet komen. Dat gebeurt uitgerekend in het midden van deel I, Theologie. De lezer zal beseffen dat deze plaatsbepaling samenhangt met, ja gevolg is van het bipolariteitsmodel. Wie de sleutel zoekt, moet in het midden zijn.

Er volgen nog twee delen: Differentiatie, met behandeling van pastorale zorg in individueel pastoraat, pastorale zorg vanuit de gemeente en pastorale zorg in maatschappelijk perspectief en pastorale zorg in instellingen. Dus van individu via kerk en maatschappij naar instituten. Het derde deel, de praktijk, behandelt het pastorale gesprek en de pastorale zorg als ambacht.

Zo heeft Heitink het hele mensenbestaan van de enkeling, de gemeenschap, de samenleving en de instituten tot voorwerp van pastorale zorg gemaakt. Daarbij heeft hij wat ik noemde de techniek (het pastorale gesprek) en het ambacht (ambt en leerproces) erbij weten te betrekken.

Een grootse greep op een uitgebreid veld. Een koene onderneming, die geheel onder beheersing staat van de hermeneutiek van een bipolaire theologie. Zij sluit aan bij de ervaring van mensen en geeft daaraan richting en zin. Zij verwerkt de traditie van christelijke theologie en van allerlei wetenschappen. Deze zijn geen hulpwetenschappen, maar legitieme voedingsbronnen samen met de theologie. In dat 'samen met' ligt een zekere beperking van hun bijdrage.

De opzet is een combinatie van fenominologie en bijbelse gegevens, die consequent 'christelijke tradities' worden genoemd. Wat zich voordoet en laat ervaren verbindt Heitink met bijbelse begrippen en verhalen. Deze zijn immers ervaring van toen, zoals de lezer van nu zelf ook ervaring opdoet, mede (hoewel niet alleen) aan de ervaring van toen.

Het eigene van deze zorg voor heel de mens

In het begin van dit artikel ben ik uitgegaan van de bijbelse beeldspraak van de herder. Hem zijn drie taken toevertrouwd. Zorgen, leiding geven en bewaren. Bij zorgen hoort ook het bedacht zijn op de groei, de welstand en voortgang van het leven. Bij leiding geven hoort ook de doelstelling overeenkomstig de zingeving; de ontwikkeling van gaven en krachten. Bij bewaren hoort ook de afweer van alles wat het leven kan schaden en de ontwikkeling of ontplooiing in de weg staat.

Er is nauwelijks een aspect van ons bestaan te bedenken dat niet dooreen van deze drie wordt bestreken. Herderlijke zorg is dus zorg voor heel de mens.

Toch onderscheidt herderlijke zorg zich van andere vormen van zorgverlening, zoals psychotherapie, psychiatrie, medische hulp en algemeen sociale zorgverlening.

Waarin zit het karakteristieke verschil? Wat is het kwalitatief eigene van de pastorale zorg? Dat reikt verder dan medemenselijke hulpverlening die zich richt op het geestelijk welzijn van de ander.

Geestelijk welzijn raakt de spirituele dimensie van ons mens-zijn. Deze dimensie kan ons religieus-zijn in zich hebben. Ook zonder dat mensen expliciet belijden gelovig te willen zijn of een geloof aan te hangen, wordt van geestelijk welzijn gesproken. Hebben we dan ook met herderlijke zorg te doen?

Uitgaande van het bijbelse beeld van de herder beginnen we bij het herderschap van God, op aarde geconcretiseerd in het Herder zijn van Jezus Christus. Over Zijn herderlijke zorg is veel geschreven.'" Herderlijke zorg door mensen verricht zal, bijbels gesproken, al-

tijd in relatie staan tot de grote Goede Herder. Daarvan is zij immers een gestalte. Mensen die herder mogen zijn, staan in dienst van de grote Goede Herder.

Daarom heeft pastorale zorg altijd te maken met Gods Herder-zijn voor mensen, en met Zijn Zoon, Die als Messias-Herder in deze wereld is gezonden.""

Vanuit het gezichtspunt van het gezonden zijn, zal het herderschap, dat op mensen is gericht, ook tot de Herder willen en moeten terugleiden. De kudde is immers van de Herder. Zij behoort Hem toe. Zij is er ook voor Hem, onder zijn hoede.

De Herder is er voor de schapen, voor hun hele mens-zijn, onder het gezichtspunt van de relatie tot Hem. Hier stuiten we op het kwalitatief eigene van herderlijke zorg. Het gaat om de rechte relatie tot de Herder, Wiens zorg zich over heel het leven van de schapen uitstrekt.

We ontmoeten hier het onderscheid horizontaal-verticaal. De verticale relatie is beslissend voor de pastorale zorg. Deze raakt ook het leven in de horizontale verbanden en relaties, maar dan onder het gezichtspunt van de band met God. Pastorale zorg is onderscheiden van een discipline als pedagogiek en psychologie, van wetenschappelijke studie of van het aanleren van praktische vaardigheden.

Heitink heeft een fraaie en brede werkhypothese gegeven. Het is de moeite waard haar hier af te drukken."' Pastorale zorg is zorg en aandacht

- die zich richt op 'heel de mens' onder het aspect van diens geestelijk functioneren (1); - oog heeft voor contingente situaties en omstandigheden (2); - plaats heeft via ontmoeting, gesprek en ritueel, individueel of in groepen (3); - de vorm aanneemt van onderling pastoraat bij professionele begeleiding (4); - opkomt uit de christelijke traditie met haar joodse wortels (5); - zich verbonden weet met de christelijke geloofsgemeenschap (6); - tot gevolg heeft dat mensen iets ervaren van heling, ondersteuning, leiding en verzoening in hun leven (7); - een relatie onderhoudt met andere vormen van zorg en begeleiding binnen de context van de moderne samenleving (8);

Het is interessant om deze brede omschrijving te vergelijken met wat Heitink in zijn dissertatie een beperkte definitie noemt. Daar zegt hij: onder pastoraat als hulpverlening verstaan wij, dat een pastor een helpende relatie aangaat met mensen om - in het licht van het evangelie en in verbondenheid met de gemeente van Christus - met hen een weg te zoeken in geloofs-en levensvragen.'"

De tweede omschrijving is breder en ook vager dan de eerste. Ik wijs op enkele formuleringen uit het tweede boek. De zinnen heb ik zelf genummerd. Dan kan men het geciteerde snel terugvinden: het geestelijk functioneren (1), de

christelijke traditie met haar joodse wortels (5), zich verbonden weten met de christelijke geloofsgemeenschap (6), een relatie onderhouden met andere vormen van zorg (8).

Men kan deze formuleringen uitrekken of inperken, al naar men wenst. De prioriteit van de openbaring ontbreekt. Het Evangelie wordt vervangen door traditie. Welke rol andere vormen van hulpverlening spelen, is onduidelijk. Ze mogen in elk geval niet ontbreken. Deze definitie draagt typisch het stempel van de mixture, waarover ik hierboven schreef. Ik pleit voor een heldere en beperktere definitie. Die is nodig, zeker in onze tijd.

Pastoraat is de herderlijke taak van ambtsdragers om gemeenteleden bij Jezus te brengen en op de weg achter Hem te doen volharden. Alles wat mensen op die weg ontmoeten, als positieve en negatieve factoren, valt onder pastorale zorg, met dien verstande, dat de relatie van de pastorant tot de goede Herder beslissend criterium is voor de bemoeienis en de zorg van de pastor. Zoals het Woord van God over heel het leven gaat, zo ook de pastorale zorg. De hierboven genoemde drie functies op vier terreinen bieden een goede afbakening van het werk van de pastor.

Een niet-ambtsdrager zal zich als medechristen ook pastoraal moeten gedragen, volgens het priesterschap van alle gelovigen. Het lijkt mij terecht om de term herderschap hier als equivalent van priesterschap te bezigen.

Geestelijke verzorging in de gezondheidszorg

Vanuit de zorginstellingen is er een brede opvatting over geestelijke verzorging. Els Mare Kelberghe en Jaap Rebel hebben in een recent verschenen studie van de ontwikkelingen op dit gebied verslag gedaan. Zij schrijven over: Wat is geestelijke verzorging? Daarbij komt de vraag aan de orde of de geestelijke verzorger zich alleen richt op geloofsvragen dan wel of zijn werk ook breder reikt, namelijk op het terrein van niet-religieuze zinvragen. Via hun bijdrage aan het boek 'Wel bezorgd. Geestelijke verzorging en gezondheidszorg' geef ik het beroepsprofiel weer van de Vereniging van Geestelijke Verzorgers in Zorginstellingen (VGVZ): 'De geestelijke verzorging die in de intra-murale gezondheidszorg nodig is, richt zich vooral op de principiële vragen van geloofs-en levensovertuiging, die zich kunnen voordoen in de processen van ziek-zijn, genezing, leven en sterven en op de verwerking van de situatie, waarin zieken en gehandicapten verkeren. De vragen, waar de patiënt voor komt te staan, zijn het best bespreekbaar tegen de achtergrond van de geloofs-en levensovertuiging van waaruit de patiënt of de geestelijk verzorger leven of waarmee de patiënt de meeste affiniteit heeft.' Geestelijke verzorging is onmisbaar voor het welbevinden van de kwaliteit van het bestaan. Het nadenken over en bespreken van existentiële vragen alsmede het benutten en concretiseren van de eigen geloofs-en levensovertuiging zijn in deze context - namelijk dat niet alleen de medisch-technische en verpleegkundige aspecten, maar ook de aandacht voor psychische, sociale, religieuze en levensbeschouwelijke zorg belangrijk worden gevonden - onmisbare aspecten van zorg'."'

Terecht verbinden de auteurs aan deze omschrijving de opmerking dat vragen opengelaten worden, zoals: 'wat zijn dan de principiële en existentiële vragen? Waar ligt met be-

trekking tot de andere vormen van zorgverlening de afgrenzing en de identiteit, en waarom is geestelijke verzorging onmisbaar voor welbevinden en kwaliteit? Is dat aantoonbaar? '"^

De term geestelijke verzorging betekent een niet onaanzienlijke verbreding van wat hierboven door mij als pastorale zorg werd aangeduid. Geestelijk ziet op de mens als geestelijk wezen. De mens worstelt met zinvragen, die hij al of niet met het geloof verbindt. Geloofs-en levensvragen impliceert als formulering het feit dat levensvragen niet speciaal geloofsvragen insluiten. Het eerder gebruikte woord existentiële vragen wijst op eenzelfde onderscheid. Met existentiële vragen kunnen bedoeld zijn geloofsvragen, maar ook levensvragen, zonder specifieke aandacht voor of inbreng van het geloof.

In zijn afscheidscollege is Rebel wat breder ingegaan op de term 'geestelijke zorg'. Hij spreekt over de mens als geest, gericht op zingeving en zelfverwerkelijking. Het geestelijk functioneren heeft vaak te maken met existentiële vragen als: waar leef ik voor; vanuit welke oriëntatie, vanuit welk verlangen, vanuit welke hoop leef ik? Wat geeft mij moed? Hoe verwerk ik een crisis die mij overvalt? Hoe gaan mensen om met de condition humaine? "'

Ik zal het betoog van Rebel niet verder weergeven. Wel vermeld ik de laatste van zijn vijf conclusies. Hierin vat hij zijn opvatting van geestelijke verzorging samen. Het werkveld van met name de geestelijke verzorging ligt voor een belangrijk deel steeds meer in het nieuwe landschap van een post-moderne cultuur. Daarom kan zij met name bij uitstek voedingsbodem en oefenplaats zijn voor een heroriëntatie, niet alleen voor de geestelijke verzorging zelf, maar bijvoorbeeld ook voor de praktische theologie en praktische humanistiek. Geestelijke verzorgers kunnen samen met collega's van justitiële inrichtingen en de krijgsmacht een belangrijke voortrekkersrol vervullen.'''

De conclusie is onontkoombaar dat in deze visie op geestelijke verzorging een enorme verbreding plaatsvindt. Deze is te danken aan de sterk antropologische inzet van het betoog. Men gaat uit van de mens en zijn behoefte, van zijn natuurlijke aanleg en zijn op zoek zijn naar zin. De term geestelijk bestrijkt heel dat terrein. Geloof en godsdienst zijn voor sommigen een onderdeel van deze geestelijke oriëntatie. Dat behoeft echter niet het geval te zijn. We kunnen desondanks van geestelijke oriëntering en verzorging spreken.''

Voorzover ik kan zien, zal Heitink in deze antropologische verbreding van geestelijke verzorging niet meegaan."" Het christelijk element is voor Heitink onmisbaar. Zelf zou ik

mij in deze brede omschrijving ook niet kunnen vinden. Mijn moeite is dat de expliciete relatie tot de Goede Herder hierin bijkomend is. Ze is in elk geval niet noodzakelijk.

Het lijkt me gewenst de vraag te stellen in hoeverre deze antropologische benadering van geestelijke verzorging voor de professionele pastor winst betekent.

We kunnen zeggen: door deze verbreding kan de pastor op heel het terrein van geestelijke zorg zijn werk doen. Zijn functie wordt verbreed. Hij kan als geestelijk verzorger overal optreden, waar mensen hulp nodig hebben in het zoeken naar een antwoord op zinvragen en naar een uitweg uit levensmoeilijkheden.

Deze brede invulling van geestelijke zorg is alleen te begrijpen tegen de achtergrond van onze pluralistische samenleving. Kenmerkend daarvoor is een plurale levensbeschouwing, die denominationeel zeer gediverseerd is. Ook een humanistische levensovertuiging of een oriëntatie op een van de vele in onze samenleving aangehangen en gepraktiseerde godsdiensten vallen hieronder.

Uit het voorgaande is duidelijk geworden, dat deze brede vulling gevolg is van een omslag in de benadering. Men gaat uit van de mens, zijn behoeften en zijn beleven. Geestelijke verzorging speelt op die behoeften im

Er zit in deze benadering iets aantrekkelijks. Laten we dat voluit toegeven. Geestelijke verzorgers zijn breed inzetbaar. Ze kunnen overal in de samenleving ontboden worden en mensen van dienst zijn. Zij kunnen samen met mensen op zoek gaan naar antwoorden en oplossingen.

Het cruciale punt is de vraag of in deze benadering de bijbelse boodschap nog als een boodschap van de andere kant kan functioneren. Ik spreek in dit verband over de prioriteit van de openbaring. Heeft God het eerste woord als wij naar antwoorden zoeken? Of zijn de te vinden antwoorden eigenlijk niet meer dan uitvergrotingen van wat we zelf al wel weten of van wat we, weet ik waar vandaan halen? Is hier de Persoon en het Woord van Jezus Christus nog beslissend?

Voor dit dilemma staan we, als we pastorale zorg inruilen voor geestelijke zorg. Inruilen zullen sommigen in dit verband een ongepast woord vinden. In elk geval wordt pastorale zorg onderdeel van de veel breder opgevatte en ingevulde geestelijke zorg. Het specifiek christelijke gaat eraf. Het algemeen menselijke, het algemeen religieuse of humanistische wordt de bedding waarin het christelijke mag meedoen.

Rebel wil dit model zelfs maatgevend doen worden voor de praktische theologie. Mijns inziens kan hij daarbij geen halt houden. Als volwaardig onderdeel van heel de theologie, zal de praktische theologie haar vernieuwde en vernieuwende inzichten delen met alle onderdelen van de theologie. Zo zal de verschuiving die zich in de praktische theologie voordoet doorwerken in heel de theologie. Overigens wordt deze verschuiving niet alleen vanuit de praktische theologie geïnitieerd. Het pluralistisch klimaat van onze samenleving bewerkt een andere toonzetting en opzet van de theologische faculteit. We moeten zeggen dat de theologische faculteit van alle kanten onder druk staat: van binnenuit (het afscheidscollege van Rebel) en van buitenaf; vanuit de pluralistische samenleving en de politiek. De praktische theologie, zo opperde Rebel, kan hierin een voortrekkersrol vervullen, echter niet zonder zich door ontwikkelingen in de samenleving te laten beïnvloeden.

Ik wijs erop dat we het voorstel van Rebel in zijn afscheidscollege oolc vinden in zijn bijdrage 'De identiteit van de geestelijke verzorger', aan het boek Wel bezorgd.''' Rebel vraagt hier plaats voor het ambtelijk pastoraat in zijn eigenheid en met zijn ambtelijke sta-M)

tus. Hierbij laat Rebel het niet. Hij wil het onverkort handhaven van de ambtelijke positie van de pastor niet gelijk stellen met onverbreed. Integendeel, hij wil de ambtelijke pastorale hulp juist verbreden. In het volgende citaat vat hij zijn voorstel samen en scherpt het wat aan: 'De eigen aard en tweesporigheid van het werk van de geestelijk verzorger - professional in de instelling en identiteitsgebondenheid aan een geïnstitutionaliseerde traditie - vragen in toenemende mate om een herbezinning'." Hier wordt het programma dat Rebel in zijn afscheidscollege ontvouwde geïntegreerd in een weldoordachte beschouwing over geestelijke verzorging.

Is dit de taak en de toekomst van pastoraat en praktische theologie? Het ziet ernaar uit dat we met deze vraag voor het dilemma staan: zal het pastoraat zijn gereformeerde karakter mogen bewaren en verdedigen? Of moet het pastoraat dat eigen karakter offeren op het altaar van onze pluralistische samenleving? Moeten we zelfs zeggen, dat het pastoraat alleen dan nog iets kan betekenen, als het tot die opoffering van zijn eigen karakter bereid is? Is dit een vorm van zelfverloochening waartoe het pastoraat in onze tijd zich verplicht moet weten? Een zelfverloochening van het eigene door op te gaan in het algemene?

Ik voel me gedrongen om de problematiek in een duidelijke vraagstelling voor de lezer en mijzelf neer te zetten. Wie tot deze gevraagde zelfverloochening - anderen zullen van dienstbaarheid willen spreken - niet bereid is, zal al gauw het verwijt te horen krijgen, dat hij met zijn exclusieve opvatting de aansluiting bij de moderne mens en de moderne samenleving mist. Hij trekt zich terug in een isolement. Als gevolg daarvan kan hij niet of nauwelijks met anderen communiceren. Hij stelt zichzelf terzijde op en wordt door anderen gemeden of genegeerd.

De lezer zal in bovenstaande beschrijving de problematiek herkennen van de kerk in haar dienst aan de samenleving. Het pastoraat is een gestalte van deze dienst.

De kernvraag is deze: kunnen wij pastoraal alleen maar dienstbaar zijn, als wij onze boodschap hervormen naar de behoefte van de hedendaagse mens? De vraag raakt een hermeneutisch probleem. Kan de bijbelse boodschap de hedendaagse mens alleen bereiken, wanneer wij die boodschap herformuleren naar de denkwijze van de hedendaagse mens? Het is de oude vraag of de hermeneutiek de inhoud van de boodschap bepaalt, dan wel of de hermeneutiek zich bezighoudt met het overbrengen van de boodschap naar de mens van vandaag." Met deze vragen staan we voor de hermeneutiek van het pastoraat. Op een interessante manier heeft Heitink in zijn jongste boek hermeneutisch pastoraat als een centraal gegeven behandeld."

Ons uitgangspunt is dat we de bijbelse boodschap moeten overbrengen in de gedachtenwereld en de taal van de hedendaagse mens. Die boodschap heeft een eigen inhoud. Zij is evangelie van gerechtigheid en genade. Zij bevat de vreemde vrijspraak voor een schuldig mens. Zij laat zien de hand van God, die in Jezus Christus uitgestoken wordt naar een mens in nood. Redding, hulp, bijstaan, vernieuwing en perspectief bieden zijn wezenlijk voor het Evangelie.

Wij zoeken in het pastoraat de woorden en de weg om deze boodschap bij de ander te laten aankomen; beter nog te doen binnenkomen. Hermeneutiek bestaat voor ons niet hierin, dat we het Evangelie invullen naar wat de mens welgevallig is; evenmin hierin dat we de boodschap hertalen zodat hij past binnen de gedachtenwereld van de hoorder.

Hermeneutiek is voor ons de wetenschappelijke worsteling om de bijbelse boodschap in haar eigenheid over te brengen aan de hoorder. Daarvoor moeten we de hoorder kennen met ons hoofd en ons hart. Wij moeten weten waar hij is en hoe hij er aan toe is. Daarvoor moet de pastor zijn ogen en zijn oren en zijn ziel gebruiken. De pastor moet ook het eigene van het Evangelie kennen. Dat moet afgestemd worden op de mens aan wie de pastor zorg besteedt. De boodschap bestrijkt het hele leven, onder het gezichtspunt van de relatie tot God. Ik wil hierbij onderscheiden tussen de boodschap die overgebracht moet worden en de pastorant die de geadresseerde van de boodschap is. Om het wat zakelijk-grammaticaal te formuleren: de boodschap staat in de vierde naamval, de pastorant in de derde naamval. Het probleem van de moderne hermeneutiek is dat beide subject zijn in het hermeneutisch proces. Het verschil in naamvallen, vierde en derde enerzijds, en beide keren eerste naamval anderzijds, geeft weer hoe verschillend hermeneutiek formeel en materiaal functioneert.''' De hier voorgedragen visie is verder ontwikkeld en toegepast in de Apeldoornse dissertatie van J.W. van Pelt."

Het samenwerkingsmodel

De titel van mijn artikel geeft mij gelegenheid in te gaan op een ander aspect van het pastoraat. Dat is de samenwerking van de pastor met anderen, deskundigen van een andere discipline en niet professioneel-pastorale medewerkers van zorgcentra.* In het nu volgende verwerk ik enkele onderdelen uit de in noot 2 vermelde lezingen, met name uit die voor medewerkers van het GPZ.

Als we over de pastor spreken, hebben we het over de pastor die een ambt vervult. Hij is door zijn studie toegerust tot het werk van een professionele pastor.

Het is belangrijk dit tevoren vast te stellen. Als professioneel werker ontmoet hij de psychiater in diens professionaliteit. Beide professies moeten van elkaar onderscheiden en tegen elkaar afgegrensd worden. Ik stel dit niet omdat ik zo formeel opkom voor de professie van de pastor. Ik stel het om straks in te kunnen gaan op de vraag naar het gevaar van vermenging.

Het ambt aller gelovigen is iets anders dan het professioneel pastor zijn. We zullen over het pastorale aspect van dat ambt moeten spreken. Dan hebben we het echter niet over ambtelijke professionaliteit.

Het is voor mij de vraag of we over ondersteuning moeten spreken in de relatie van de pastor en de psychiater (of welke andere professionele hulpverlener; die ander noem ik nu verder niet, men kan aan hem of haar denken in plaats van aan de psychiater, al is deze wel de eerste aan wie ik denk).

Hoe zien beiden elkaar? Hoe staan ze tegenover elkaar? In hun onderlinge relatie zie ik ze in de eerste plaats elk in hun eigen professie. Ze vullen elkaar aan. Daarom wil ik liever spreken over samenwerking. Beiden zijn ze betrokken bij de patiënt (bewoner). Het snijpunt ligt in de zorg voor de patiënt, in de visie op de patiënt als mens, en vooral ook op het Woord van God dat een beslissende boodschap heeft voor ons, mensen.

Vanuit eigen professie zijn ze beiden met die ene mens bezig. Ze beogen beiden diens welzijn.

Als de psychiater christen is zal hij niet alleen de psyche, maar ook het geestelijk welzijn (herstel) op het oog hebben. De pastor is in het bijzonder op het laatste gericht. Vanuit eigen professie en langs eigen weg beogen ze het welzijn, het herstel van de gehele mens. Daarom spreek ik in dit verband van interne complementariteit.

Als een psychiater zelf geen christelijke noties in zijn behandeling verdisconteert, spreek ik van externe complementariteit. Dan raken de professies elkaar maar beslaan ze niet het hele welzijn van de mens.

De kernvraag bij samenwerking is of de psychiater aanvaardt dat ook de pastor erbij betrokken is; dan wel of de pastor eigenlijk niets of nauwelijks iets met de patiënt te maken heeft.

Ik ben als predikant begonnen in 1953. Toen heb ik meermalen overleg gepleegd met huisartsen en specialisten, onder wie psychiaters. Zij waren van hun kant daartoe bereid.

Daarna is er een periode gekomen waarin artsen en psychiaters hun eigen weg gingen en contact met pastores afhielden.

Daarin is nu weer verandering gekomen. Mirabile dictu heeft Aleid Schilder tot die omslag bijgedragen." Religie is - in meerdere of mindere mate - weer in in de hulpverlening. Ook al is dat mede omdat de patiënt als klant het vraagt, er is weer aandacht voor.

Psychiatrie en psychotherapie erkennen de rol van religie en daarmee - zij het op afstand - ook de rol van de pastor. In het kader van de samenwerking mag er overleg verwacht worden tussen psychiater en pastor.

Dat wordt bemoeilijkt doordat de patiënt in dat overleg moet toestemmen. Dan moet er een vorm van tripartite-overleg plaatsvinden. Dat kan voordelen hebben. De patiënt is erbij betrokken. Anderzijds kan het tripartite-overleg ook rommelig om niet te zeggen chaotisch worden. Het is de vraag of zowel psychiater als pastor dat zinvol en nuttig vinden.

Ik zie het werk van de pastor als bijstaan en meegaan, met geduld en volharding en in grote trouw. De pastor mag wijzen op de trouw van God en op de liefde die God in Christus heeft geopenbaard en betoond. Dat is tevens het effenen van de weg om er bovenuit of doorheen te komen. Je hoeft God niet te begrijpen om Hem te vertrouwen. De pastor mag vanuit het Evangelie een basis-zekerheid bieden met het perspectief dat God zijn werk voltooit.

De pastor zal op pastorale wijze zijn werk doen. Hij zal het Woord lezen en uitleggen. Hij zal met gebed de patiënt begeleiden, opdat hij of zij komt tot overgave, vertrouwen en waar nodig geduldig wachten.

Het samenwerkingsmodel betekent dat de psychiater deze houding en werkwijze respecteert. Anderzijds zal ook de pastor de psychiater in diens eigen professie respecteren.

Gevaar voor vermenging is er zeker. De pastor kan de grens van het pastoraat overschrijden door zich te bemoeien met het werk van de psychiater of door diens werk van weinig belang te achten. Het pastoraat draagt naar de gedachte van de pastor dan meer bij aan het herstel dan de psychiater.

De psychiater kan de pastor terzijde drukken. Hij acht het pastoraat eigenlijk overbodig. Dat is niet zozeer een vorm van vermenging als wel van het weigeren, respectievelijk het ontbinden van de samenwerking.

Daarom temeer dring ik aan op samenwerking met behoud van en respect voor ieders professie. Samenwerking impliceert informatie en waar nodig overleg.

Het is merkwaardig dat patiënten de genezing soms vooral aan het pastoraat toeschrijven. Pastoraat werkt genezend; althans bij een deel van hen wordt het pastoraat daarvoor geprezen.

Vanuit het samenwerkingsmodel is deze eenzijdige lof voor de pastor niet terecht. Beiden, psychiater en pastor, hebben zich voor de patiënt ingezet. Dan moet men de een geen hogere score toekennen dan de ander.

De pastor zal vooral zijn kracht zoeken in gebed, het brengen of lezen van het Woord en in trouw bezoek. De psychiater zal vanuit de bijbelse visie op de mens ook heel de mens op het oog hebben.

Het afwijzen van vermenging betekent ook dat men de bijdrage van de een niet boven die van de ander stelt.

De Heilige Geest en ons werk.

In dit verband wil ik ook wijzen op de Heilige Geest. Hij doet werk dat wij niet kunnen doen. Hij schakelt mensen in en bedient Zich van hen. Wij zijn van Hem afhankelijk. Dat ontslaat ons nooit van onze verantwoordelijkheid. Juist als we ons werk zien in dienst van de Heilige Geest, zullen we het beste geven dat we hebben. Tegelijkertijd zullen we ons nooit stellen in de plaats van of zelfs boven de Heilige Geest. Hij doet zijn werk tot genezing, gebruikmakend van mensen. Wij beschikken niet over de Heilige Geest. Zijn werk is een gave van Christus.

Zoals in alles, hebben we ook in ons werk de Heilige Geest nodig.

Is Hij een specifiek genezende kracht? Een therapeuticum? Ik wil die mogelijkheid niet bij voorbaat uitsluiten. Het is voluit reformatorisch te zeggen dat de Heilige Geest middellijk werkt, dat wil zeggen door mensen en door middelen.

De Heilige Geest kan een doorbraak bewerken. Hij kan liefde als kracht geven. Hij kan hoop werken en versterken. Hij kan tot schuldbelijdenis brengen - om nu maar niet meer te noemen.

Al deze werkzaamheden (zaken) zijn benoembaar. Zij zijn geen mysterieuze (occulte) factoren, waarvan je verder niets weet. Neen, zij horen bij het werk van de Geest. Dat wil zeggen: je mag erom bidden. Datgene waarom je bidt, is ook inhoud van de belofte en van de verkondiging. Het is ook benoembaar.

Is de Heilige Geest een specifiek therapeuticum? Mijn antwoord is: dat is het evangelie waarvan de Heilige Geest zich bedient.

Dan rijst de vraag: is er voor het evangelie plaats in onze behandeling?

Men denke aan wat prof. Glas schrijft over psychiatrie en religie.''* Hij heeft het over 'niet specifiek therapeutische factoren'. Ik zou in dit verband liever spreken over factoren die niet specifiek uit de professie voortkomen, maar er wel mee samenhangen. Ze liggen, volgens Glas, op het grensvlak van emotie en zingeving.

ledere behandelaar zal heelmaking, heelwording voor ogen hebben. Daaronder valt ook de genezing van emoties en niet in de laatste plaats zingeving als een gezondmakende en gezondheid bevorderende factor.

Verschillende vormen van hulpverlening ontmoeten elkaar in het perspectief van verlangen tot en zorg om heelwording/heelmaking.

Hierover zou men moeten praten en hierover moet men het binnen een christehjk ziekenhuis en zorgcentrum eens zijn of eens worden. Hier zie ik iets van het specifieke van een christelijk ziekenhuis en een christehjk psychiatrisch centrum. Om het nog eens samen te vatten: Men heeft oog, aandacht en plaats voor geloof en geloofsworsteling, voor schuldbesef en schuldbelijden, voor zingeving, voor herstel van beschadigde emoties. Dit alles komt voort uit en hangt samen met een totaalvisie op de mens als mens Gods.

Het voorgaande moet goed doorgepraat worden. Je moet weten watje aan elkaar hebt en watje van elkaar verwachten mag; en waarop je elkaar kunt aanspreken. Er is een overlegkader nodig waarin deze onderwerpen, taken en zaken besproken moeten (kunnen) worden.

Dat is extra moeilijk als er verschillen zijn in de visie op geloofsbeleving en op de invulling van het geloof. We bevinden ons dan in het bijzonder op het veld van de pneumatologie (de leer omtrent de Heilige Geest en Zijn werk).

Die verschillen kunnen er zijn tussen de hulpverleners onderling en tussen hulpverleners enerzijds en cliënten/patiënten anderzijds.

Men moet deze verschillen zo bespreken dat men ze in de hulpverlening kan hanteren. Men moet ermee leren leven, en vooral men moet ermee leren werken.

De Heilige Geest schakelt mensen niet uit, maar in. Hij werkt soms zonder hen. Dat is echter niet de regel.

De Heilige Geest gebruikt ook hulpverleners. Zij mogen zich dienstbaar weten aan het werk van de Heilige Geest. En dat in drieërlei opzicht.

- Een hulpverlener moet zelf weten van het werk van de Geest. Wat mag hij van de Heilige Geest verwachten? Om welke werking, om welke steun van de Heilige Geest mag hij bidden?

- Dat weten van en het beleven van het werk van de Geest moet afhankelijk en biddend gebeuren. Hoe meer een hulpverlener zelf met en uit de Heilige Geest leeft, hoe afhankelijker en intenser het gebed om de Heilige Geest in het praktische werk zal zijn.

- Dit gebed moet in vertrouwen gebeden worden. Wij beschikken niet over de Heilige Geest. Hij is gave van Christus. De Heilige Geest is een geschenk van Gods genade. Zijn werk brengt vrede en sterkte in ons leven; rust en overgave aan Hem.

Het ambt aller gelovigen - ontkramping

Dit thema is enigszins belast. In reformatorische kring wordt erover gesproken als over een zware taak die bij het gewone werk bij komt.

Ik zou het onderwerp willen benaderen vanuit het mens-zijn. In de verzorgende beroepen zijn we mens met de ander. Dat is het eerste. Dat is het vertrekpunt. We moeten het ambt aller gelovigen niet vooropstellen. Het is evenmin een extra pakket bijkomend bij de verzorgingstaak.

De gedachte van het ambt aller gelovigen komt vanuit Luthers aandacht voor en nadruk op het priesterschap van de gelovigen. Ik zie deze notie niet als extra bijkomend bij het mens-zijn, maar als een bepaalde wijze van het mens-zijn, namelijk als dienstbaar zijn aan God en de mensen. Ons mens-zijn is dan doortrokken van en bepaald door de liefde, die hart, hoofd, hand en mond regeert.

Wij denken vaak wat verkrampt over het ambt aller gelovigen. Het moet allemaal zo nodig, met een extra accent op onze opdracht. Zou men daarom van buitenaf wat moeite hebben met deze notie?

Wij zijn er weinig voor toegerust om op een ontspannen manier als christenen werkzaam te zijn. We leggen nadruk op de communicatie van mens tot mens, om zo de ander wat mee te geven van wat we zelf ontvangen en geleerd hebben.

Ik zou niet direct willen spreken over het de ander corrigeren. Liever wijs ik op communiceren op een tussen-menselijke basis, waarin ons christen-zijn en alles wat dat meebrengt, een rol speelt. Als er sprake is van spreken of handelen in strijd met het Woord van God, dan ligt het anders. Dan gaat het om de kracht en het gezag van het Woord van God.

De door mij bepleite ontkramping kan ons er ook voor bewaren de indruk te wekken dat wij onszelf bekleden met het gezag dat God heeft. We moeten dienend bezig zijn. Dan is er ruimte voor het christen-mens-zijn in het contact met de ander.

Hier is niet de professie in het geding, maar het christen-zijn dat ons mens-zijn bepaalt.

De Engelsen zouden hiervoor het woord 'shape' gebruiken.

Wel moet overleg mogelijk zijn met medewerkers in team-verband en zowel met zorgverleners als psychiaters en psychotherapeuten (voorzover die al niet tot het team behoren).

Als een medewerker zich niet in staat voelt - om welke reden ook - op bepaalde vragen in te gaan, dan moei hij of zij dat eerlijk zeggen; of wel naar een ander verwijzen. Het is geen schande een antwoord niet te kunnen geven. In het Koninkrijk van God is niet het belangrijkste wie het doet, maar dat het werk wordt gedaan, en dan zo effectief en efficiënt mogelijk. Probeer vooral niet een antwoord te geven dat eigenlijk geen antwoord is of dat een verkeerd antwoord is.

Men kan toch niet zeggen dat het christen-medemens-zijn in het werk niet mag worden betracht. Zou men dat wel stellen dan demotiveert en depersonaliseert men de hulpverlening door christenen.

Het komt in de hulpverlening als christen meer aan op wat we zijn dan op wat we zeggen. Hiermee wil ik de waarde van woorden niet onderschatten. Wel wijs ik op de betekenis van onze uitstraling. Hoe benaderen we de patiënt. Ik herinner aan de nadruk op nonverbale factoren in de gespreksvoering.

De ontkramping van ons christen-zijn in de hulpverlening zal alleen mogelijk zijn als we in (evangelische) vrijheid ons christen-zijn beleven. De verkramping hangt (in reformatorische en evangelische kringen) samen met een zeker formalisme en ook wetticisme. We zullen aan het gesprek niet drammerig noch opdringerig, maar eenvoudig, ontspannen en ontwapenend mogen deelnemen - met de bede om de steun en de verlichting van de Heilige Geest.

' Wat zit er in de linzensoep ? '

Dr. Ruard Ganzenvoort heeft een boeiend artikel geschreven over de verhouding van pastoraat en psychotherapie. Hij roert onder die kop heel wat problemen aan. Het gaat er mij om hoe hij de verhouding tussen beide ziet. Hij concludeert uit zijn historisch overzicht dat

de verhouding tussen pastorale en psychologische hulpverlening thans niet meer bepaald wordt door afstand en afwijzing. De tijd is rijp om de overeenkomsten en verschillen serieus te nemen. We kunnen als pastor en psycholoog met een eigensoortige lepel in dezelfde linzensoep roeren. Het eigensoortige van de lepel waarmee ze roeren zal wijzen op het eigene van ieders hulpverlening."' Het artikel van Ganzenvoort bevat een uiteenzetting over het eigene van het pastoraat. Op het eigene van de psychologische hulpverlening gaat hij niet in. Dat is zo evident dat het geen aparte aandacht nodig heeft.

Zijn artikel is in zekere zin een hermeneutisch vertoog. Hij bepleit een narratief-theologische methode als paradigma voor de pastorale werkwijze. In hoeverre dit onderdeel van het artikel een substantiële bijdrage is aan de verhouding van de beide lepels, waarmee in de linzensoep wordt geroerd, is mij niet duidelijk.

Ik besef wel dat de narratieve methode karakteristiek is voor en voortvloeit uit Ganzenvoorts visie op de hermeneutiek van het pastoraat.

Ganzenvoort bepleit samenwerking, met wederkerig respect voor ieders rol. Voor mij blijft de vraag onbeantwoord, wat het eigene van ieders rol is, als beide disciplinies in de linzensoep roeren. Is de titel wel trefzeker geformuleerd voor de problematiek? Is het de vraag: wat zit er in de linzensoep, of moet de vraag niet zijn, op welke wijze dragen beide roerders met hun lepels bij aan het resultaat dat als linzensoep opgediend en geconsumeerd wordt? Ik kan me nauwelijks voorstellen dat Ganzenvoort met zijn watvraag doelt op de lepels, waarmee de vertegenwoordigers van de beide disciplines roeren. Het gaat toch om meer. Voorzichtig formulerend zou ik zeggen, om het hoe en waartoe.

Nog eens samenwerking

Eén ding mag duidelijk zijn, Ganzenvoort pleit voor een goede samenwerking tussen de verschillende disciplines. Daarvoor heb ik in het voorgaande ook het pleit gevoerd. Ik vroeg om samenwerking met betoning van respect voor de disciplines. Gaan bij Ganzenvoort die disciplines, al roerend, niet onder in de linzensoep? Het is maar een vraag. Ze boeit me als resultaat van het lezen van dit prikkelende artikel.

Nu opnieuw de vraag naar de samenwerking van de pastor en de psychiater en welke andere hulpverlener ook. leder heeft een eigen professie. Ze moeten respect hebben voor de discipline/professie van de ander. Dat wil zeggen, zich niet bemoeien met het werk van de ander, voorzover methoden en 'technieken' verschillen.

Men moet openstaan voor elkaar vanuit het (hierboven aangeduide) gemeenschappelijke perspectief. Vanuit dit gemeenschappelijke perspectief moeten ze bereid zijn om te delen. Dat vraagt openheid, overleg, informatiebereidheid (in wederkerigheid), voorzover dit niet in strijd is met de privacy van de patiënt/cliënt.

Moet de pastor lid zijn van het behandelingsteam? In bepaalde kringen in Amerika wordt daarvoor gepleit en wordt dit ook in praktijk gebracht.

Ik zou de pastor een niet-stemhebbend, maar wel intensief luisterend lid van het team doen zijn, met het recht van inbreng, onder andere door te vragen om informatie en door

zijn vi.sie op het perspectief te geven, en op de weg naar het bereiken van dat perspectief voorzover het het pastoraat betreft.

lic pleit dus voor een relatieve zelfstandigheid bij gemeenschappelijke doelstelling Ook deze samenwerking valt onder perspectieven van het pastoraat.*'


1 G. Heitink, Pastorale zorg. Theologie-differentiatie-praktijk, Kampen 1998, 14. Als een boek eenmaal genoemd is, citeer ik het verder door de naam van de schrijver en het jaartal van verschijnen te noemen.

2 Ik noem enkele titels; De rol van de pastor, inleiding tot een gesprek met medewerkers van het GPZ, Bosch en Duin, 26 januari 1998; een vervolg op deze lezing met bespreking van overgebleven vragen op 16 maart 1998. 'Ambtelijke zorg bij psychische nood", lezing op een symposium van GLIAGG De Poort, Amersfoort 27 juni 1998. 'Pastorale hulp in de gebrokenheid van het leven', lezing op de zogenaamde Haamstedeconferentie in Garderen, 8 september 1998. Verder schreef ik in deze periode een hoofdstuk 'Geestelijk/ethisch pastoraat', dat in de loop van 1999 verschijnt in de onder redactie van Dr. H.C. van der Meulen bij Boekencentrum, Zoetermeer, te verwachten bundel Handboek pastoraat. Ook schreef ik een artikel voorde aftredende president van het Theological Seminary in Pusan, prof Soon Gil Huh. Dit artikel 'Ethiek en pastoraat' wordt vertaald in het Koreaans door een van de Nederlands sprekende en schrijvende hoogleraren. Van voordrachten voor medewerkers in zorgcentra noem ik alleen de lezing die ik 14 mei 1998 in Kesteren heb gehouden onder de titel 'Pastorale zorg'. Er blijkt in christelijke zorgcentra behoefte te bestaan aan voorlichting en discussie over de plaats van de pastor en over de pastorale verantwoordelijkheid van de medewerkers. Hoe verhouden de taken van de professionele pastor en die van de medewerkers zich tot elkaar'?

3 Voor een schets van de ontwikkelingen verwijs ik vooral naar het handboek van Heitink, 1998, en J.A. Jenner e.a. (red.). Wel bezorgd. Geestelijke verzorging en gezondheidszorg. Kampen 1998.

4 W.H. Velema. Pastoraat met raad en daad. Apeldoornse Studie.s nr. 30, Kampen 1994.

5 Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, elfde, herziene druk door Prof Dr. G. Geerts e.a., derde oplage, Utrecht/Antwerpen 1985, II, 2155.

6 Heitink, 1998, 14. Van Dr. Van Brummelen vernam ik dat dit boek niet aan de redactie ter bespreking is toegezonden. Daarom gebruik ik dit artikel ook om een aantal inzichten van Prof. Heidnk aan de lezer voor te leggen en in de discussie te betrekken.

7 Velema, 1994, 12v. In deze studie wordt verwezen naar de nog altijd lezenswaardige studie van M.H. Bolkestein, Zielzorg in het Nieuwe Testament, Den Haag 1964.

8 Deuteronomium 18:15, waarnaar verwezen wordt in Handelingen 3:22; 7:37 en Matteüs 17:5.

9 Openbaring 7:17, vanuit Psalm 23:12, Jesaja49:10 en Ezechiël 34:23.

11 Deze verdeling bepleit ik ook voor een homiletische indeling van teksten. Daardoor ontstaat er een belangrijke parallel tussen werk op het gebied van de prediking en op dat van de zielzorg. Het isjammerdat aan deze indeling van stoffen geen speciale aandacht is gegeven doorW. Klippert, Van tekst tot preek. Handboek voor de prediking. Heerenveen 1997. Terloops worden er wel typeringen gegeven, maar niet systematisch.

12 Een prachtig voorbeeld van deze brede opvatting van pastoraat treft men aan in Gerhard Ebeling, Luthers Seelsorge an seinen Briefen dargestellt, Tubingen 1997. In dit boek treft ons de bre en de diepte van Luthers zielzorg. De woorden breedte en diepte typeren ook de weergave door Ebeling.

13 Heitink, 1998, 27-4L

14 Heitink, 1998, 43-85.

15 Heitink, 1998, 75-78.

16 Heitink, 1998, 69. Heitink grijpt hier terug op zijn dissertatie.

17 Heitink, 1998, 71. Pastoraal als hulpverlening. Inleiding in de pastorale theologie en psychologie. Kampen 1997, I70v.

18 Heitink. 1998. 125 formuleert het zo: 'Voor de pastorale theologie is een onverbrekelijke relatie met de bijbel en systematische theologie, met name de dogmatiek, evenzeer een levensvoorwaarde als een hechte relatie met de sociale wetenschappen, met name de psychologie'.

19 Zie Bolkestein, 1964, en Veleina, 1994.

20 Zie hierboven de tekst bij noot 7 tot 9.

21 Heitink, 1998, 41. Voor de bespreking van verschillende definities van pastoraat zie men ook Corja Menken-Bekius, Rituelen in het individuele pastoraat. Een praktisch-theologisch onderzoek. Kampen 1998 (dissertatie VU), 79-82.

22 G. Heitink, Pastoraat als hulpverlening. Inleiding in de pastorale theologie en psychologie, Kampen 1977, 75.

23 Jenner, 1998, 89.

24 Jenner, 1998, 89.

25 J.J. Rebel, Geestelijke verzorging rond 2000, afscheidscollege Groningen, Christelijke Vereniging van Zorginstellingen (CVZ), 1996. 13. Het is interessant het afscheidscollege van Rebel te vergelijken met zijn inaugurele oratie Geestelijke verzorging lussen kruis en munt, Ambivalenties in het werk van de geestelijke verzorger in zorginstellingen. De ambivalenties uit de inaugurele oratie zijn omgezet in stellingen en voorstellen in het afscheidscollege, CVZ 1993.

26 Rebel, 1996, 22.

27 Een radicale verbreding treft men aan in het voorstel van Diek Tieleman. Geloofscrisis als gezichtsbedrog. Spiritualiteit en pastoraat in een postmoderne cultuur. Kampen 1995, 150-155. Zijn conclusie luidt: 'Een diakonaal-pastorale inzet bij de humaniteit opent een breed veld van communicatie in kerk en samenleving', 154.

28 Heitink, 1998, 41, spreekt immers met nadruk over pastorale zorg die opkomt uit de christelijke traditie met haar Joodse wortels. Bovendien komt ze op uit de christelijke geloofsgemeenschap. Zie ook boven bij noot 19.

29 Rebel, 'De identiteit van de geestelijke verzorger', in: Jenner 1998, 198-214.

30 Rebel in Jenner 1998, vooral de subparagraaf 'ambtshalve', 203-206. In zijn artikel 'Pastoraat door de geestelijke gezondheidszorg', in: Psyche en Geloof, 7, nr. I, maart 1996, 17-29, gaat Rebel dieper in op de rol van de psychiater. 'Psychiatrie is te zien als een begeleiding van mensen in het bredere krachtenveld van de Geest. Het pastoraat gaat echter verder in die begeleiding, omdat zij zich ten dienste stelt van het voornaamste werk van de Geest tot gelovige groei en bestemming van mensen'. De slotzin van dit artikel vind ik opmerkelijk. 'Het verdient aanbeveling, dat de christelijke kerk, terwilie van het belang van een geïntegreerde geestelijke begeleiding van mensen, indien een psychiater roeping gevoelt tot ambtelijk handelen, deze gave en roeping honoreert in een ambtelijke autorisatie', 27. Dit is het samenwerkingsmodel, gerealiseerd in éénzelfde persoon. Met name de uitdrukking 'het voornaamste werk van de Geest' zou men bij Rebel niet verwacht hebben. Dat hij deze uitdrukking toch gebruikt, wijst op verschillende delen van het werk van de Geest. Dat van de pastor hoort voor hem kennelijk bij het voornaamste deel van dat werk.

31 Rebel in Jenner 1998, 207.

32 Zie hiervoor W.H. Velema, Zullen we lezen? over het gebruik van de Bijbel in het pastoraat, Zoetermeer 1998-2, het hoofdstuk 'Het verstaan van de Bijbel', 28-44.

33 Heitink, 1998, 69-85. Zie hierboven de tekst bij noot 15-18.

34 Men zie als voorbeeld van moderne hermeneutiek (in dit geval toegepast op de homiletiek maar ook gebruikt in de poimeniek) G.D.J. Dingemans, Als hoorder onder de hoorders. Hermeneutische homiletiek, Kampen 1991, en het reeds genoemde hoofdstuk 'Hermeneutisch pastoraat' in Heitink 1998, 69-85. Er is wel enig verschil tus, sen de positie van Dingemans en die van Heitink.

35 J.W. van Pelt, Pastoraat in trinitarisch perspectief. De samenhang van trinitarische en antropologische aspecten in het pastoraat, Heerenveen 1999, vooral deel fll 'Pastoraat in het licht van de verhouding God en mens', 191-357. We ontmoeten dezelfde problematiek binnen een ander kader en in andere bewoordingen bij A. Noordegraaf, Vijf broden en twee vissen.

Missionair gemeentezijn in een (post)nnoderne samenleving, Zoetermeer 1998, vooral in het hoofdstuk 'Visie en werkelijkheid', 166-238. De strekking van zijn betoog lijkt mij dezelfde als die van het hierboven geschrevene.

36 Men zie hierbij het hoofdstuk 'Samenwerking tussen hulpverlening en pastoraat', van Drs. J.A. Kok, in J. van der Wal, Psychische nood. Ambt, gemeente en hulpverlening. Heerenveen 1 109-135.

37 Aleid Schilderen Aldert Schippers, Religie in therapie, Kampen 1990. Volledigheidshalve noem ik van Aleid Schilder ook Hulpeloos maar schuldig. Het verband tussen een gereformeerde paradox en depressie. Kampen 1987, en haar gebundelde columns Dwalen, Kampen 1990. A. A. Spijkerboer schreef een kritische reactie op het boekje van Schilder uit 1987, onder de titel Gereformeerd of knettergek. Kampen 1987. In dit verband is ook interessant de Leidse dissertat van C.N. de Groot, Naar een nieuwe clerus. Psychotherapie en religie in het maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid, Kampen 1995.

38 G. Glas, 'Geestelijke gezondheid meetellen', in: Trouw, 16 mei 1998, overgenomen in het orgaan van het Lindeboom Instituut, Perspectief {nowsmb& c 1998), 13-15. Het artikel beweegt zich op 'het omstreden grensgebied van psychiatrie en religie'.

39 Ruard Ganzevoort, 'Wat zit er in de linzensoep? Pastoraat en psychotherapie', in: Psyche en 6V/oq/; 9, (1998), 68-82.

40 Nadat dit artikel was geschreven kreeg ik inzage in het boek van C.G. Geluk en R. Schoonhoven, Helen door delen. Een aanzet tot psychopastorale hulpverlening, Zoetermeer 1999. Dit boek is geschreven met het oog op de dienst van klaagpersonen. Het bevat waardevolle informatie en pleit voor samenwerking.. Mijn vraag is of hier wel scherp genoeg wordt onderscheiden tu.ssen profes.sionele en niet-professionele hulpverlening.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1999

Theologia Reformata | 307 Pagina's

PERSPECTIEVEN VAN HET PASTORAAT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1999

Theologia Reformata | 307 Pagina's