Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het doet me goed als catechisanten me ook vragen stellen aan de hand van het onderwijs dat zij op de catechisatie ontvangen. Niemand heeft je ertoe aangezet om je vraag te stellen, zoals je me doet weten. Het ging op de catechisatie over Godskennis en rechte zelfkennis. Wat is er namelijk eerst? Ik heb over dit onderwerp al eens een brief geschreven in 1976. De brief staat in het blad van 30 september. Iemand deed me dezelfde vraag als die jij me nu doet. Die persoon had een predikant in zijn preek horen zeggen: "Onze . zelfkennis moet uit de Godskennis voortkomen''. Maar in een verslag in een dagblad was te lezen, dat iemand op een conferentie had gesteld dat een goed jeugdverhaal moet opvoeden tot zelfkennis, die leidt tot

Godskennis. Ik heb toen gewezen op het gevaar van zulk een redenering. Nu neem ik aan, dat als er catechisanten zijn die zeggen dat er eerst rechte zelfkennis moet zijn om tot de ware kennis van God tot de zaligheid der ziel te komen, dat zij dit niet verkeerd bedoelen. Men behoeft dan over dit punt heel niet fel tegenover elkander te staan. En dat is bij jullie ook niet het geval, zoals ik wel heb begrepen. Laat ik mogen opmerken dat ik er verblijd mee ben als de catechisanten nog met enige ernst over deze geestelijke dingen spreken. De heer Scholten is thans bezig met regelmatig een kort stuk in ons blad te plaatsen over verschillende onderwerpen, in het bijzonder ook om de jeugd wat meer te benaderen. Dat stel ik zeer op. prijs. Ik heb daarover ook een klein stukje geplaatst in ons blad, dat er dus al ingestaan heeft als deze brief onder de ogen van de mensen komt. Maar ten overvloede schrijf ik het nu nog even een keer, want ik moet met mijn medebroeder ds. v. Beek vele huwelijken bevestigen, maar ik begrijp niet waarom in vele gevallen de jonggehuwden niet tegelijk op ons blad abonneren. Misschien wel op een ander blad, bijvoorbeeld het een of ander verderfelijke tijdschrift met enkel vergif voorde ziel ? Maar daarom verblijdt het me dat er onder de jeugd ook nog zijn die over geestelijke onderwerpen nadenken en spreken. En als dat dan in goede harmonie mag geschieden, is dat alleen te waarderen. Daarom wil ik ook proberen om je vraagje te beantwoorden. Ik weet dat de jeugd bij jou ter plaatse nog wat belangstelling voor de Waarheid heeft en nog wat ingetogen mag zijn en trouw ter kerk gaat. Daarom heb ik ook nog een beetje voorliefde voor jullie. En mijn verzuchting is het dat de Heere me nog als een middeltje in Zijn hand zou willen gebruiken in spreken en schrijven tot het heil van jullie onsterfelijke zielen.

Wat de vraag betreft die ik nu moet beantwoorden, denk ik dat jullie het beiden wel bij het goede eind hebben. In mijn briefin 1976 heb ik erop gewezen dat er buiten ware Godskennis geen rechte zelfkennis kan zijn, omdat men toch eerst naar Gods Beeld zal moeten worden vernieuwd om ware Godskennis te ontvangen. Buiten die vernieuwing naar Gods Beeld, bestaande in kennis, gerechtigheid en heiligheid, kan er geen ware zielsontdekking, dus ook geen ware zelfkennis zijn. Daarom gaat de Godskennis aan de zelfkennis vooraf. Zoals je me hebt laten weten, heb je dat gelezen in de Institutie van Calvijn en is dat onlangs ook duidehjk zo gesteld in ons blad door de heer Boeder in zijn artikelen over "Het begin". En ook dr. Steenblok steltdat duidelijk zo in één van zijn preken.

Er is daarom bij jullie een beetje begripsverwarring in het spel. We moeten er dus allereerst aan vasthouden dat de mens naar Gods Beeld vernieuwd zal moeten worden, waardoor er weer Godskennis komt, zal er ware zelfkennis kunnen komen. Gods eerste werk is om een mens te doen weten dat Hij er is. De mens leeft in zijn natuurstaat als een Godloochenaar. Er zijn geen rechte indrukken van de hoogheid, de majesteit, de alomtegenwoordigheid, de alwetendheid, de heiligheid en de rechtvaardigheid Gods. Maar zo kent de mens dan ook zichzelf niet recht. Als er geen rechte indrukken zijn van volmaaktheid en heiligheid als deugden in God waar alle zonden regelrecht tegen in strijd komen, dan kan men ook de gruwelijkheid van de zonden niet recht zien. Zelfs in de hoogste stand van het genadeleven is een rechte zelfkennis in dit opzicht vrucht van de ware Godskennis. Als er een toenemen zal mogen zijn in de Godskennis, zal de ware zelfkennis daar de vrucht van zijn. Hoe groter God voor ons wordt, hoe kleiner we in onszelf worden. Hoe meer we onder indrukken van Zijn heiligheid komen, hoe meer we onszelf in onze onreinheid en walgelijkheid zien voor Zijn vlekkeloos reine ogen.

Maar daartegenover nu staat, dat naar mate we afschuwelijker in onszelf worden, de Heere in Zijn goedertierenheid, genade, waarheid en trouw zoveel te groter en te wonderlijker voor ons wordt. Zo leidt dan dus de zelfkennis ons weer op tot de ware Godskennis. Als het daar nu over ging op de catechisatie, dan hebben jullie het dus beiden goed bedoeld. Maar kun je nu dan ook begrijpen, mijn beste vriendje, als ik jullie als jonge mensen in mijn gedachten zo bezig hoor over zo'n onderwerp, dat mijn hart dan ook te meer over jullie bewogen wordt? Ik schrijf nu niet zo'n lange brief, want er zijn op het ogenblik ook nog wat meer andere artikelen ter plaatsing in ons blad, die me ook zeer welkom zijn, daar het aan werk niet ontbreekt. Maar ook moet ik bij mijn gewone artikelen nog boekbesprekingen schrijven en andere korte stukjes. Het krantje geeft altijd genoeg werk, maar dat werk heeft toch ook altijd de liefde nog van mijn hart. De band wordt er door onderhouden met zovele mensen die niet alleen tot onze kerkelijke kring behoren, maar ook kerkelijk met ons meeleven. En het ontbreekt waarlijk aan blijken van waardering nog niet.

Maar in het bij, zonder zie ik ook graag dat onze jonge mensen het krantje goed meelezen. De onkunde wordt zo groot. Men onderzoekt de goede geschriften haast niet meer. En als men het doet, zoekt men er soms iets in om een verkeerde mening ermee te kunnen staven. Enerzijds ziet men onder het jonge geslacht veelal dat men weinig belangstelling meer voor de godsdienst en dus ook voor de leer der waarheid heeft en anderzijds zijn er ook nog wel jonge mensen die wat meer godsdienstig aangelegd zijn, maar een verkeerde godsdienst bekoort hen het meest en zo brengt ze dat soms tot het onderzoek van goede geschriften, maar door een verkeerde bril.

Als het echter zo nog mag zijn als bij jullie op de catechisatie, dat men een juiste verklaring zoekt van een belangrijke zaak, dan verblijdt me dat. De bevindelijke Waarheid vraagt dan daarin de aandacht van de jeugd. En daarom is het me niet te veel om je vraag te beantwoorden. Maar ik doe dat dan nu niet te uitvoerig. Ik ben er ook bang voor dat als de brieven wat te lang worden, de jeugd er ook zo gauw niet meer naar grijpt. Korte stukjes trekken soms nog het meeste aan en lokken het meeste uit tot lezen. Men behoeft er zich dan niet zo speciaal voor te zetten, want men kan dan zomaar staande zo'n stukje even doornemen. Daarom ben ik er ook verblijd mee dat de heer Scholten het voornemen heeft om zomaar korte stukjes van "Terzijde" wekelijks in ons blad te gaan plaatsen.

Maar laat ik dan nu ter beantwoording van je vraag nog even iets mogen schrijven over wat jullie beiden bedoelen. Allereerst moet ik je schrijven dat je de Heere niet genoeg kunt vragen om waarachtige bekering. Vraag maar eenvoudig of je de Heere en jezelt recht zult mogen leren kennen. Als dr. Steenblok in die preek die je hebt genoemd, in de toepassing de onbekeerden aanspreekt, dan zegt hij: "Laten we toch eens ordentelijk aan de Heere vragen, of Hij ons nog recht zou willen ontdekken". Dat zegt dr. Steenblok dus. Met een beroep op hem, wil men beweren dat men de onbekeerden niet kan aansporen tot een vragen om bekering, want dan zou men een dood mens aan het werk zetten. Ik heb echter dr. Steenblok in zijn persoon en in zijn preken beter gekend dan degenen die hem vals beschuldigen of een verkeerd gebruik van zijn geschriften maken. Als in de prediking de Persoon des Middelaars aan de hoorders moet worden voorgesteld in al wat in Hem tot zaligheid van een schuldige en verloren zondaar is te vinden, moet daar ook eerlijk bij gezegd worden dat we tot Hem niet willen komen, omdat we zo rijk en verrijkt zijn. Maar dan schiet er ook niet anders over dan om de hoorders de noodzakelijkheid van waarachtige zielsontdekking voor ogen te houden. Dan moet men dus met de oude Christenen zeggen, dat men niet genoeg om ontdekkend licht kan vragen. Men moet dus tot God bekeerd worden, om te weten Wie God is tegen Wie men gezondigd heeft. Dan komt men tot de verfoeiing van zichzelf en van al zijn verkeerde wegen en handelingen. Dus dan ziet men welk een snood zondaar men is. Zo is de zelfkennis vrucht van de Godskennis. Gods wet moet weer in ons hart worden ingeschreven, als een spiegel der Goddelijke volmaaktheid. En in die spiegel zien we wie we zelf zijn. Maar door die rechte zelfkennis moet men ook tot de ware Christuskennis komen. En zo wordt ook de weg geopend tot een kennis van de Vader en van de Heilige Geest, dus tot een kennis van een drieënig God. Zo zal men dus mogen weten Wie God in Christus tot zaligheid van een diep gevallen zondaar is. O hoe onuitsprekelijk groot is dan toch die nederbuigende liefde Gods in Christus tot een zo diep ellendig van Hem afgevallen zondaar! Van harte hoop ik dat men daar eens wat van zal kunnen vertellen. Het zou me toch goed doen, als ik daar eens wat van vernemen mocht van de jonge mensen. Men moet echt niet denken dat ik rijke jongelingen wil maken. Maar in deze tijd van toenemende onverschilligheid onder de jeugd doet het me toch goed als de jonge mensen zich nog bezighouden met zulke gewichtige onderwerpen. Ik heb zelf ook kinderen. Daarom voel ik het wellicht beter aan dan iemand die geen kinderen heeft, hoe die arme jeugd in deze ontzettende tijd zo aan zichzelf gelaten is en veelal een verkeerde weg bewandelt. Mijn hart is met liefde tot de jeugd, maar dan ook met zorg over de jeugd vervuld. Niet alleen heb ik kinderen, maar ik zie ook mijn kleinkinderen opgroeien. Ik zou er wel alles voor willen doen wat in mijn vermogen is, om ze zoveel mogelijk, ook uitwendig, in het rechte spoor te houden. En ik kan er begrip voor opbrengen, dat de jeugd het ook dikwijls niet meer weet, als men ziet wat er onder de godsdienst zoal plaatsvindt. En dan onder de godsdienst die voor de zuivere en de ware door moet gaan. Dan is het me eerlijk gezegd nog een wonder dat er gedurig zoveel jeugd onder het Woord komt, als er nog een kerkdienst wordt gehouden, ook zelfs in de week.

Neen, er is door jullie niet veel goeds meer te beluisteren. Het getal van degenen die waarlijk God vrezen, wordt steeds kleiner. Die er nog zijn, worden thuis gehaald. Dat voorspelt ons niets goeds voor de toekomst. Het oordeel gaat door. Och, zoek nog een ontkoming voor je arme ziel! En onderzoek nog de goede geschriften. In ben blij geweest met je vraag en ik heb die gaarne op deze wijze willen beantwoorden. Mijn grootste

zorg is over de jeugd, omdat ik zelf ook kinderen en kleinkinderen heb. Met diep medelijden ben ik ermee vervuld. De Heere zal echter Zijn verbond bevestigen in de geslachten. Dat is mijn enige verwachting. Zo moge Hij dan ook mijn gebrekvolle arbeid nog voor dit geslacht ten zegen stellen. Straks ben ik er zelf ook niet meer. Het is de Heere bekend hoe ik dan ook veelal zit te schrijven. Er is dan ook in mijn schrijven nog een bedoeling te vinden, om zo nog wat van mezelf voor het arme nageslacht bewaard te doen blijven.

Nu, de Heere zegene daartoe ook dit gebrekvolle schrijven nog aan je ziel tot zaligheid.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1983

De Wachter Sions | 8 Pagina's