Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toeëigening van het heil (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toeëigening van het heil (III)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEESTELIJK LEVEN

III Het heil dat toegeëigend wordt

Nu we de vorige keren hebben gezien op de God van het heil en op de Heilige Geest Die door het geloof deel geeft aan het heil, willen we nu stilstaan bij het heil dat toegeëigend wordt. Waarin bestaat dat heil? We moeten dan wijzen op de weldaden die Christus verworven heeft en die de Geest uitdeelt. De Heilige Geest schenkt het heil dat Christus verwierf, maar doet daarbij ook gaan op de weg van het heil. Hoe krijgt de mens deel aan het heil, maar ook: hoe houdt hij deel aan dat heil?

Eigenlijk is er geen volledige opsomming mogelijk van alle weldaden die Christus voor de Zijnen heeft verworven en die toegeëigend worden. Daar is het ten enenmale teveel voor. De Schrift is onuitputtelijk in het noemen van al die zegeningen. Calvijn noemt in de Institutie (111, 11, 1) vooral tweeërlei genade die door de inlijving in Christus wordt verkregen: allereerst dat we , , door de onschuld van Christus met God verzoend Hem tot een genadige Vader hebben en vervolgens dat we door Zijn Geest vernieuwd en geheiligd worden". Verzoening met God en vernieuwing. Denk hierbij aan de bekende woorden uit het doopformulier: dat de Geest toeeigent hetgeen wij in Christus hebben, nl. de afwassing van onze zonden en de dagelijkse vernieuwing van ons leven.

Hoe wordt Christus' heil verkregen? We zagen al het onlosmakelijke verband tussen de toepassing en het geloof. Toch is daarmee nog niet alles genoemd. In dit verband kan ook de vraag gesteld worden: welke weg gaat de Heilige Geest? Wat deelt Hij mee uit de volheid van Christus? Is er immers niet een bepaalde weg die Hij met de zondaar gaat als Hij het heil toeeigent? Zo veronderstelt geloven ook geestelijk leven. Hoe is dan bijv. de verhouding geloof - wedergeboorte? En door het geloof wordt de goddeloze gerechtvaardigd. Hoe is dan de verhouding rechtvaardiging - heiUging? En wordt er ook het één en ander ondervonden op de weg van het geloof? Zo ruimt Calvijn in Boek III een belangrijke plaats in voor de overdenking van het toekomende leven. Blijkbaar is ook dat een gave vanuit Christus, een stukje van de toeëigening van het heil. Hetzelfde geldt van de verdraagzaamheid onder het kruis. Zo zou er nog meer te noemen zijn.

Kunnen we, moeten we nu komen tot een zog. heilsorde, een bepaalde weg, orde die de Geest aanhoudt als Hij het heil toeeigent? We zien in de tijd na Luther en Calvijn zowel in de lutherse als in de gereformeerde traditie pogingen om tot zo'n orde te komen. De weg die de Geest met een zondaar gaat, wordt in bepaalde momenten uiteengelegd. Gezien de verschillende theologieën en gezien ook het grote aantal weldaden van Christus is het niet zo verwonderlijk, dat er niet één bepaalde heilsorde is die door ieder wordt voorgedragen, maar dat er sprake is van meerdere heilsorden. Zo spreekt men soms over roeping, verlichting, bekering, wedergeboorte, rechtvaardiging, vernieuwing, verheerlijking. De heilsorde bij a Brakel ziet er weer anders uit: roeping, wedergeboorte, geloof, rechtvaardigmaking, aanneming tot kinderen, heiligmaking, volharding der heiligen, heerlijkmaking. Soms wijst een verschillende heilsorde op een wezenlijk verschillende theologie, soms ook gaat het om niet meer dan de manier van uitdrukken, de terminologie, de vulling van de woorden.

De term , , heilsorde" is opgekomen in de 18e eeuw. Is er daarvoor geen sprake van een heilsorde? Bij Luther bijv.? Hierover zijn de meningen verdeeld. Soms lijkt zijn sterke nadruk op het tegelijk rechtvaardig en zondaar zijn van de gelovige (simul Justus - simul peccator) geen ruimte te bieden aan een zekere orde in de persoonlijke heilsweg. Anderzijds zijn er bepaalde aanzetten tot een zekere heilsorde. Zo spreekt Luther in de Kleine Catechismus over de roeping, verlichting, heiliging. Meermalen noemt hij ook het drietal: berouw, geloof en goede werken. Calvijn heeft wel een bepaalde opbouw in Boek III die niet willekeurig is, maar het lijkt me wel vér gaan om hier te spreken van een heilsorde. Sommigen willen staande houden dat er sprake is van een aanzet tot zo'n orde.

Later gaat de orde des heils een steeds groter plaats innemen. Allerlei theologische discussies zullen daaraan niet vreemd zijn. Ook zien we wel gebeuren dat aan 1 of 2 elementen van de heilsweg alle nadruk wordt gegeven, bijv. aan de bekering.

Intussen wordt de vraag wel gesteld of hier in het spreken van een heilsorde, geen sprake is van een ongezonde, misschien wel gevaarlij ke schematisering? Wordt het geestelijk leven hier niet in een systematisch keurslijf geperst? Moeten we spreken van een , , symptoom van verstrakking en verstijving uit de na-reformatorische tijd", zoals een hoogleraar enkele jaren geleden schreef?

Nu zal het waar zijn dat men niet altijd aan bepaalde gevaren is ontkomen. In bepaalde gevallen kan alle nadruk eenzijdig gelegd worden op de orde, waarbij geen of weinig licht valt op het heil in Christus. Een heilsorde wi geen dwingend stramien zijn voor het geestelijk leven, nog minder een wet die gesteld wordt aan de Heilige Geest. En inderdaad mag het tegelijk rechtvaardig en goddeloos zijn van de gelovige niet worden weggedrukt. Eerder moet zo'n orde dienen om de veelkleurigheid van Gods genade te laten schitteren.

In dit verband kan gewezen worden op een felle strijd die ontbrand is tussen Comrie en a Brakel over de rechtvaardigmaking van eeuwigheid. Laatstgenoemde benadrukte de rechtvaardiging door het geloof, terwijl Com rie de rechtvaardiging van eeuwigheid en dus voor en tot geloof leerde. Daarmee wilde Comrie naar voren brengen dat de rechtvaar diging pure genade is. De vraag is alleen of je daarvoor moet spreken van een rechtvaardiging van eeuwigheid. Intussen ontbrandde een hevige en heilloze (? ) strijd.

Anderzijds maken we ons wel erg gemakkelijk van de zaak af, wanneer we beweren dat het spreken over een bepaalde heilsorde alleen maar overbodige ballast is en getuigt van een ziekelijke aandacht voor de vrome mens. Vaak kwam het spreken over een heilsorde voort uit het verlangen om het genadekarakter van het heil staande te houden en hen te weerstaan die aan de belijdenis van de verdorvenheid van de mens tekort deden (Berkouwer). Calvijn is zeker niet te beschuldigen van een ongebreidelde zucht tot systematisering en al is er bij hem niet een heilsorde zoals die later wel voortkomt, niet te ontkennen valt dat er in zijn Institutie terdege een zekere orde zit, wanneer het gaat over de weldaden van Christus. Wel komt steeds naar voren dat het gaat over het heil in Christus. Zit er dan toch vaak achter zo'n heilsorde niet een stuk strijd tegen onbijbelse gedachten? Is er toch niet een bepaal- de orde in het werken van de Geest als Hij het heil toeeigent?

Is er niet een zekere orde in de belijdenisgeschriften zonder dat gesproken kan worden over een knellend keurslijf? Het één en ander heeft te maken met de rijkdom van het heil in Christus!

Wanneer we nadenken over het heil dat de Heilige Geest toeeigent, zou het de moeite waard kunnen zijn om naast elkaar te zetten wat de Dordtse Leerregels, 1, 12 zeggen over de vruchten der verkiezing - het waar geloof in Christus, de kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid - én wat de Ned. Geloofsbelijdenis in Art. 29 noemt als merktekenen van de christenen: het geloof, het vlieden van de zonde en het najagen van de gerechtigheid, de ware God en de naaste liefhebben, niet afwijken ter rechter-noch ter linkerhand en het vlees kruisigen met zijn werken. Verder kan naast deze twee gedeelten met recht één derde gezet worden en dan uit onze Catechismus: de inzet van de Catechismus, de bekende Zondag 1 met zijn drie stukken. Spreken nu onze belijdenisgeschriften over een heilsorde?

Niet in de strikte zin van het woord, al kan ook niet ontkend worden dat er sprake is van een zekere orde.

Hoe dit alles ook moge zijn, veelkleurig en onuitsprekelijk is het heil dat Christus voor de Zijnen verwierf. Is het om er jaloers op te zijn en het te zoeken, of niet? !

Arnemuiden

M. Goudriaan

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1994

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's

De toeëigening van het heil (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1994

Gereformeerd Weekblad | 24 Pagina's