De moordenaar
Hij had zijn naaste van het leven Met bruut geiveld beroofd; Hij zag Gods wraakzwaard opgeheven, Hem dreigend, boven 't hoofd. Hij wist zich in zijn schuld En naast hem hing Gods verloren: Zoon. Hij kon des makkers spot niet horen, Die van Hem sprak met hoon.
' Hij vond zijn vonnis zo rechtvaardig En sprak d, e spotter aan: „De Christus is geen kruisdood waardig, Die heeft geen kwaad gedaan!" Eén zucht zou nog zijn ziel ontglippen. En over Golgotha Klonk, van zijn saamgeperste lippen De noodkreet om gena.
Dc Heiland, Hoorder der gebeden Zag deze zondaar aan En sprak: „Ik zeg u, gij zult heden Met Mij ten hemel gaan."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1952
Daniel | 8 Pagina's