Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De volharding der heiligen IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De volharding der heiligen IV

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hebben wij gezien, dat de Schriftuurplaatsen, die aangevoerd worden om de volharding der heiligen te bestrijden, daartoe niet kunnen dienen, doch eene geheel andere beteekenis hebben in het leven der Kerk, wij willen nu nog in het kort nagaan welke gegevens de Schrift biedt voor de leer van de volharding der heiligen.
De verkiezende genade Gods, die gerealiseerd wordt in den weg van het verbond der genade hangt niet af van den mensch of iets wat in den mensch is. Zij is vrijmachtige beschikking Gods. Zoo de Heere werkt, wie zal het keeren. En indien het Hem behaagt Zijn volk zalig te maken en te bewaren voor zijn hemelsch Koninkrijk kan niets of niemand dit verhinderen. Het verbond Gods rust alleen in Gods eenzijdig vrij ontfermen. Schoon merken de Dordtsche Leerregels op: „Deze leer van de volharding der ware geloovigen en heiligen, mitsgaders van de verzekerdheid dezer volharding, welke God, tot Zijns naams eere en tot troost der godvruchtige zielen, in Zijn Woord zeer overvloediglijk geopenbaard heeft, en in de harten der geloovigen indrukt, wordt wel van het vleesch niet begrepen, en wordt van den satan gehaat, van de wereld bespot, van de onervarenen en hypocrieten misbruikt, en van de dwaalgeesten bestreden; maar de Bruid van Christus heeft haar altijd, als eenen schat verdedigd.
En dat zij dit ook voortaan doe, zal God bezorgen; tegen denwelken geen raad geldt noch eenig geweld iets vermag. Welken eenigen God, Vader, Zoon en Heilige Geest, zij eere en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen." (Hoofdst. V, 15).
Wanneer Israël zich telkens afwendt van den Heere, ontrouw is aan het verbond, dan wordt Gods verbond niet teniet gedaan, maar zoekt Hij Zijne schapen op en blijft getrouw. Wel kunnen de bondelingen zich uit het verbond uitzondigen, maar dat geldt niet van degenen, die inwendig in het verbond zijn begrepen, want de roeping en verkiezing Gods zijn onberouwelijk. Hij heeft zich met een duren eed verbonden niet te zullen feilen in Zijne trouw. Het is een eeuwig verbond, dat niet van wankelen weet. Hij zelf zal aan Zijn volk een nieuw hart geven en de wet schrijven op de tafelen van hun hart en maken, dat hun werk in der waarheid zal zijn.
Johannes schrijft van hen. die afvallig worden: Zij waren uit ons niet, anders zouden zij met ons gebleven zijn (1 Joh. 2 : 9 ) . Hoeveel afval er dus moge zijn van het christelijk geloof, het mag ons nimmer doen twijfelen aan de vastheid van Gods verbond en verkiezende genade. Het zijn niet slechts een reeks texten, die daarvoor kunnen worden bijeengebracht, maar het is 't wezen der Schrift. Zijn Woord is ééne rijke, onveranderlijke belofte, die niet kan verbroken worden. Als een gouden draad loopt deze belofte door het gansche Woord.
Het bevestigt de volharding der heiligen op iedere bladzij. De Vader heeft hen verkoren van voor de grondlegging der wereld in Christus (Eph. 1:4). De dwalingen inzake dit leerstuk hangen samen met een gansch andere opvatting van den mensch en van God. Zij staan niet op zichzelf, maar wij vinden de gevolgen of oorzaken in ieder ander leerstuk der goddelijke waarheid. Het is van belang dit steeds in het oog te houden, dan pas hebben wij het rechte gezicht op de ketterijen inzake de leer van de volharding der heiligen. Steeds gaat ermee gepaard de leer der algemeene verzoening; het verwerpen der eeuwige verkiezing; de volstrektheid van den zondestaat des menschen.
De Vader heeft hen verordineerd ten eeuwigen leven. „Als nu de heidenen dit woord hoorden, verblijdden zij zich en prezen het Woord des Heeren, en daar geloofden zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven" (Hand. 13 : 48).
Zij worden geroepen om den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn (Rom. 8:29).
Deze verkiezing is onveranderlijk (Rom. 9:11).
Zij brengt te harer tijd de krachtdadige roeping en recht vaardiging en verheerlijking. De keten des heils kan niet gebroken worden (Rom. 8 : 30).
Christus, in wien alle beloften Gods ja en Amen zijn, is gestorven voor degenen, die Hem van den Vader zijn gegeven (2 Cor. 1 : 20; Joh. 17 : 6, 12). Hij mag niemand verliezen en is verplicht en bereid hun het eeuwige leven te geven (Joh. 6:40, 17:2).
Het is onmogelijk, dat zij zullen verloren gaan en niemand kan ze uit Zijne handen rukken, noch uit de handen des Vaders (Joh. 6 : 39; 10 : 28).
Het is thans niet onze bedoeling al deze texten in den breede uit te leggen. Dat behoeft in dit verband ook niet. Ze zijn zonder meer duidelijk en vol van inhoud en troost voor degenen, die op den naam des Heeren leerden hopen. Niet anders staat het met het werk des Heiligen Geestes. Die Geest wederbaart hen en zal bij hen blijven en in hen zijn (Joh. 14:16).
Hij verzegelt hen tot op den dag hunner verlossing en is het onderpand hunner erfenis, die in de hemelen wordt bewaard (Eph. 1 : 13; 4 : 30).
Het verbond der genade, waarin God drieëenig zich doet kennen als de God Zijns volks is vast en met een eed bevestigd (Hebr. 6 : 16—18; 13 : 20).
Het is onverbreekbaar als een huwelijk (Eph. 5 : 31, 32).
Het draagt de kracht van een testament, dat zeker uitgevoerd moet worden, zoodat de erfenis aan de erfgenamen niet kan ontgaan (Hebr. 7 : 19).
Krachtens dat onveranderlijk verbond, waarin de Heere met Zijn wezen borg staat voor de zaligheid der Zijnen, roept God hen, schrijft de wet in hun binnenste, legt Zijne vreeze in hun hart (Hebr. 8 : 10; 10 : 14).
Hij laat hen niet verzocht worden boven vermogen en geeft met de beproeving ook de uitkomst (1 Cor. 10 : 13).
Hij bevestigt en voleindigt het goede werk in hen begonnen (1 Cor. 1 : 8; Fil. 1:6).
Hij bewaart 'hen voor de toekomst van Christus om in Zijne verschijning hen diens heerlijkheid deelachtig te maken (1 Thess. 5 : 23; 2 Thess. 3 : 3; 1 Petrus 1 : 4, 5).
Door Zijne voorbede bij den Vader is Christus alzóó werkzaam, dat hun geloof niet ophoudt (Lucas 11 : 32).
Hij bewaart hen van de tegenwoordige wereld (Joh. 17 : 11, 20), zoodat zij volkomen zalig worden (Hebr. 7:20).
De zonden worden hun vergeven en Hij is hun een Voorspraak bij den Vader (1 Joh. 2 : 1 ).
Zij zullen eenmaal allen bij Hem zijn en Zijne heerlijkheid aanschouwen (Joh. 17:24).
De weldaden Gods, die de Heere hen schenkt, kunnen wereld, noch duivel, noch zijzelf teniet maken (Rom. 11 : 29)
Wie tot kind is aangenomen, is erfgenaam Gods, medeerfgenaam van Christus (Rom. 8:17; Gal. 4 : 7 ).
Wie gelooft heeft reeds nu het eeuwige leven. Dus een leven, dat niet meer kan worden overwonnen door den dood (Joh. 3 : 16).
Dit leven kan niet sterven, mede omdat het niet zondigen kan (1 Joh. 3 : 9).
Het geloof is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet (Hebr. 11 : 1).
De hope is een anker, dat zeker en vast is en ingaat in het binnenste heiligdom, zich vastklemmend aan en vastgehouden door Gods eed en belofte (Hebr. 6 : 19).
Daarom beschaamt zij niet en de liefde vergaat nimmermeer (1 Cor. 13 : 8).
Als in vogelvlucht lieten wij aan onzen geest voorbijgaan al de zekerheden van Gods vefbond, dat niet kan wankelen noch bezwijken. Zoo is dus de Schrift vol van de waarheid, uitgedrukt en omschreven in het leerstuk van de volharding der heiligen.
De volharding wordt echter verkregen in den weg van de gehoorzaamheid des geloofs, die ook als een weldaad des verbonds is toegezegd. Maar in den weg van strijd, gebedsworsteling wordt de getrouwheid Gods gekend in de loopbaan des levens.
Is dus eenerzijds de volharding een toegezegd goed, niet minder blijft de roeping tot volharden de weg om haar deelachtig te worden. Er is. zoo zouden wij kunnen zeggen, een Diaëtiek des geestelijken levens, waarvan de verwaarloozing gevaarlijk, ja, ten slotte doodelijk is, en bewijst, dat wordt gemist het ware geloof, dat in den weg van Gods geboden zoekt te wandelen.
Volharding is geen bloot natuurlijk gevolg van geloof en bekeering, maar een dure roeping van den christen. W i e volharden zal tot den einde, die zal zalig worden. W i e in de loopbaan is moet alzóó loopen, dat hij den prijs mag verkrijgen. Herhaaldelijk wekt het Woord op tot volharden, tot waken, tot bidden, tot niet vertragen. Zeker zal nu eens meer de ééne dan de andere zijde der waarheid in de prediking naar voren worden gebracht, maar steeds zullen beide zijden der waarheid tot hun recht moeten komen in het verband, waarin de Schrift ze stelt.
Indien het mogelijk ware, zouden de valsche Christussen ook de uitverkorenen verleiden, lezen wij, Matth. 24 : 24, doch het is niet mogelijk, zoo is de bedoeling.
De Schrift leert dus niet, dat de geloovige, al valt hij ook voorbedachtelijk in groote, grove zonden, niettemin tot eiken prijs en als tegen zijn wensch ten eeuwigen leven wordt bewaard. Immers, wie zóó zondigt, toont, dat hij nimmer een waar geloovige was. Denk maar aan hetgeen Romeinen 7 ons leert van het worstelend leven van Gods kinderen. Zij hebben een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mensch. Die deze hoop op hem heeft die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is (1 Joh. 3 : 9 ).
,,Zoover is het ervan af, dat deze zekerheid der volharding de ware geloovigen hoogmoedig en vleeschelijk gerust zou maken, dat zij in tegendeel de ware wortel der nederigheid, kinderlijke vreeze, ware godzaligheid, lijdzaamheid in allen strijd, vurige gebeden, standvastigheid in het kruis en in de belijdenis der waarheid, en van gegronde vreugde in God is, en dat de overweging dezer weldaad een spoorslag en aanhoudende beoefening van dankbaarheid en goede werken is" (Dordtsche Leerregels V, 12).
Zoo mag de leer van de volharding der heiligen niet worden gescheiden van de praktijk der godzaligheid en het leven des waren geloofs. Gods macht en trouw blijven verbonden met Zijne heiligheid en waarheid.
Het is dus waar, dat het leven van Gods kinderen een leven is van vallen en opstaan, omdat zij in dit leven niet ganschelijk zijn verlost van het vleesch en het lichaam der zonde. Zoo hebben zij gestadig oorzaak om zich voor God te verootmoedigen, hunne toevlucht tot den gekruisten Christus te nemen. Het vleesch moet door heilige oefeningen des gebeds en der godvruchtigheid worden gedood. Zij leeren zuchten naar den eindpaal der volmaaktheid.
Werden zij nu aan hunne eigene krachten overgelaten, zoo zouden zij niet staande blijven, maar de Heere bewaart hen. Zij worden echter niet altijd zóó van God geleid en bewogen, dat zij in sommige daden door hunne eigene schuld van de leiding der genade niet kunnen afwijken. Daarom wordt waken en bidden geboden. En zoo zij dit niet doen, zoo kunnen zij niet alleen door het vleesch verrast worden, maar zelfs tot gruwelijke zonden komen. De Schrift leert het ons uitdrukkelijk en de ervaring bevestigt deze waarheid tot op den huidigen dag in Gods Kerk.
Maar (gelijk de Dordtsche leerregels zoo treffend opmerken) met zoodanige grove zonden vertoornen zij God zeer, vervallen in schuld des doods, bedroeven den Geest, verbreken voor eenen tijd de oefening des geloofs, verwonden hunne conscientie zwaarlijk en verliezen somwijlen, voor eenen tijd, het gevoel der genade, totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op den weg wederkeeren, het vaderlijk aanschijn Gods opnieuw verschijnt. Want God, die rijk is in barmhartigheid, neemt, naar het onveranderlijk voornemen der verkiezing, den Heiligen Geest van de Zijnen zelfs ook in hun droevig vallen, niet geheel weg. Hij laat hen niet zoover vervallen, dat zij van de genade der aanneming en van den staat der rechtvaardigmaking uitvallen, óf dat zij zondigen ter dood, óf tegen den Heiligen Geest, en van Hem geheel verlaten zijnde, zichzelven in het eeuwige verderf storten."
Zoo worden Gods kinderen opgewekt tot naarstigheid en de waarschuwing moge ook heden worden betracht: Waakt.
Doch ons laatste woord blijft: de roeping en verkiezing Gods zijn onberouwelijk. Daarom worden de erfgenamen bewaard voor de erfenis en de erfenis voor de erfgenamen.
De vraag is nu, of wij in die bewaring deelen en van deze bewaring verzekerd zijn in het geloof, dat wij zijn en altoos blijven zullen ware en levende leden der Kerke; dat wij hebben vergeving der zonden en het eeuwige leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De volharding der heiligen IV

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1939

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's