Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbittering tussen broeders

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbittering tussen broeders

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van elkaar gescheiden zijn, en dat Barnabas M en naar Cyprus afscheepte: Maar Paulus verkoos Silas, en reisde heen, door de broeders aan bevolen zijnde." Handelingen 15 vers 39 en 40

Om wie het ging

Waar de HEERE een kerk bouwt, bouwt de satan een kapel. U kent dat gezegde wel. Door de prediking van Paulus en Barnabas worden er velen gebracht tot de kennis van de Heere Jezus Christus. Juist dat kan de satan zo slecht hebben. Daarom tracht hij altijd maar weer het rijk van de Heere Jezus afbreuk te doen. We hebben gezien, hoe hij van buiten af de kerk belaagt. Heidenen en joden hebben geprobeerd de predikers van Christus de mond te snoeren. Paulus is zelfs gestenigd. De duivel heeft die slag echter moeten verliezen. Het Woord is doorgegaan en heeft veler harten verbonden aan Christus. De vorst der duisternis Iaat zich echter zo nog maar niet uit het veld slaan. Lukt het van buiten af niet, dan maar van binnen uit. Dan maar op de manier van onenigheid ruzie en zelfs verbittering onder de volgehngen van Christus zelf. Dat zal immers de kracht van hun getuigenis ontnemen. Van mensen die ruzie maken gaat niet zoveel meer uit. Al lang genoeg heeft de duivel met lede ogen moeten aanzien, hoe de christengemeente door haar liefde en verbondenheid in hoog aanzien stond bij het hele volk. Daar moet nu maar een eind aankomen.

Zo is daar aan het begin van dit hoofdstuk eerst al de verwarring rond de besnijdenis. Gelukkig wordt dat op broederlijke wijze opgelost. Er wordt in Jeruzalem een grote vergadering gehouden van de apostelen en anderen, waarop men in de weg van gesprek en gebed tot het besluit komt aan de christenen van heidense afkomst geen onnodige lasten op te leggen.

Het zou een grote zegen zijn als op kerkeraadsvergaderingen en synoden ook zo met elkaar voor Gods Aangezicht kon worden gesproken en besloten.

Maar ook dit betekent niet het einde van de aanvallen van de boze. Hij gaat altijd maar door, onvermoeibaar. Als wij na zware strijd wel eens denken even te kunnen uitblazen, is hij er al weer. Onverhoeds bespringt hij ons en heeft ons te pakken. We zien het hier aan de verbittering die ontstaat tussen Barnabas en Paulus. Het gaat over Johannes Markus. Een man, die ook heel veel heeft mogen betekenen in het koninkrijk der hemelen. Hij is zelfs de schrijver geworden van het Markus-evangelie, zodat zijn getuigenis van de Heere Jezus Christus nu nog tot ons doorklinkt. Als we dat horen, denken we al gauw: Dan zal die Johannes Markus wel een groot en sterk christen geweest zijn. Maar, wat in de Bijbel van hem verteld wordt, dat is allemaal niet zo groot en sterk. Johannes Markus was eigenlijk een deserteur. Misschien is het eerste spoor, dat we in de Bijbel van hem vinden wel, dat van die jongeling, die toen de Heere Jezus gevangen was in Gethsemanè Hem gevolgd was met alleen maar een opperkleed om, maar toen het ging spannen er naakt van door was gegaan. In ieder geval was hij een zoon van Maria, een bekend en voornaam christin in Jeruzalem. In haar huis was de gemeente biddend samen, toen Petrus gevangen zat. Het is haast zeker, dat Johannes Markus de wonderlijke nacht van Petrus* bevrijding heeft meegemaakt. Daarin Jeruzalem heeft hij ook Paulus en Barnabas leren kennen. En het verlangen moet in hem gerijpt zijn om ook zoals zij, de Heere te mogen dienen in de verkondiging van het woord. Als Barnabas en Paulus weer naar Antiochië gaan mag hij mee, lezen we aan het eind van Handelingen 12 en dat staat er zo, dat je er uit op kunt maken, dat Markus het gevraagd heeft.

En dan komt die merkwaardige vergadering van de vijf dominee's van Antiochië, waarop de Heilige Geest Paulus en Barnabas aanwijst om op zendingsreis te gaan. Maar wat moet er dan met Johannes Markus? Omdat hij nog jong is, wordt hij aangewezen als hulp. Allerlei hand-en spandiensten zal hij voor de broeders mogen verrichten.

We kunnen ons voorstellen, hoe blij Jo-arkus hannes meenam Markus geweest moet zijn, dat nu de toch genade iets van Gods zijn verlangen in vervulling ging. Enthousiast moet hij mee op weg gegaan zijn naar Cyprus. Hij heeft daar mee mogen maken, hoe het hart van de romeinse stadhouder voor het woord van Christus werd geopend. Ook heeft hij gezien het ernstig oordeel Gods over de tovenaar Bar-Jezus.

Maar dan komt er een zwarte dag in Johannes Markus' leven. Als Paulus en Barnabas verder reizen naar klein-Azië keert hij terug, wijkt hij af, ja zeg maar gerust deserteert hij. De geloofsspanning breekt, de moed zinkt hem in de schoenen hij durft niet meer. Z'n zendingsenthousiasme is bekoeld. Op z'n eentje reist hij naar Jeruzalem terug. Dat Paulus en Barnabas hem nu de reis moeilijker werd, hem meer dan ooit nodig zouden hebben, bekommert hem niet, hij kan het niet meer opbrengen.

Misschien herkennen we het wel. Vol geestdrift begon je aan een stuk evangelisatiewerk. Je was blij met je bevestiging als ouderling, of dat je dominee mocht zijn. Vol liefde en enthousiasme pakte je het werk op. Maar de boog van het geloof bleef niet zo lang gespannen. Het viel allemaal zo tegen. Je stuitte op een muur van afwijzing en verzet. De mensen wilden niet luisteren. In de gemeente bleken ook niet alle deuren en harten open voor Gods Woord. Het werd je allemaal teveel. Je gang werd trager en trager. Tenslotte gaf je het op, moe en teleurgesteld, je werd net als Johannes Markus een deserteur.

Hoe het kwam

Om deze Johannes Markus nu ontstond verbittering tussen twee broeders, in Christus, die zoveel samen hadden meegemaakt en die daar door toch nauw aan elkaar verbonden moeten zijn geweest. Als ze weer een poosje gewerkt hebben in de gemeente van Antiochië, stelt Paulus voor om weer op reis te gaan en de pas gestichte gemeente in Klein-Azië te gaan bezoeken. De zorg over die jonge gemeente blijft hem bezighouden.

Dan adviseert Barnabas om Johannes Markus weer mee te nemen. Johannes Markus moet er geen rust van gehad heb-

ben, dat hij was gedeserteerd. Hij moet zich er voor geschaamd hebben bij zijn terugkeer in Antiochië. Ze hadden hem samen met Paulus en Barnabas uitgezonden, nu kwam hij op z'n eentje, alleen maar omdat hij bang was geweest. En toen Paulus en Barnabas waren teruggekeerd en iedereen zo blij en dankbaar was, moet Markus het er nog moeilijker gekregen hebben. Wat was hij laf geweest, wat was hij ongelovig geweest. We zeggen wel eens Gods kinderen zondigen nooit goedkoop. Dat kost je wat als de HEERE vreest, en je gaat op verkeerde wegen. Daar fladder je maar niet luchthartig overheen. Dat kost strijd, de strijd van nieuwe vernedering en nieuwe ootmoed voor Gods Aangezicht. En we kunnen ons voorstellen, dat Markus zich heeft afgevraagd: Zou de Heere Jezus mij nu nog wel kunnen gebruiken? Zou Hij met mij nog wel wat kunnen beginnen? Ik ben het niet waard. We weten niet, of Markus daarvan ook heeft laten merken. Maar Barnabas is het, die zich ontfermt. Hij wil Markus een nieuwe kans geven. We hebben Barnabas leren kennen als een goed man. Een man vol liefde en bewogenheid. Ook hier mag hij iets uitstralen van Gods liefde en bewogenheid. Natuurlijk het zal ook een rol gespeeld hebben, dat Johannes Markus een neefje van Barnabas was. Maar dat is het toch niet alleen geweest. Lukas heeft in Handelingen 11 al van Barnabas getuigd, dat hij een goed man was, vol van de Heilige Geest en van geloof. Ook vol van geloof in de vergevende en vernieuwende genade van God. En juist omdat, die vergevende en vernieuwende genade er was, ook voor Johannes Markus kon hij toch nu weer aanvaard worden om mee te gaan.

Maar Paulus wil het niet. Hij is veel radikaler dan Barnabas. En dan kunnen ze niet bijelkaar komen. Barnabas blijft volhouden en Paulus blijft volhouden. Er komt zelfs iets bitters tussen hen, iets zuurs. Wat erg. Twee broeders in Christus, die zo veel met elkaar hebben meegemaakt. Die samen zoveel hebben ondervonden van de Majesteit en liefde Gods. Dat had toch niet gehoeven. Dan waren toch wel oplossingen te bedenken geweest, waarin beiden zich hadden kunnen vinden. Moest dat nu zo, tussen broeders van hetzelfde huis?

Als we ons dat afvragen moeten we bedenken, dat de verhouding tussen Paulus en Barnabas de laatste tijd verslechterd moet zijn. In Galaten 2 vers 11 ev. lezen we hoe Barnabas onder invloed van joodse christenen ook niet meer bij heidense christenen aan tafel wilde eten. Men meende dan verontreinigd te worden. Paulus heeft dat hoog opgenomen. Er was op de vergadering te Jeruzalem het een en ander afgesproken over de besnijdenis en nu moest het eten in een heidens huis weer een stuk wettische gerechtigheid worden. En zelfs Barnabas had er aan toegegeven. Paulus vond Barnabas toch te wettisch, te joods. Hij durfde niet echt te leven uit de vrijheid van Christus. Maar al is dat dan zo. Daar mee is het toch niet goed gepraat? Verbittering tussen broeders is toch nooit goed te praten. Dat is toch niet naar de maat en de orde van het koninkrijk der hemelen. Dat hoort toch niet bij Christus!

Wat kan er ook nu nog een verbittering zijn. Pas hoorde ik nog, dat iemand ging verhuizen, om dat hij niet kon verdragen een bepaald iemand te moeten zien, die telkens bij de buren kwam. Wat is dat erg, verbittering in huwelijken. Een man en een vrouw, die samen begonnen voor Gods Aangezicht verbitterd tegen elkaar raken, wrok koesteren. Wat is het erg onder broeders en zusters van hetzelfde geestelijke huis. Daar past toch alleen maar de liefde. Die verdraagt alle dingen, die bedekt alle dingen, die hoopt alle dingen. Daar past toch alleen maar de liefde van Christus zelf, die zich heeft overgegeven en vernederd tot in de dood. En als Hij Zich zo gegeven heeft, zullen wij toch niet anders doen en niet anders zijn. Dat is toch de vrucht van Zijn Geest: Liefde blijdschap, vrede. En alles wat anders is, dat is toch alleen maar het werk van het vlees. Later waarschuwt Paulus zelf de gemeenten van Galatië: Indien gij elkaar bijt en vereet, ziet toe, dat ge van elkaar niet verteerd wordt. Er is er maar een, die bij verbittering in zijn vuistje lacht, dat is de satan. Als kinderen van God ruzie maken heeft hij zijn zin. Dan gaat het voor hem zoals het moet gaan. Het haalt immers de Naam van Christus naar beneden. We zullen dan ook wel dienen te weten wat we doen, als we kwaad worden en kwaad blijven.

Het gevolg

Dat is scheiding. Paulus en Barnabas kunnen niet meer bijelkaar komen. Dan gaan ze maar uit elkaar. Ze hadden zo'n hecht team gevormd. Dat is nu voorbij. Ze gaan nu ieder een kant op. Barnabas met Markus naar Cyprus en Paulus met Silas naar Klein-Azië. Dat is, in deze gebroken werkelijkheid dan soms ook de enige oplossing, dat je ieder een kant op gaat. Het kan soms moeilijk anders. Ideaal is het niet, en ideaal mag het ook nooit worden. We kunnen er eigenlijk nooit vrede mee hebben en rustig onder worden, maar soms is het maar beter, dat de ene christen zich niet te veel meer met de ander bemoeit. Dat ze eens een poosje afstand van elkaar nemen. Ze zijn zo op elkaar gebeten, dat pogingen tot verzoening het alleen maar erger maken. Een afkoelingsperiode is nog het beste. Je blijft elkaar anders maar irriteren en ergeren. Het is dan soms maar het beste dat dat kind eens een poosje het huis uitgaat, ook in een christelijk gezin. Dat die man of die vrouw eens een poosje elkaar niet zien. Dat die twee ouderlingen allebei maar uit de kerkeraad gaan. Dat die broeders predikanten maar niet teveel met elkaar bemoeien. En gaat u zomaar door. Nog eens, het is in en in triest als het zo moet, maar van twee kwaden moet je dan het beste maar kiezen. En hopen en bidden dat de HEERE alles nog ten goede keren zal.

Want dat is wel zaak, dat we er nooit in berusten. We hoeven en we mogen niet berusten in de zonde, in de verbittering. Op vele bladzijden van het Woord van God wordt ze met kracht afgewezen. We mogen niet bitter zijn. De haat en de nijd en de verwijdering mogen niet regeren. En gelukkig mogen we uit het vervolg van het evangelie opmaken, dat ze ook hier niet het laatste woord heeft gehad.

Als Paulus een jaar of zes later in Efeze gevangen zit, schrijft hij een brief aan de gemeente van Kolosse. Zoals gebruikelijk doet hij aan het eind van de brief de groeten. En wat lezen we dan? Tot onze verbazing en blijdschap? Dat hij ook de groeten doet namens Markus de neef van Barnabas. Hij stuurt Johannes Markus op weg naar Kolosse, als hij daar aan zal komen moeten ze hem liefderijk ontvangen. Kennelijk is Johannes Markus weer bij Paulus en is zelfs zijn medewerker in het Woord. In een latere brief van Paulus, de tweede aan Timotheüs vraagt hij zelfs aan Timotheiis om als hij komt Markus mee te nemen. Hij schrijft er dan bij: Hij is mij zeer nut tot de dienst.

Wat is dat geweldig gemeente, dat de verbittering en de verwijdering niet het laatste woord hoeven te hebben en niet zullen hebben. Dat de twist en de wrok toch verdwijnen. Dat de satan, die het werk van God verstoort tenslotte toch aan het laatste eind trekt. Dat die kapel van de satan telkens weer wordt afgebroken.

De Heere Jezus Christus is in de breuk gaan staan, waaruit alle breuken voortkomen. De breuk tussen God en mens. Dat heeft Hij weer heel gemaakt. En we weten allemaal hoe: Hij is er zelf om verbroken op Golgotha. Maar Hij is ook opgestaan. Nu is er in Hem de kracht en de genade van de verzoening. Verzoening met God, maar net zo goed ook verzoening met mensen. Zijn Geest werkt door in allen, die het van Hem verwachten.

En als ik in zonde val, als ik weer in haat en nijd met mijn naaste leef, dan gunt de Geest van Christus mij daarin geen rust. Hij twist net zo lang met mij, tot ik weer op mijn plaats kom. Dat is de plaats waar ik de minste ben. De plaats waar ik liever onrecht lijd, dan op mijn strepen sta. De plaats waar ik ieder ander uitnemender acht dan mijzelf.

De plaats waar verzoening is en vrede en liefde en blijdschap door de Heilige Geest.

Dat vreed' en aangename rust, En milde zegen u verblij'; Dat welvaart in uw vesting zij, In uw paleizen vreugd' en lust. Om vriend en broed'ren spreek ik nu: De vrede zij en blijv' in u;

Nooit moet haar nijd of twist verkloeken; Om 's HEEREN huis, in u gebouwd, Waar onze God Zijn woning houdt, Zal ik het goede voor u zoeken.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Verbittering tussen broeders

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's