Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘De ellende van de zondeval’ (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘De ellende van de zondeval’ (5)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

PREDIKING

Acht preken van Calvijn over Genesis 3

'We hebben gezien', zo begint Calvijn zijn preek over Genesis 3:14-16, 'dat God in het kort een proces heeft gevoerd tegen onze vader Adam en Eva zijn vrouw.' Er was geen lange ondervraging nodig. Hij heeft ze uit eigen mond overtuigd willen laten worden van hun zonde, zodat ze geen excuus zouden hebben. Nu gaat God vonnis vellen. Alleen begint hij niet bij Adam en Eva, maar richt Zich eerst tot de slang. Waarom handelt God zo? Dat is opdat man en vrouw zouden erkennen dat hun val Gods toom heeft opgewekt, maar ook dat de zonde God des te meer heeft mishaagd, omdat Hij ze toch liefhad en hun heil hen dierbaar was. Van deze bewogenheid van God is naar de slang als instrument van de duivel geen sprake.

Geen hoop voor de Satan

De wijze waarop God dit dier behandelt laat zien dat God met de duivel heel anders omgaat. Hier geen vragen en onderzoek, maar direct een veroordeling. Satan is toch al veroordeeld, zegt Calvijn, er is geen proces meer nodig. Waarom zou er aan de slang toe nog iets gevraagd moeten worden?

In contrast daarmee laat Calvijn zien dat het eigenlijk Gods genade is geweest dat God Adam en Eva aan een gerechtelijk onderzoek heeft onderworpen. Daarmee bedoelde God hen van hun zonden te overtuigen, opdat ze tot bekering zouden komen en hun zonden zouden erkennen. Dat heeft bij de Satan geen zin, zijn zonde is onvergeeflijk. Daarom wordt de slang vervloekt onder alle dieren van de aarde. Niet alleen mensen maar ook dieren krijgen last van dit dier en hebben er een afschuw van.

Vader breekt de degen

Uitgebreid wordt er vervolgens ingegaan op de voortdurende vijandschap, die God gezet heeft tussen de slang en de andere schepselen. Hier rijzen vragen, die Calvijn niet laat liggen. Als Satan gesproken heeft 'door zijn orgaan', is dit dier dan wel schuldig? Ergens is dat niet zo, lijkt Calvijn te zeggen, als hij hier verwijst naar het woord van Paulus in Romeinen 8, waar we vinden dat het schepsel lijdt vanwege de zonde van de mens. God heeft toch terecht deze strengheid tegen een beest kunnen gebruiken, nu de zonde immers zo in de schepping is doorgedrongen, dat ook schepselen zuchten onder Adams val en de duivel bijzonder gebruik heeft gemaakt van dit schepsel.Calvijn gebruikt twee beelden om zijn gedachte duidelijk te maken: dat van een vader die de degen breekt, waarmee zijn zoon in een duel is gedood en van een huis dat neergehaald wordt als er zo'n vreselijke misdaad is begaan dat alle herinnering moet worden uitgewist. Mensen vinden dat goed, en waarom zou God dan minder vrijheid hebben om Zijn 'wraak' uit te oefenen als er sprake is van de val en het verderf van de mensen, die Hij had aangesteld als Zijn kinderen en erfgenamen?

De slang zal voortaan op de aarde kruipen en stof eten. At hij dan vroeger ander 'vlees'? Zo vraagt Calvijn. Vervolgens wordt er vanuit Jesaja 11 een nadere beschouwing gegeven. Wij weten iets over de staat der rechtheid als we kijken naar wat er gezegd wordt over de 'restauratie' door onze Verlosser. En dan blijkt het enige verschil tussen de slang nu en straks, dat hij met zijn gif de mensen en dieren niet meer zal bedreigen.

Calvijn zegt dit alles om de vaderlijke liefde en genegenheid van God jegens Zijn mensen te onderstrepen. Als Hij geen rekening had gehouden met het heil van Adam en Eva, had Hij de slang wel zijn gang laten gaan. God wil Zijn mensen niet hopeloos verloren laten gaan. Dat is de 'remedie' die we mogen vinden in de wijze waarop God de slang aanpakt

Vijandschap gezet

Omdat de mensen in het verderf terecht gekomen zijn, vanwege het feit dat ze veel te vertrouwelijk werden met de slang, daarom maakt God vijandschap. Daarin krijgen we een getuigenis waardoor we als mensen altijd gewaarschuwd blijven om te beseffen dat al het kwaad dat ons omringt ook uit onszelf voortkomt, omdat Adam en Eva geluisterd hebben naar de stem van de slang. We moeten de slang niet als allegorie (beeldspraak) van de duivel uitleggen, want dan 'bederven we de tekst'. Gods bedoeling is dat dit 'uiterlijke teken', dit instrument van ons verderf , ons een voortdurende waarschuwing zou zijn. Het is de herinnering hoe wij van onze Schepper gescheiden zijn geraakt.

Calvijn gebruikt niet de toepassing, die in de traditie van de kerk zo vertrouwd geworden is, waarbij de vijandschap tussen de slang en het vrouwenzaad wordt toegespitst op de Ene Mens, Christus, die de kop van de slang, de duivel zal overwinnen. Geen 'moederbelofte' dus in de uitleg van Calvijn, waarbij het 'vrouwenzaad' wordt gezien als de belofte van de komende Messias. Voor Calvijn gaat het bij 'zaad' primair over het hele menselijk geslacht, uit Adam en Eva voortgekomen, dat in de natuur blijvend in strijd is met de slang. Daarbij is er een groot verschil. De slang zal de mens wel kwellen, maar toch niet meer dan de hiel verwonden, terwijl de mens de kop van de slang zal verbrijzelen. God geeft door Zijn 'oneindige goedheid' ons deze remedie.

Met nadruk stelt Calvijn dat met het 'vrouwenzaad' het hele menselijke geslacht is bedoeld (genre humain). De 'algemene vertaling', de Vulgaat, is hier 'erg bedorven' zegt Calvijn, omdat die hier een vrouwelijke vorm gebruikt. Daar komt dan ook de 'gemene lastering' uit voort als zou de Maagd Maria de kop van de slang vermorzeld hebben zodat ons heil uit haar zou voortkomen. 'Zie hoe de Eniggeboren Zoon van God wordt beroofd van Zijn eer'. Hier zou nu alle aanleiding voor Calvijn zijn om expliciet te zeggen: iet Maria, maar Jezus is het vrouwenzaad. Toch doet hij dat niet. Genesis 3:15 is niet in directe zin een messiaanse tekst. Al gaat het in de belofte uiteraard wel om het heil in Christus. Gods kinderen mogen dit woord als een 'speciaal en bijzonder privilege' horen. Velen namelijk worden onder de overheersing van Satan niet alleen in de hiel maar ook in het diepst van het hart dodelijk gewond. Hij blijft hun hoofd als de vorst der wereld. Maar die door Gods Geest wedergeboren zijn, zullen niet onder de tirannie van Satan verkeren. Zie hier de overwinning die wij hebben door middel van onze Heere Jezus Christus. En vanwege deze reden beperken sommigen deze tekst tot de persoon van de Zoon van God, door te zeggen dat het vrouwenzaad de kop zal vermorzelen, dat is te zeggen Jezus. Maar Calvijn zegt vervolgens toch: dit is veel te beperkt'. Tot zover deze opmerkelijke passage. Daarin zien we ook dat waar hij vergeestelijken zoveel mogelijk afwijst er tegelijk toch ergens sprake is van een zekere 'vergeestelijking' als hij spreekt over de verwonding van de zielen door de duivel.

De strijd tegen Satan

Wij moeten profijt trekken uit de 'natuurlijke zin' (sens naturel) van dit Schriftwoord. Die is: dat wij als we tot de kinderen Gods gerekend willen worden en God willen dienen, wij moeten strijden tegen Satan. Dan volgt een uitgebreide passage over de geestelijke strijd in aanvechtingen, en vanwege ergernissen die Gods kinderen kunnen treffen. Zoals wij een vrees en afkeer van slangen hebben, zo moeten we ook de dreiging van het doodsgevaar voor de vijand van onze zielen ernstig nemen. Als we op God hopen mogen we strijden met de zekerheid van de belofte dat de overwinning aan onze kant is. Wij mogen door het geloof leden zijn van Christus, Die de overwinning al heeft behaald.

De wonden en kwetsuren die wij in deze strijd oplopen houden ons ootmoedig en doen ons ook voortdurend hopen op Gods barmhartigheid. Hij geeft de ware remedie. Calvijn maakt het beeld van de strijd en overwinning levendig door een strijder voor ogen te stellen, die na zijn overwinning zijn wonden laat zien. Hij schaamt zich er niet voor. God heeft mij verlost van groot gevaar. Ik kreeg alleen een steek door mijn arm. En kijk eens, de degen ging door mijn bovenbeen, een paar vinger hoger (Calvijn bedoelt de meest kwetsbare plek van de man) en hoe zou het dan geweest zijn? Een overwinnaar kan zijn wonden laten zien om de glorie van de triomf alleen nog groter te maken. Dat mogen wij in de geestelijke strijd ook doen, om de liefde van God te erkennen, die ons uitgeholpen heeft.

De duivel geeft ons nog dagelijks wonden, verzucht Calvijn, maar laten we tot God kermen en met volharding strijden. Want Hij zal ondersteunen en uitredden. Het wordt hier op aarde geen paradijs zonder strijd. Het leven is, zou Calvijn het oude lied kunnen nazingen, 'de kruisbanier tot in Gods handen dragen'.

Het oordeel over de vrouw

Het laatste wat in deze preek aan de orde komt is het oordeel dat God over Eva uitspreekt. Het is de onderwerping aan haar man en de smart in het baren van kinderen. Dit is lang niet alles, maar het zijn uiterlijke kenmerken van het oordeel Gods, zoals zij die ontvangt en Adam op zijn beurt eveneens, maar daarover later. Het ergste van de zonde is 'dat wij allen verdorven zijn, dat er geen deel in onze zielen en zinnen is, dat niet is aangetast door dit vergif der zonde, dat wij verblind zijn in onze onwetendheid, dat de reden in ons verstorven is, en dat onze harten vol zijn van kwaadaardigheid en rebellie, zodat wij kortom allen misvormd zijn en niet waardig als schepselen Gods erkend te worden'. Dat is de voornaamste straf op de zonde, dat wij zo geestelijk verdorven geworden zijn.

Dat de vrouw met smart kinderen zal baren is een van de 'zichtbare merktekenen' die wij als 'spiegel en schilderij' hebben, om te leren verstaan hoe diep het geestelijke kwaad is. Deze twee beelden van zichtbare tekenen, om een onzichtbare werkelijkheid te leren kennen worden door Calvijn met een zekere voorliefde benut.

In de uiterlijke straffen is ook sprake van de notie, dat God ons soms met tijdelijke straffen kan 'corrigeren' met de bedoeling dat het uiteindelijk onze zaligheid dient. God 'bekeert' het tot een medicijn waardoor Hij ons onttrekt aan de dood. Hij kastijdt ons nog met mate, opdat Hij medelijden met ons zou hebben als Hij midden in Zijn toom gedenkt aan Zijn barmhartigheid.

De wijze waarop Calvijn spreekt over de smart bij het krijgen en verzorgen van kinderen getuigt van persoonlijke bewogenheid met het lot van de vrouw. Wat een ziekten dreigen er niet als ze in verwachting is. En als ze dan haar kind gekregen heeft, wat een pijnen zijn er ook dan, en narigheden die ze heeft om de kinderen te voeden. Calvijn kon uit ervaring spreken in zijn medelijden. Zijn vrouw Idelette heeft twee keer een kind voor de geboorte moeten verliezen, en het enige kind dat de bevalling mocht doorstaan, moesten zij en haar man al weer spoedig afstaan aan de dood.

De toepassing, speciaal voor de vrouwen bestemd, is dat de vrouwen in haar smarten zich moeten bedenken dat het door het bedrog van Eva is, dat haar man mee ingewikkeld is in de ongehoorzaamheid. Laten zij hun verdrukking geduldig dragen, dan zal het haar tot zaligheid zijn. Maar als ze in opstand komen, is het haar een teken van de toom van God die op haar hoofden blijft.

M. A. van den Berg, Zoetermeer

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

‘De ellende van de zondeval’ (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 2006

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's