Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lauwheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lauwheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heb je wel eens lauw water gedronken? Nou, er zijn heel wat dingen te bedenken die lekkerder smaken. Lauw water dat spuug je zo vlug mogelijk weer uit! Zo spreekt de Heilige Schrift daarover. Het woordje „lauw" komt één keer in de Bijbel voor in een tekst, die wij ongetwijfeld allemaal kennen, namelijk Openbaring 3 : 16. De Heere Christus Zelf is daar aan het woord tegenover de gemeente van Laodicea. 't Is een indrukwekkend, een geladen woord. Hoor maar: Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen." Het is duidelijk dat de Heere Jezus hier beeldende taal gebruikt, maar dan toch een beeldspraak, die de Laodicensen heel goed konden begrijpen.

Waarom? Wel, in de buurt van deze plaats bevonden zich bronnen, die warm water opborrelden, maar ook waren er beekjes met koud water. Het resultaat is duidelijk: warm plus koud is lauw. Nu was Laodicea een drukke stad: veel verkeer, veel handel, veel reizigers. Wat was voor een vermoeide reiziger heerlijker dan een dronk koud water na een lange tocht? Maar dat viel tegen! Dat water is lauw! Dat is niet te drinken.

En nu zegt de Heere Jezus tegen de leden van de gemeente van Laodicea: u bent net als dat water daar bij u; koud bent u niet, heet bent u evenmin, u bent lauw, en daarom zal Ik u uit Mijn mond spuwen.

In het dagelijks leven

We kennen ze wel, de mensen, die zoveel mogelijk proberen de kantjes eraf te lopen, of ze nu werken achter een bureau, of ze nu staan op een steiger, of ze nu zitten in een schoolbank, dat maakt in wezen geen verschil. Het is de mentaliteit: maak je niet druk, kom je er vandaag niet, nou dan morgen maar.

Zeker, het kunnen best aardige mensen zijn, daar niet van, maar de bezieling ontbreekt, het hart klopt niet mee in alles dat ze doen. Lauw zijn ze. Een opwekking, een aansporing doen ze met een meewarige glimlach af. Nee, lauw zijn in het dagelijkse leven is niet best, sterker nog, dat is een ramp.

In het godsdienstige leven

Laodicea, zo zegt Christus, u bent lauw, als het gaat over Mij, de waarachtige Getuige, het begin der schepping Gods. U bent lauw, als het gaat om de vreze des Heeren en de dienst des Heeren en u hebt nog nooit met uw hart gezongen: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten. Nee, u verzet zich niet in het openbaar, maar er is ook geen overgave. Het is met Laodicea net als met de mannen in Jeruzalem in de tijd van de profeet Zefanja; die mannen zeiden in hun hart: De HEERE doet geen goed en Hij doet geen kwaad. Ze zeiden niet: God bestaat niet, o nee, we zijn geen atheïsten, maar de hartelijke liefde tot God en Zijn dienst zocht je er tevergeefs.

Wij zullen het er wel over eens zijn, dat

het geslacht van de lauwen niet is uitgestorven. Kerkmensen. Geen opzettelijke vijanden van de waarheid, geen heidenen, want het licht van het Evangelie beschijnt hen. Niet koud dus, maar ook niet heet. Geen kinderen van God, bij wie het geloof door de liefde is werkende. Geen wedergeboren hart, dat de signalen van Gods recht en van Zijn liefde opvangt. Mensen die nog wel bidden en bijbellezen en naar de kerk gaan, maar bij wie het alles plaats vindt zonder overtuiging, zonder behoefte, zonder dankbaarheid, zonder blijdschap. Hoevelen leven er niet op het erf van het verbond van Gods genade, die lijden aan de kwaal, die lauwheid heet. Mensen, die wel uit volle borst, maar niet uit een verbroken hart zondagsmorgens meezingen: Hoe branden mijn genegenheên om 's HEEREN voorhof in te treên!

Is lauwheid neutraliteit?

Is lauwheid neutraliteit? Helemaal niet! Denk eens aan Jezus' woord: , , Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit." Ook dit woord tekent ons het ingrijpende van de zonde, die lauwheid heet. Een van onze godzalige oudvaders zegt:

„Ik wilde nog duizend maal liever met een Turk of Heiden sterven, die nooit van God noch van Zijn gebod gehoord heeft, dan met een lauw Gereformeerd naamchristen, hoe schone gedaante van God-zaligheid hij ook vertoond hebbe.”

Christus oordeelt in Zijn brief aan Laodicea: beter koud dan lauw. Immers wie lauw is, kan zich zo gemakkelijk verbeelden enigermate deel te hebben aan de erfenis der heiligen. De koude zal in die strik van zelfbedrog niet vallen. Naar de mens gesproken kan een koude eerder tot bekering komen dan een lauwe, die in het waarnemen van z'n kerkelijke verplichtingen een gedaante van godzaligheid meent te (kunnen) ontdekken. Daarom: beter koud dan lauw. Maar laten we wel bedenken, zowel het een als het ander leidt ons naar de buitenste duisternis. Wat hebben we het vuur van de Geest van pinksteren nodig om brandende harten te maken. Hij weet raad met koude en lauwe harten. Hoe dan?

Een stem uit het verleden

Tot besluit een uitvoerig citaat. „Heet wordt hier genomen voor een omschrijving van het ware en geestelijke Christendom, dat heet of warm genaamd wordt wegens de geestelijke hitte of warmte, van de genade van Christus, daar het uitwendig door aangestoken en gevoelig ontvonkt wordt. - Van nature is een mens geheel koud en dood, door de zonde; maar in de bekering, wordt zijn koude hart als het ware in het vuur van de kracht des Heiligen Geestes ontstoken en verwarmd; ja geheel gloeiende, vurig en brandende gemaakt. Christus komt, als de Zon der Gerechtigheid, met de dierbare stralen van Zijn kennis en genade, in de bekering, de ziel beschijnen. Hierop ontdooit dat ijskoude en bevroren hart; het wordt warm, ja heet; er komt een vurig geloof in de ziel, waardoor zij zichzelf op het allerhartelijkst, aan God en Christus overgeeft; Zijn oneindige genade en barmhartigheid aangrijpt, en zich geheel van Hem laat innemen en bestralen. De ziel wordt geheel vervuld en ontstoken, door een brandend vuur van Goddelijke liefde, waardoor de innigste begeerten des harten, vurig naar de Heere en Zijn genade uitgaan, en niet anders dan met Hem voldaan worden.”

Tot zover het citaat uit een biddagpreek van ds. Theodorus van der Groe over Openbaring 3 : 15 en 16. Ook de aanhaling hierboven over Turk en Heiden is van hem. Staat zijn „Verzameling van veertien nagelaten biddags-predikatiën" thuis op de boekenplank, lees dan deze preek eens in haar geheel, opdat onder de zegen des Heeren en door de bediening van de Heilige Geest koude en lauwe harten heet mogen worden en wij met de dichter gaan zingen voor het eerst of weer opnieuw (want ook bij Gods oprechte kinderen kan lauwheid heersen):

Mijn ogen zijn bezweken, rood geschreid, In 't uitzien naar uw heil met heet verlangen, Wat heil, aan mij rechtvaardig toegezeid; Ai, wis dan toch de tranen van mijn wangen; Doe bij Uw knecht, naar Uw goedgunstigheid; Leer mij Uw wet, dan zal ik troost ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1984

Daniel | 32 Pagina's

Lauwheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1984

Daniel | 32 Pagina's