Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

uw WOORD IS DE WAARHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uw WOORD IS DE WAARHEID

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat zien we dan ook te allen tijde gebeuren. Met de Schriftkritiek treedt ook allerlei vorm van zedelijke onreinheid de gemeente binnen. Dat proces voltrekt zich op schrikbarende wijze voor onze ogen in deze tijd. In kerkelijke bladen wordt het pleit gevoerd voor legalisatie van abortus, voor volkomen aanvaarding van de zonde van homofilie als een geoorloofde sexuele uiting van liefde tussen twee mensen van hetzelfde geslacht, voor euthanasie. Men probeert de jeugd naar de kerk te lokken door één van de bijbehorende lokalen tot cafeetje te maken, waar alcoholische dranken geschonken worden en dansgelegenheid is, enz.

De aantasting van het Schriftgezag gebeurt zogenaamd om mensen de weg naar het Evangelie gemakkelijker te maken. Maar in wezen plaatst men aldus de mens in het middelpunt en verkondigt de mens als de weg naar God, terwijl Christus alleen de weg is. Kuitert schrijft:

„Waarom gooi je het (Woord Gods, de Bijbel) niet in de kachel? Op zulke vragen is maar één antwoord mogelijk: omdat je ervan leeft, omdat je er iets in vindt wat maakt, dat je vandaag verder kunt als mens, nergens anders om. Niet omdat het moet van God …" (10:1). „Haar (van de Bijbel) gezag is haar macht om vandaag voor ons licht, leven, blijdschap en toekomst te betekenen" (10:1).

Bijbel bij de gratie van de mens

De aanvaarding van de Bijbel gebeurt dus alleen maar bij de gratie van het welbehagen van de mens. Maar wij belijden, dat wij dat Woord zonder meer als gezaghebbend hebben te aanvaarden. Degenen dié verloren gaan, hebben geen vreugde aan de Bijbel beleefd. Het Woord Gods is voor hen alleen maar „een reuka des doods ten dode" geweest (2 Kor. 2:16), omdat zij zich verzet hebben tegen de oproep tot geloof en bekering, die van dat Woord uitgaat. Zijn ze daarom te verontschuldigen? Kunnen ze zich beroepen op Kuitert, die beweert dat het Woord Gods „nergens anders om" gezag heeft dan omdat het ons iets zegt, zodat we dat Woord als waardeloos mogen beschouwen, wanneer het ons niets positiefs zegt, wanneer het ons in eerste instantie niet het licht, maar de duisternis toont van onze zonde, waarin wij onszelf gestort hebben; niet het leven, maar de eeuwige dood, die we verdiend hebben; niet meteen tot blijdschap oproept, maar tot droefheid en verbrokenheid vanwege onze schuld?

Wanneer zulk een mens de Bijbel dan in de kachel gooit, omdat hij er geen leven, licht en blijdschap in vindt, dan is het Kuitert die hem daartoe aanspoort, omdat de Bijbel immers „nergens anders om" gezag heeft dan alleen maar, wanneer je er iets positiefs aan hebt.

De aard van het Schriftgezag

Kuitert zegt: „Het gezag van de Schrift is, wat het soort gezag betreft, traditiegezag. Dat is de eigensoortigheid ervan, het soortgelijk gezag van de Heilige Schrift" (9:3).

Zoals je allerlei andere tradities, waarmee je bent opgegroeid of die je later tegenkomt, moet behandelen, zo dus ook de Schrift. Je aanvaardt erin, wat je waardevol voor jezelf vindt; en al het andere verwerp je of laat het ongebruikt liggen.

Wij echter „geloven zonder enige twijfeling al wat daarin (de Heilige Schrift) begrepen is; en dat niet zozeer, omdat de Kerk ze aanneemt en voor zodanige houdt; maar inzonderheid, omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn" (Ned. Geloofsbelijdenis, art. 5).

Van zulk een gezag dat de Bijbel van buiten af, door het getuigenis van de Heilige Geest, zou hebben gekregen, wil Kuitert niets weten. Hij keert zich tegen hen die het „traditiegezag (van de Bijbel) omtoveren tot gezag als externe autoriteit" (9:3). Wat dus door de kerk in de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt beleden, noemt Kuitert minachtend een „omtoveren".

De mens is zelf de reden van zijn geloof

Aan het einde van de konferentie wil Kuitert toch nog wat tegemoet komen aan de kerk als belijdenisgemeenschap. Maar dat is dan niet meer dan een lippendienst. Hij gebruikt dan een terminologie, die aan de kerkgangers misschien een beetje vertrouwen geeft. Hij zegt namelijk:

„Ik sluit me even bij het gangbare spraakgebruik aan dat zegt: de Geest opent ons hart en dat leg ik dan zo uit: de oorzaak dat ik ga luisteren, dat is de Heilige Geest. Maar dat gaat niet buiten mijn instemming om" (31:2).

Hij maakt dus dit onderscheid: de oorzaak, waardoor ik in de Bijbel geloof, is de Heilige Geest, maar de redenen, waarom ik erin geloof, liggen in mezelf, in mijn eigen instemming met de inhoud van de Bijbel.

Als Kuitert zegt: „De oorzaak, waardoor ik in de Bijbel geloof, is de Heilige Geest", dan zal dat velen vroom in de oren klinken. Maar Kuitert bedoelt daarmee heel iets anders dan de gelovige kerkmensen. Hij gebruikt die termen dan inderdaad, zoals hijzelf zegt, omdat hij zich bij het gangbare spraakgebruik wil aansluiten.

Want wat betekent hier de Heilige Geest? Dat betekent alleen, dat Kuitert nog gelooft in een algemene leiding van God in ons leven, zoals ook allerlei nietchristelijke belijders van andere godsdiensten daarin geloven.

Maar zelfs zulk een geloof in de algemene leiding van God laat Kuitert afhangen van onze eigen wil. Zulk een geloof komt, in zijn gedachtengang, geheel op uit de mens. Hij zegt:

„Besef van leiding Gods in je leven is onopgeefbaar voor het christelijk geloof. Geloven stelt te weinig voor, als je dat besef er niet op wilt nahouden" (31:1).

Let wel, er staat: „Als je dat besef er niet op na wilt houden". Elke gedachte van het geloof als een gave van God is helemaal vreemd aan de gedachtenwereld van Kuitert. Alles concentreert zich om de mens. De mens zelf is de eigenlijke reden van zijn geloof.

De mens norm voor de Bijbel

Dat is ook het grondthema van zijn boekje: „Zonder geloof vaart niemand wel". Daar hamerde hij ook voortdurend op tijdens die konferentie van de gereformeerde synode:

„De bijbel heeft ons wat te zeggen: dáárin - in wat zij ons te zeggen heeft ligt haar gezag. Aan instanties buiten haar hoeft zij geen gezag te ontlenen. Dat kan niet en hoeft niet en mag niet. Zij is door wat zij te zeggen heeft, belangrijk. Nergens anders om" (26:1).

Duidelijker kan het gezag van de Bijbel als door de Geest geïnspireerde Woord van God niet geloochend worden. Nee, niet omdat de Heilige Geest de eigenlijke Auteur is van de Schrift, heeft die Schrift gezag, maar alleen vanwege de inhoud van dat boek, „nergens anders om". En dat betekent dan natuurlijk weer, dat wij, wanneer die inhoud óns niet zinnig lijkt, die inhoud rustig naast ons neer kunnen leggen. Wij hebben immers aldus onszelf, ons eigen oordeel, tot hoogste en laatste norm gemaakt.

Als prof. Ridderbos Kuitert herhaalde malen in het nauw drijft door zijn opmerking, dat je in deze gedachte van Kuitert er niet aan ontkomt, dat de Bijbel pas gezag heeft, nadat hij door ons geverifieerd (op zijn waarheidsgehalte getoetst) is, dan antwoordt hij dat hij die term dan liever niet gebruikt. Hij geeft dan de voorkeur aan de term „plausibiliteit" of „zinnigheid" van de inhoud van de Bijbel.

„Plausibel" betekent: „aannemelijk, instemming verdienende, geloofwaardig klinkende". „Plausibiliteit dus: „aannemelijkheid, waarschijnlijkheid". Aldus van Dale's Woordenboek. De inhoud van de Bijbel moet ons dus geloofwaardig, aannemelijk, in de oren klinken en dat zijn dan de redenen, waarom wij tot geloof komen in de Bijbel. Nogmaals deze beschouwing Iaat niets meer heel van de bijbelse verkon diging, dat het geloof een gave van God is (Ef. 2:8). En evenmin van de leer van Paulus dat het Evangelie juist niet is naar de mens (Gal. 1:11) en helemaal niet geloofwaardig is voor onze rede: „Doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, de Joden wel een ergernis, en de Grieken een dwaasheid, maar hun die geroepen zijn, beide Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods" (1 Kor. 1:23-24).

Ik geloof dat God mij doet geloven

Dat is de diepste grond voor mijn geloof. Zodra ik bepaalde redenen als diepste grond voor mijn geloof geef, maak ik mijzelf, mijn eigen inzicht in die redenen, tot basis van mijn geloof. En dat is een wankele basis. Dan kan ik voortdurend aangevochten worden en moet ik ook telkens de redelijkheid van die geloofsgronden gaan onderzoeken. En vervolgens zou dan mijn geloof ook geen gave van God meer zijn. Dat geloof zou dan bestaan bij de gratie van mijn eigen pientere inzicht in de geloofsredenen, en niet meer bij de gratie van een genadig God, die uit eigen initiatief, uit pure barmhartigheid, mij naar Zich toetrok langs de weg van het geloof, dat Hij mij schonk. Dat betekent dus, dat de laatste grond van mijn geloof irrationeel (niet steunend op redeargumenten) is.

Kuitert reageert daarop: „Dat betekent dat u ook precies het omgekeerde zou kunnen geloven" (24:2). Dan is mijn antwoord: Ook dat behoort tot mijn geloof, namelijk dat ik geloof dat ik niet precies het omgekeerde zou kunnen geloven. Kuitert verwart het overdragen van mijn geloof aan anderen met mijn eigen diepste grond van mijn geloof. Hij zegt:

„Als we in de menselijke orde met elkaar praten, kunnen we niet anders dan redenen aan elkaar aanbieden en redenen noemen, waarom wij in Jezus geloven en niet bv. in Buddha" (31:3).

Natuurlijk is dat zo. Maar wanneer iemand werkelijk tot zaligmakend geloof komt, dan is het niet op grond van de redenen, die ik hem heb voorgedragen. Dan is dat, omdat de Heere Zelf hem dat geloof heeft geschonken. Anders zou de zaligspreking van de eenvoudigen tegenover de wijzen en geleerden van deze eeuw (Matth. 11:25) van elke grond zijn ontbloot. Dan zouden juist de knappe koppen een streepje voor hebben, omdat zij met hun hoge intelligentiepeil eerder de redenen kunnen doorzien, waarom wij in Christus zouden moeten geloven.

Wat is geloof volgens de Bijbel

Het is verbazingwekkend, hoe weinig de Bijbel op tafel is gekomen bij deze drie dagen durende konferentie van deze synode, die haar gezag, voorzover ze dat mocht hebben, immers uitsluitend kan baseren op de Bijbel.

Waarom is b.v. niet de enige omschrijving, die we van het geloof vinden in de Bijbel, niet genoemd? Die lezen we in Hebr. 11:1:

„Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet".

Uit deze begripsbepaling van het geloof blijkt duidelijk, dat het geloof geen redenen heeft buiten zichzelf. Ik geloof, ómdat ik geloof dat God mij doet geloven. Ik heb geen argumenten nodig voor mijn geloof. Daarom wordt mijn geloof ook niet aangevochten door welke argumenten ook van de moderne wetenschap. Mijn geloof was nooit gebaseerd op argumenten, die ik uit de wetenschap haalde. Daarom kan het ook niet in elkaar vallen door argumenten, die uit die wetenschap tegen mijn geloof zouden kunnen worden aangevoerd.

Natuurlijk kan ik, nu ik eenmaal geloof, allerlei redenen aangeven, waarom het zo heerlijk is voor mij om te geloven. Ik kan getuigen van de diepe gemeenschap, die ik daardoor heb met Jezus Christus en in Hem met de Vader. Ik kan spreken over de enorme rust en vrede in het besef van mijn verzoening met God door het geloof, enz. Maar al deze gevolgen van mijn geloof zijn niet de redenen, waarom ik geloof. Oorzaak én reden van mijn geloof is slechts de Heilige Geest. Mijn geloof zelf is het bewijs van de dingen, die God mij openbaart in Zijn Woord, maar die ik nog niet zie. Mijn geloof zelf is de vaste grond van de dingen, die ik hoop. Daarom heeft dat geloof ook iets onverwoestbaars. Het kan alle stormen doorstaan, omdat ikzelf dat geloof niet overeind behoef te houden, maar omdat de Heilige Geest het overeind houdt, die, ik herhaal, de oorzaak én de reden is van mijn geloof.

Gode zij dank voor deze onuitsprekelijke gave van het geloof! Hem zij de eer en de lof tot in de eeuwen der eeuwen!

Dit artikel werd u aangeboden door: In de Rechte Straat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's

uw WOORD IS DE WAARHEID

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 1976

In de Rechte Straat | 32 Pagina's