Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KONINGIN VAN SCHEBA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KONINGIN VAN SCHEBA

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

.

1 Koningen 10 vers 1—3: En toen de koningin van Scheba het gerucht van Salomo hoorde, aangaande den naam des Heeren, kwam zij om hem met raadselen te verzoeken: en zij kwam te Jeruzalem met een zeer zwaar heir, met kemelen, dragende specerijen, en zeer veel goud en kostelijk gesteente, en zij kwam tot Salomo en sprak tot hem al wat in haar hart was. En Salomo verklaarde Maar alle hare woorden; geen ding was er verborgen voor den Koning, dat hij haar niet verklaarde.

Salomo, de vorst des vredes, zat op den troon van zijn vader David. De wensch van den man naar Gods hart was vervuld en hij was afgereisd in vrede, ging in in de vreugde zijns Heeren. Salomo had, met gebruikmaking van den door David bereiden voorraad, den tempel gebouwd. Eveneens had hij een schoon paleis 'doen verreizen waarin hij woonde. Op plechtige wijze was de tempel ingewijd en de Heere had zich geopenbaard in den rijkdom Zijner genade. De Heere was ten tweeden male aan Salomo verschenen en sprak: Ik heb uw gebed en uwe smeeking gehoord, die gij smeekende voor Mij hebt uitgesproken. Ik heb dit Huis, dat gij gebouwd hebt, geheiligd, door Mijn naam daar voor eeuwig te zetten.

Zoo werd de tempel een schaduwbeeld van Christus en Zijn heil. Daarin sprak Jezus: meer dan de tempel is hier.

Israël was een klein volk, maar door de daden des Heeren en zijn eeuwenoude historie bekend in wijden omtrek, ja, tot in verre landen. In het bijzonder in de dagen van Salomo, die zijn bewind uitstrekte verder dan ooit tevoren en daarna.

Ook zijn scheepsbouw maakte Salomo beroemd, benevens zijn Ofirvaart en uitgebreiden handel.

En wat had vader David gezongen van zijn grooten Nazaat, wiens type Salomo als vredevorst was? Zijn grootheid en heerlijkheid zou worden erkend tot in verre landen, en vorsten zouden komen en zich voor Hem nederbuigen. De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen, de koningen van Scheba en Seba zullen vereeringen toevoeren, ja, alle koningen zullen zich voor Hem nederbuigen, alle heidenen zullen Hem dienen.

Salomo was type van den Christus. Type van Hem, Wien nu is geschonken alle macht in den hemel en op de aarde. Deze zal groot zijn! Zoo was Hij aangekondigd en beleden.

Type van den Christus in Zijn koninklijke heerlijkheid. In zijn rijk des vredes, gegrond op gerechtigheid. Daarom is hetgeen hier gebeurt met de koningin van Scheba een aanvankelijke vervulling der profetie, vervulling aan het Type van den Messias. En zóó weer^rofetié van de eerè en heerlijkheid Hem bereid.

De geschiedenis van de koningin van Scheba is ons van der jeugd aan bekend, zij heeft ons geboeid als kind en blijft ons aantrekken, innerlijk heengewezen naar den meerderen Salomo, die onze vrede is. Hoe groot, hoe schitterend is Zijn eer, door het heil aan Hem bewezen! Onze harten mogen zich nu opwaarts verheffen in den hemel, waar Hij is gezeten als onze Voorspraak bij den Vader, in diens troon.

De koningin van Scheba... Waar moeten wij dit Scheba zoeken? Onder alle volken, die van Ketura afstammen is ons Midian het beste bekend. Dit Scheba lag ten Oosten van de Roode Zee in Arabië.

Daarom spreekt het Nieuwe Testament van de koningin van het Zuiden. Josephus laat haar ten onrechte uit Afrika komen. Daar lag Seba, maar niet Scheba. »

De naam der koningin wordt ons niet genoemd. Volgens een Mohammedaansche legende zou zij Bilkes hebben geheeten. En de Abessinische christenen noemen haar met den naam Maqueda. Wij weten het niet, kennen haar naam niet, maar haar geschiedenis wordt ons vermeld als een moment in de historie van het godsrijk. Hare beteekenis reikt over den tijd en werpt haar projectie in de eeuwigheid. Wij zullen eenmaal met die koningin van Scheba kennis maken, evenzeer als met de Ninevieten uit de dagen van Jona. Wij zullen met haar worden geconfronteerd en in het oordeel zal zij ons ontmoeten.

Meen dus niet: die historie raakt ons toch niet!

Gij zult er niet achteloos aan kunnen voorbijgaan! Daar tal God Zelf voor zorgen. Het zij u reeds bij voorbaat gezegd, opdat gij er winst mee moogt doen voor de eeuwigheid. De koningin van Scheba... in den jongsten dag heeft zij nog een taak te vervullen in het oordeel tegen dit geslacht!

Daarom, denk niet dit is een geschiedenis die kinderooren kan vermaken, maar laten wij beseffen, dat hier een Godsspraak is voor ons allen.

De arme Lazarus niet alleen heeft ons wat te zeggen, maar ook deze koningin. Gij vraagt misschien: waren er reeds in die eeuw koninginnen? Ja, in Noord-Arabië waren zij aan het bewind, gelijk door de Assyriërs meermalen wordt vermeld.

Welnu, het gerucht van Salomo was doorgedrongen tot het verre Arabië. Geruchten van Israëls grooten God en Koning drongen alle eeuwen door tot naburige volken. Vaak veroorzaakten zij schrik onder zijn vijanden.

Hij is toch de God des ganschen aardbodems! Welzalig de mensch, die dezen God tot zijn God heeft. Hij is de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Hij regeert, dat zich de aarde bewege, Hij is Israëls zege! Hij heeft hulpe besteld bij een Held.

De heidenen hoorden het gerucht van Israël en dat kan nooit zonder hun God, want dit volk Zijner keuze is wat het is alléén door genade van dien God.

Het is niet beter dan andere volken, maar het is door genade anders en daarom: de Heere zijn God is met Hem en het geklank des Konings is bij Hem.

Ja, de Engel des Verbonds was in het midden des volks, geleidde hen op den weg en de heerlijkheid des Heeren troonde boven de ark op het verzoendeksel.

Toen Jezus in het openbaar verscheen, lezen wij van Hem: en het gerucht van Hem ging uit door het geheele land. Ja,

Zijn naam zal zijn tot in eeuwigheid. Deze zal groot zijn. Telkens valt dus onze aandacht op Christus, als wij lezen van het bezoek van de koningin van Scheba aan

Salomo. Het gerucht toch van Salomo hield verband met den naam van den God van Israël.

Daar in Jeruzalem was alles zeer bijzonder. Een buitengewoon koning, omdat hij een buitengewoon God had, en type van een Koning. Die een naam heeft boven allen naam.

Wie door Salomo heen niet let op Christus heeft het hart dezer historie niet gegrepen, kan er de gewenschte vrucht niet van wegdragen.

O, als het gerucht van dien Koning in ons verloren hart doordringt door het getuigenis des Woords, gaan wij vragen naar dien eenigen naam; dien Eén-uitduizend. Wie is Hij, waar is Hij, zou Hij mijn vragen kunnen oplossen?

Zeg mij, waar en wie is deze Koning, daar in Jeruzalem, Jeruzalem dat boven is? Zou ik, arm schepsel. Zijn aangezicht mogen zien, Zijn naam mogen noemen, mij in Hem beroemen! Waar is Salomo? Waar kan ik vrede vinden, vrede door recht!

Kom, mijn lezer, wordt uw hart ontstoken om Jezus te mogen kennen? Mijn Liefste is blank en rood; Hij draagt de banier boven tienduizend.

De wijsheid van Salomo was eenig in haar soort. De koningin wil naar Jeruzalem, om dien koning te zien en te ontmoeten, van wiens wijsheid zij zooveel wonderbaarlijks heeft gehoord. Zij wil hem met raadselen verzoeken. Zij wil controleeren of het gerucht waarheid is, dat zij van hem heeft gehoord. Zou het niet overdreven zijn? Zij geloofde wel dat het waarheid was, hoe zou zij anders zoo'n groote reis hebben gemaakt naar het verre land? Ze wil Salomo op de proef stellen, met raadselspreuken.

Bekend is de voorliefde van den Oosterling voor zulke spreuken. De Arabische litteratuur is er zeer rijk aan.

Zou wellicht de koningin met haar reis ook handelsoogmerken hebben gehad? Best mogelijk, maar daar gaat het ons niet om. Daar wijst de Schrift ook niet op. Het is niet de bedoeling, dat wij precies zullen weten wie die koningin was, maar dat wij zullen leeren wie Christus is. Zij moest deze reis ondernemen, zij zou een menschenkind zijn, die Jezus in de dagen Zijner omwandeling aan Zijn geslacht zou voorstellen en tot in het gericht toe zal haar naam beteekenis hebben.

Dit had ze zelf niet gezocht, maar daartoe had de God van Israël haar bestemd. Zij reist met groot gevolg naar de stad des grooten Konings, om Salomo te bezoeken. Schatten worden geladen op kameelen. Goud, specerijen, en edelgesteenten. In dit alles is aanvankelijke vervulling van de profetie van Psalm 72.

Salomo zal haar zijn wijsheid en de heerlijkheid van den naam zijns Gods doen hooren. Ze spreekt tot den koning alles wat zij op haar hart heeft.

Zij kwam om hem met raadselen te verzoeken...

Gij moet bij de koningin van Scheba geen verkeerde bedoelingen veronderstellen. De vorm van ui.tdrukking zou daartoe kunnen leiden. Zij kwam om hem met raadselen te verzoeken, alsof zij hem een strik wilde spannen. Salomo te schande wilde maken. Neen, dat was haar bedoeling volstrekt niet.

Zij sprak tot Salomo al wat in haar hart was. En Salomo verklaarde haar alle hare woorden; geen ding was er verborgen voor den koning, dat hij haar niet verklaarde.

De koningin had hare raadselen al van tevoren klaar gemaakt. Zij heeft, omdat zij zooveel gehoord had van de wijsheid van Salomo, de diepste vragen samengezocht om hem deze voor te leggen. Zeker zullen deze vragen ook betrekking hebben gehad op den God van Israël, Zijn dienst en de plaats Zijner eere en openbaring. Want ook het gerucht van den tempel was doorgedrongen tot in verre gewesten. Ook de practische levenswijsheid stelt haar vragen aan den mensch, ook aan een vorstin. Nu heeft zij een gelegenheid die vragen wellicht opgelost te zien door een Koning, de machtige vorst Salomo.

De beroemde koning begreep spontaan alles wat zij hem voordroeg. Hij gevoelde van alles de bedoeling en stelde die correct in het licht.

Salomo had een diepe wijsheid, inzicht in het wezen der dingen.

Doch reeds nu ga ik u wijzen op den meerderen Salomo, want Jezus zou niet aljeen zeggen: meer dan de tempel is hier, maar ook: meer dan Salomo is hier, als hij de koningin van het Zuiden ten tooneele voert in het eindgericht.

Christus is de meerdere van Salomo, deze is slechts Zijn type.

Christus, die den Geest heeft ontvangen zonder mate, is zijn meerdere in allerlei opzicht. Zijn meerdere ook in wijsheid. Jezus kan knoopen ontbinden, die Salomo niet in zijn macht had. Jezus is de eeuwige wijsheid, zegt Salomo in zijn Spreuken. Deze wijsheid is God Zelf. Deze wijsheid is het Woord, dat in den beginne bij God was, zelf God is. En deze wijsheid kwam in de wereld in ons vleesch en bloed. Hij is ons van God geworden tot wijsheid. Ja, Hij heeft ons het verstand gegeven, opdat wij den Waarachtige kennen wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijnen Zoon Jezus Christus. Jezus kende den eeuwigen Vader, en niemand kan dien kennen dan door Hem.

Zeker, Salomo kende den God van Israël, was zelf het instrument om te getuigen van de eeuwige wijsheid, maar hij was de wijsheid niet. Hij ontleende zijn wijsheid aan den Geest van Christus. Niemand kent den Zoon dan de Vader; niemand kent de Vader dan de Zoon en zoo wien het de Zoon zal willen openbaren.

Oneindig veel dieper zijn de raadselen, die Jezus kan oplossen dan Salomo vermocht. Bovendien is de oplossing van Jezus eigensoortig. Gij kunt iemands vraag wellicht oplossen, maar daarmee is nog niet gegeven het vermogen om de oplossing toe te passen, tot daad te maken.

De koningin van Scheba kwam om van Salomo te leeren. Zij wilde door de wijsheid van Salomo opheldering bekomen in zaken, die zij zelf niet oplossen kon.

Maar Jezus is de getrouwe en waarachtige Getuige. Hij is de waarheid èn de wijsheid. Al vragende werd ze onderricht en begon al meer bewondering voor Salomo te krijgen; en daarmede gepaard bewondering en vereering voor den God van dien Salomo, de God van Israël. Salomo maakte hoofd en hart der koningin gaande door zijn wijsheid en alles wat zij in Jeruzalem zag en meemaakte.

Doch wie weet hoe Jezus' het hart gaande maakt als wij onze levens-en eeuwigheidsvragen Hem mogen voorleggen, als wij mogen eten aan Zijne tafel, die zal aanstonds toegeven: meer dan Salomo is hier.

Salomo kon niet zeggen: komt allen tot mij, die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u ruste geven. Hij kon de vermoeide ziel niet dronken maken, noch de hongerige ziel vervullen met heil en vrede. Hij kon raadselen oplossen en wijzen en verwijzen naar de profetie van den Messias, zelf profetische bediening ontvangen van Jezus — maar Jezus is de vervulling der profetie. Deze kan zeggen: Ik zal u leeren den weg dien gij gaan zult, Ik zal raad geven, mijn oog zal op u zijn. Gemakkelijk kunnen wij hier toepassing maken door vergelijking van Salomo met Jezus, door het vragen stellen aan Hem, die knoopen ontbinden kan, raadsels oplossen, die onze ziel beklemmen en in de war brengen.

Jezus weet raad in groote nooden, in diepe behoeften. Bij Hem is raad, Zijn naam is Raad.

Welke vragen zullen wij onzen Salomo voorleggen? Welke raadselen hebben wij Hem ter oplossing voorgelegd en... hebben ervaren, dat Hij raad weet voor den radelooze, dat Zijn antwoorden daadzaken zijn in ons hart.

Laten wij samen Hem eenige vragen voorleggen, vragen, - die wij niet zouden weten zelfs als vragen, zonder het licht van Zijn Geest en het getuigenis van Zijn Woord. voor Hoe kan een mensch rechtvaardig zijn God?

Deze vraag staat in het boek Job. Maar daar vind ik geen antwoord op die vraag.

Ik hoor onverwacht het antwoord als de lijder van Uz ziet opdoemen in den nacht van zijn lijden en leed de Wijsheid en dan hoor ik hem uitroepen: Ik weet, mijn Verlosser leeft.

Daar is niemand ter wereld, die dit raadsel zou kunnen oplossen. Hoe kan een mensch rechtvaardig zijn voor God? Hoevelen zijn gepijnigd door die vraag, ontdekt door Gods Geest in der eeuwen loop. De rede kan hier geen weg vinden, want het is en blijft een doolhof voor ons verstand, dat God den goddelooze rechtvaardigt om niet door de verlossing, die in Christus Jezus is.

Hoort gij uzelf noch zuchtend zingen: hij kan dien prijs der ziele, dat rantsoen aan God in tijd noch eeuwigheid voldoen... Ach neen, die vraag lossen alle

wijzen niet op. Jezus heeft haar opgelost. Neen, ik kon die vraag niet oplossen en toch moest er een oplossing komen, want die vraag betrof mijn eigen leven en eeuwig lot. Mijn ziel, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God! O, als die vraag klemt gaan wij op zoek naar de oplossing... en de Heilige Geest doet door het Woord het gerucht van Jezus tot ons doordringen, zooals nooit tevoren.

Zie, mijn Jezus, mijn Salomo, heeft deze vraag voor mij opgelost. Hij is zelf de oplossing en daarom nemen wij den naam over, die de Kerk Hem gaf door den Geest: de Heere onze gerechtigheid. Hij gaf het antwoord als profeet, en... Hij was het antwoord in eigen Persoon. Mijn Goël, Godes Zoon, ik ben uw arbeidsloon! Straks moet ik schitteren als een parel in Uw kroon, mag ik zitten in uw troon.

Gij zijt mijne gerechtigheid voor God, mijn leven, mijn vrede.

Ja, toen wij dit antwoord op ons groote en diepe levensraadsel in Hem opgelost vonden, voor ons persoonlijk, was er geen geest meer in ons, gelijk bij de koningin van Scheba. Nooit-gedacht staat op onze nieuwe woning. Heuréka, ik heb gevonden, is de lofzang op Hem. De oude Grieksche vertaling zegt van de koningin van het Zuiden: Zij raakte buiten zichzelf. Door Salomo. Gelukkig, wie werkelijk buiten zichzelf raakt, Ik ken een mensch... in Christus. Niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Ze raakte buiten zichzelf! Zie, wij moeten staan op de plaats van veroordeelde, wegens onze zonden den toorn Gods waardig, ja, die is op ons gericht. Zoo ervaren wij het brandende raadsel: hoe kan ik rechtvaardig zijn voor God? Onze verdiensten zijn gene. Gelijk door de ongehoorzaamheid van eenen velen tot overtreders zijn gesteld geworden, alzoo zullen door de gehoorzaamheid van dien Eenen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.

Ja, onze Salomo ontwart een knoop, die ik slechts te vaster kon aantrekken. Zijnin-een-ander, voor rekening-van-een-ander! Dat ik niet mijns, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben.

Waarom wij hier deze vragen aan Jezus naar voren brengen? Wel, wat de koningin van Scheba aan Salomo gevraagd heeft weten wij niet, het wordt ons niet gezegd. We zijn niet van de koningin van het Zuiden af, noch minder van Jezus. Aller oog zal Hem zien, ook die Hem doorstoken hebben.

Er naar gissen is overbodig. Doch welke raadsels Jezus ontknoopt weten wij wel. En het bezoek van deze vorstin aan den koning van gansch Israël, moet ons bepalen bij den Christus Gods, naar diens eigen getuigenis. Wij zullen die koningin allen eenmaal zien in den jongsten dag, niet in verband met Salomo alleen, maar in verband met den Heere Christus.

We zijn niet van de koningin van het Zuiden af, noch minder van Jezus. Aller oog zal Hem zien, ook die Hem doorstroken hebben.

Zijn van en in een ander! Nooit zou mijn arm brein op die gedachte zijn gekomen. Om die oplossing te brengen moest de Zone Gods den hemel van Gods heerlijkheid verlaten, neerliggen in de kribbe, hangen aan het kruis, liggen in het graf. Zie, deze Salomo heeft Gods Wet geeerd, doet Gods tempel verrijzen uit het stof des doods. Hij opent Gods geducht paleis. Welgelukzalig is de mensch, wien de Heere de ongerechtigheid niet toerekent, in wiens geest geen bedrog is.

Zalig, eene gerechtigheid te bezitten in Hem, die als de groote plaatsbekleeder leed en stierf, en verrees uit het graf. Jezus ontwart den knoop van de toegerekende gerechtigheid, gelijk er ook is eene toegerekende schuld. Indien gij Mij dan zoekt, zoo laat dezen heengaan!

Zie, mijn lezer, is dit raadsel voor u opgelost in Hem? Gij zegt wellicht, waarom begint gij nu weer juist met die vraag? Er zijn toch wel andere raadsels om Hem voor te leggen. Zeer zeker, maar ja, ik kan het ook niet helpen, dat juist die vraag altijd weer naar voren komt. Zeker wel omdat zij de belangrijkste is, en den weg opent tot levend verkeer met onzen Salomo, die de weg, de waarheid en het leven is. Zeker wel, omdat deze vraag ons diepste leven raakt en roert. Zeker omdat wij zóó de heerlijkheid van Christus en den vrede Gods leerden kennen.

Neem mij dus niet kwalijk, wat God mij niet ten kwade duidt, maar waarop nadruk te leggen. Hij ons heeft bevolen. Zie dan toe, dat gij het alles maakt naar het voorbeeld, dat u op den berg getoond is. Een raadsel nauw met de voorgaande vraag verwant, is deze:

Hoe kan God rechtvaardig zijn en toch den goddelooze rechtvaardigen om niet? Als God rechtvaardig is — en dat is Hij — en de mensch schuldig en... dat is hij. des doods v schuldig, hoe rijmt het dan, dat wij toch behouden worden?

Ja, ik hoor daar de ontroerende sprake, de kreet des geloofs: wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods, God is het, die rechtvaardig maakt, wie is het dan die verdoemt? Niemand en niets is ertoe in staat. Zie. Jezus kan het antwoord geven, dat wij schuldig moesten blijven, en dat wij toch begeerden te weten, want als de zonde ons als schuld voor God begauwt, het oordeel op ons aandringt, dan komt het erop aaflf— waar gemaakt voor God en onszelf — een antwoord te hebben dat God bevredigt. Dit antwoord is Gods antwoord, ja, dit antwoord Gods is Zijn eigen Zoon in ons vleesch.

Hij is de betaalsom. Hij is tot zonde gemaakt. Hij is ten toon gesteld in zijn bloed. Ik voor hem, daar hij anders den eeuwigen dood had moeten sterven. Zoo kan Jezus pleiten voor den verbeisterden zondaar, die niet wil zalig worden wanneer Gods deugden zouden worden gekrenkt. Het is toch beter, dat een mensch verloren gaat dan dat God wordt onteerd. Maar Hij wordt niet gekrenkt in Zijn deugden als Hij den goddelooze rechtvaardigt om niet door het geloof in Christus Jezus.

Zij kwam om hem met raadselen te verzoeken, geen ding was er verborgen voor den koning, dat hij haar niet verklaarde. Zij kwam uit verren lande... zij moest er een grote reis voor maken. Gij zegt? Zeg het maar niet, ik weet wel wat gij in wilt brengen. Luister liever: De rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? dat is Christus van boven afbrengen.

Of, wie zal in den afgrond nederdalen? dat is Christus uit de dooden opbrengen. Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uwen mond en in uw hart. Dit is het woord des geloofs, hetwelk wij prediken:

Indien gij met uwen mond zult belijden, den Heere Jezus, en met uw hart gelooven, dat God Hem uit de dooden opgewekt heeft, zoo zult gij zalig worden: want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 november 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE KONINGIN VAN SCHEBA

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 november 1947

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's