Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een zeer ongezochte ontmoeting (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een zeer ongezochte ontmoeting (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het paradijs hebben wij een vrije wil gehad. Wij zijn door de zonde onze wil niet verloren, maar de wil is verkeerd. Onze wil is verdorven. De wil, die wij overgehouden hebben is om naar de hel te gaan. Dat is een harde waarheid, maar helaas het is niet anders. De mens is een vijand van God geworden en ons ganse bestaan is vijandschap tegen God. En dat is de staat en toestand waarin wij onszelf moed- en vrijwillig hebben gebracht.

Wij moeten wedergeboren en vernieuwd worden door God de Heilige Geest. Het is zo noodzakelijk, dat wij in ons leven eens blij worden, dat God sterker is dan wij zijn. Ja omdat de Heilige Geest onwederstandelijk werkt, daarom is er nog kans om zalig te worden. Neen, het is niet hopeloos, wel aan onze kant, maar niet aan Gods zijde. Manasse leerde, dat de Heere God was. En Saulus, toen hij neergeveld was: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal.-*

De Heere zegt: Ik wil en zij zullen. God heeft een gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht. Wij zijn en blijven verantwoordelijk, maar het is alleen door de kracht van Gods soevereine genade, dat een zondaar, een zondaar voor God wordt. En het is de ervaring van al Gods volk, dat zij zalig worden, omdat God het gewild heeft.

Daarom zal ook Zijn Naam eeuwig eer ontvangen. Een gemakkelijk werk en een werk, dat niet opgedrongen wordt, maar dat vanzelf gaat. En dat volk, al missen ze alle schoolgeleerdheid; al hebben zij geen diploma's van hoge scholen; al hebben ze geen naam van dominee, doctor of professor, ze zullen u wel een tekst kunnen geven, hoe verkeerd dat hun wil is. Al mijn kinderen zullen van de Heere geleerd zijn. Als wij dan elkander zo eens in een station mochten ontmoeten, dan zou het gesprek niet afgebroken worden als we met dezelfde trein meereisden. Dan zouden wij niet in een andere wagen gaan zitten, maar net zo kort bij elkander gaan zitten als de Moorman met Filippus op de wagen. Zodra een mens door God getrokken wordt krijgt hij betrekking op allen, die uit God geboren zijn. Al komen ze uit verre landen; Hun harten smelten saam ineen.

Eens in mijn leven ontmoetten wij op een boot vier mensen, die wij op diezelfde dag bij vrienden enige ogenblikken ontmoeten mochten. Maar toen we 's avonds op diezelfde boot zaten gingen de harten open; het leven kreeg de overhand en een van die vrienden, die nu al verlost is, ook zijn echtgenote waar het zo voor meegevallen was, kreeg zulk een opening om van Gods werk te mogen spreken. De boot was al een half uur aan de overkant, de laatste tram naar Rotterdam al vertrokken. En zie, daar kwam een van de bemanning om de lichten uit te doen. Hij zag ons daar zitten .en vroeg of we soms daar moesten slapen. Zodoende werd het gesprek beëindigd, maar ik hoor het die man nog zeggen: We moesten maar door kunnen varen tot... Het is al bijna 30 jaar geleden, dat dat plaatsvond, maar toch kunnen we soms er nog met genoegen aan terugdenken. Dat zijn van die onvergetelijke momenten, die niet licht vergeten zullen worden. Toen was er vereniging en overeenstemming in het werk Gods. Dat zijn van die ontmoetingen, waar God Zijn gunst over betoonde en waarin het levende kind van vreugde opsprong.

Nu moeten we menigmaal zeggen: Waar mag de genade van de oude tijd wezen.? En: och, wierd ik derwaarts weer geleid. Waarover ik nu schreef was ook een ongezochte en onverwachte ontmoeting. Ik had 's morgens die mensen op die boot zien komen, doch de gedachte was: die mensen moeten zeker naar een begrafenis. Ze waren allen in het zwart gekleed. Doch toen ik 's morgens in Dirksland op de preekstoel kwam (het was die dag biddag) zag ik tot mijn verwondering die mensen in de kerk zitten, doch in het geheel geen gedachte, dat eer dat het nacht zou zijn, dat er zulke banden zouden vallen. Na de tweede dienst brachten ze een kort bezoek aan het huis van een diaken, waar ik logeerde. Naar aanleiding van het laatste vers van Psalm 98, dat die middag in de kerk gezongen was, kregen we een gesprek, waarin reeds tot openbaring kwam het leven Gods, dat God in het hart verheerlijkt had.

Wat ik in het eerstgenoemde gesprek vernam over dood en eeuwigheid, heeft mijn ziel geschud, beroerd en bedroefd. De dood is toch een koning der verschrikking, en zelfs voor Gods volk de laatste vijand die teniet gedaan moet worden. Vaak denk ik nog aan een oude leraar, die in 1942 ontslapen mocht. Hij zei eens: Spreek maar nooit zo lichtvaardig over de dood, want het kon wel zijn, dat ge nog honden hoort blaffen. Wat moet het toch eenmaal een ontwaken zijn als een mens zijn leven lang gesteund heeft op een algemene verzoening en op een algemene barmhartigheid Gods, zonder ooit iets van God recht gekend te hebben. Werkelijk, daar zijn geen woorden voor. p g l v n v S

Werkelijk, welgelukzalig is de mens, die gedurig vreest. Het zij verre van mij om te roepen: des Heeren tempel, des Heeren tempel zijn deze. Vechten voor hout en steen geeft maar hete hoofden en koude harten. In het harnas gaan voor onszelf en voor eigen meningen, is als het drijven van Jehu, s v u l v waarin toch niets anders bedoeld wordt dan ons eigen eer en dat leidt tot verwoesting van de kerk. Wanneer het Gods eer betreft en de onwrikbare grondslagen van de waarheid, laten wij dan pal staan. Als we dan onze rug laten zien, dan zijn wij lafaards. Het is een eer, wanneer wij met eerlijke wapens mogen strijden om de Naam en de zaak des Heeren.

Toen Stefanus dat doen mocht, staat ervan geschreven: En allen, die in raad zaten de ogen op hem houdende, zagen zijn aangezicht als het aangezicht van een engel. In onze tijd is alles erop uit om de waarheid te ondermijnen, te verdonkeren en van zijn kracht te beroven. Dat wij toch niet mochten slapen en verslappen, maar houdt u mannelijk. Dat we onverschrokken mochten zijn, wanneer het gaat over het behoud van de waarheid. Dat het in onze geslachten bewaard mocht blijven tot in lengte van jaren. Uit de eeuwigheid tot in eeuwigheid. Zo preekte ook Petrus. Zo hebben het al de apostelen gedaan. Die waarheid te kennen, die waarheid lief te hebben en te beminnen, voor die waarheid ons leven op te offeren, dat zal Gode welgevallig, maar ook onze ziel tot sterkte, tot troost, tot blijdschap en tot zaligheid zijn.

O, dat de Heere jong en oud, klein en groot, zijn leven lust en vermaak erin gaf. Dat zal ten zegen zijn voor tijd en eeuwigheid. De Heere zegene om Zijn Zelfswil daartoe deze regelen.

Grand-Rapids

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

Een zeer ongezochte ontmoeting (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1972

De Saambinder | 4 Pagina's