Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is wettisch?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is wettisch?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord, , wettisch" wordt onder ons veel gebruikt. Het is niet onmogelijk dat dit verband houdt met het verval van de rechte godsdienst, dat ook ons niet onberoerd laat. Om te horen wat Gods Wet van ons eist, is ieder mens van nature niet aangenaam. Daardoor wordt onze zonde, onze schuld en onze verdoemeniswaardigheid geopenbaard. Mogelijk heeft daardoor ook het woord "wettisch" iets aantrekkelijks voor ons. Het is een woord met een afkeurende betekenis. Het geeft aan, dat we iets verwerpen of afweren. Iemand, die bij ons als wettisch te boek staat, wijzen we af. Er komen gedachten bij ons op over de farizeër als een wit gepleisterd graf en over de rijke jongeling. Mogelijk denken we ook aan zogenaamde perfectionisten, de volmaaktheidsdrij vers.

Daarom zou het onder Gods zegen nuttig kunnen zijn stil te staan bij de betekenis van het woord. Eigenlijk betekent het: volgens de Wet. Een ander woord daarvoor is wettig. Maar wat kan er dan op tegen zijn? zullen we wellicht vragen. In het kerkelijk spraakgebruik heeft het woord „wettisch" echter een geheel eigen betekenis gekregen.

Daarin betekent het: zijn zaligheid verwachten op grond van het onderhouden van Gods Wet. In die betekenis houdt het heel wat in. Van nature is elk mens wetteloos en dikwijls wettisch tegelijk. De maatschappelijke en burgerlijke deugden zijn de grond van zijn betrouwen. Hij is zo slecht niet als een ander en hij doet tenslotte toch ook veel goeds in deze wereld. Dat kunnen we uitbreiden met een betrouwen op onze doop, onze godsdienstige opvoeding, onze belijdenis, ons kerkgaan, het bekleden van een kerkelijk ambt, mogelijk zelfs de avondmaalsgang, ons strijden voor de zuivere leer, ons ijveren voor een zedige levenswandel en duizend andere dingen meer. Ook als de Heere ons van dood in de zonden levend gemaakt heeft, zullen we gewaar worden hoe wettisch of we zijn. Het „doet dat en gij zult leven", het beginsel van het werkverbond, ligt op de bodem van ons bestaan. Daarbij heeft de Heere bij Zijn volk de liefde Gods in het hart gelegd en een innerlijke lust om naar al Zijn geboden te leven. Maar de grondslag van ons bestaan voor God ligt in die weg in eigen doen en laten. Zelfs het werk, dat de Heere in de ziel gewerkt heeft, zal men nog als een grond stellen om bij God aangenomen te worden. Het is niet de bedoeling om over het door de Wet aan de Wet te sterven te spreken, maar dit is zeker, dat de Heere de ziel van al zijn wettische gronden af zal brengen. Dan houdt hij niets meer over en wordt een heiwaardige voor God. Maar daar is plaats voor een andere grondslag, namelijk in Hem, Die door de Vader gezonden is om de armen het Evangelie te verkondigen.

Toch heeft „wettisch" dikwijls nog een zeer kwalijke en zondige bijkomende betekenis. Voor de farizeën was het onderhouden van de Wet niet slechts een middel om aangenaam te zijn voor God, maar vooral tot verhoging van eigen eer. Niemand was zo stipt, zo zuiver, zo volmaakt als zij. Ook in onze dagen zien ze neer op de schare die de Wet niet kent. Zelfs van Gods kinderen vinden ze, dat ze antinomiaanse trekjes hebben. Ze voeden hun kinderen streng en voorbeeldig op en als soms het lijntje breekt, ligt het aan de goddeloosheid der kinderen. De sabbat heiligen ze naar hun gevoelen zo strikt, dat ze Gods huis liever ledig laten dan een vervoermiddel te gebruiken. Sommigen menen vrijwel geheel alleen overgebleven te zijn, zonder te bedenken wat de Heere tot Elia sprak. En ze kunnen hun hoogte niet verlaten, want dan is het ook met hun goede naam gedaan. Zo wordt een woning gebouwd op een zandgrond, waarvan we kunnen weten, dat er eens van gezegd zal worden: en zijn val was groot. Het zijn de goedertierenheden des Heeren als Gods kinderen er voor bewaard worden om zulke hoogten te betreden. En de Heere heeft daar wel middelen voor. De dichter was er wel afgebracht toen hij uitriep: „Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild vanwege mijn dwaasheid".

Ps. 38:6.

Toch hebben velen het woord wettisch in hun mond in een geheel verkeerde zin. Ze misbruiken het dan in tweeërlei opzicht. Ze verstaan er onder de getrouwe prediking der Wet, die zodanig uitgelegd en gehandhaafd wordt, dat alle vlees, ook ons godsdienstige vlees, in het stof des doods gelegd wordt. Anderen richten het tegen een levenswandel in de vreze des Heeren, die is: e haten het kwade. Spr. 8 : 13. Van beide even een nadere uitleg.

Van de eerste soort mag de Wet best gepredikt worden, maar dan zo dat zij er bij in leven kunnen blijven. De predikant moet dan bij het algemene blijven en niet zo in bijzonderheden afdalen. Vooral mag de Wet niet zo toegepast worden op de tijd waarin we leven. Elk mens is een rustzoeker voor zijn geweten en hij vleit zichzelf, dat hij toch niet zo goddeloos is als andere mensen. Maar als de toepassing te ver gaat naar hun zin, dan breekt de lemen wand, Ezech. 13 : 10. Om onze bedoeling duidelijk te maken geven we slechts één voorbeeld. Stel eens dat een boer eieren aan huis verkoopt en de inkomsten daarvan schrijft hij niet nauwgezet op. Er móet al zo veel belasting betaald worden! En de overheid misbruikt het toch maar. Zulke dingen doe je gewoon en je praat er verder niet over. Maar o wee, als in de dienst des Woords ook dit als diefstal en bedrog wordt aangewezen! Als het nu zo moet, wie zal dan zalig worden. Breidt dit voor uzelf eens uit met de andere geboden. Dat werkt onrust in de ziel. Een predikant die zo te werk gaat noemen ze „wettisch". Zulke hoorders hebben wellicht nooit begrepen, dat onze vaderen zo de Wet gepredikt hebben, dat alle vlees verdoemlijk is voor God. Die de Wet niet tot haar einde toe predikt, kan nooit een recht Evangelische prediker zijn. De tweede soort noemt een leven naar Gods Woord , , wettisch". Het gaat dan voornamelijk over al hetgeen begeerlijk is voor ons verdorven vlees. Voor een meisje, dat zich eenvoudig en degelijk kleedt en lang haar draagt, hebben ze dan een smadelijk woord, dat ik hier niet zal noemen. Van een jongen, die oude schrijvers leest, zeggen ze: ie wil zeker ook al iets wezen. Vermaakt

iemand zich niet in de ijdelheden en allerhande bot geklap en zotternij, dan heet hij al spoedig stijf. Leg uw oor maar eens te luisteren en u zult meer van zulk soort opmerkingen tegenkomen. Dat geldt voor het gehele terrein van het dagelijkse leven: voor vakantie, het lezen van boeken en bladen, de zondagsheiliging, wat we onze kinderen toestaan, muziek en duizend andere dingen meer. En dan noemen we de radio en de televisie nog niet eens.

Zulke mensen gebruiken het woord „wettisch" eigenlijk als een scheldwoord. Wie niét oprecht en eerlijk wandelt; voor wie leugen en bedrog heel gewoon zijn; wiens ogen niet rechtuit zien, maar altijd naar de begeerlijkheden van het vlees getrokken worden; kortom: die het met een leven naar Gods Woord zo nauw niet neemt, moet het woord „wettisch" maar niet in de mond nemen. Hij leeft immers zelf wetteloos. Met zijn smalen probeert hij zijn eigen goddeloze levenswandel te bedekken. Hij heeft een geheel verkeerd begrip van wat of het woord betekent. Zo iemand kunnen we alleen maar waarschuwen, dat als hij in zijn wegen voortgaat, het eeuwige verderf hem - wacht.

Elk mens is van nature goddeloos en daarom ook wetteloos. Daarbij kan hij om wat voor redenen ook, wel ijverig zijn in burgerlijke deugden en weldoen. Hoe goed echter een godsdienstig en ingetogen leven ook is, het verandert niets aan ons bestaan voor God. Nodig is door de kracht van Gods levendmakende Geest wedergeboren te worden. Zulk een ziel begeert Gode welbehagelijk te leven. Die komt door Goddelijk onderwijs aan de weet hoe wettisch of we van nature zijn. En dat betekent meer en meer achteruit te gaan en de hel voor ogen te krijgen. Maar er is een tijd des welbehagens, wanneer de Heere de ziel afsnijdt van alle eigen verwachting. Die leren de Fontein kennen, waardoor het alleen mogelijk is in de vreze des Heeren te wandelen. Die worden gebracht in een weg om te sterven aan al het hunne om door Christus Gode te leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1990

De Wachter Sions | 10 Pagina's

Wat is wettisch?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1990

De Wachter Sions | 10 Pagina's