Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TAAL, HET CENTRALE VAK? EN HOE?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TAAL, HET CENTRALE VAK? EN HOE?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In elk leslokaal hangt een lesrooster, waarop het overzicht van de lessen per week wordt aangegeven. Herhaalde malen komen we dan het woord "taal" tegen. Een woord, dat een vak aanduidt, dat evenals de andere vakken volkomen geïsoleerd lijkt te sta£m. Zo schijnt het op papier, in de praktijk kan taal misschien het centrale vak zijn. Zo hoort het tenminste wel! Het vak "taal" heeft een sleutelpositie. Alleen wannneer van onze aparte taaiuren lijnen lopen naar de andere lesuren, geven we pas echt taalonderwijs. Ons taalonderwijs moet geïntegreerd zijn in ons totale onderwijs.

Bij alle vakken wordt er gewerkt aan de taaivorming. De leerkrachten vertellen een verhaal, leggen een som uit of zijn in gesprek met een leerling. Leerlingen vragen, antwoorden of zijn met elkaar in gesprek. Voortdurend is er in de klasse-situatie een "gesprek" gaande. Bij het lezen, dat bij de meeste vakken terugkomt, communiceren we met de geschreven taal. En ook het schrijven valt onder de noemer van taaivorming. Alles ten dienste van de vorming van de leerlingen, die door de taal de hen omringende wereld kunnen ordenen door alles een naam te geven. Het geeft ook de mogelijkheid om met anderen in kontakt te treden via het gesproken of geschreven woord. "Taalverwerving blijkt de sleutel te zijn, waarmee de poort naar totale uitgroei van de kinderlijke persoon geopend kan worden of gesloten blijft."

Het woord (de taal) is bovendien de presentatie van iemand, waardoor hij zich doet kennen.

Dit laatste wijst ons op de grote verantwoordelijkheid, die wij hebben als leerkrachten, die het christelijk onderwijs dienen. Hoe presenteren wij ons in woord en daad? Wijst ons leven naar het Woord? Naar het Woord, waarin God Zichzelf openbaart aan zondaren. Hij laat horen en lezen wie Hij is en zal zijn. Dat Woord wordt ons gepredikt, want het "geloof is uit het gehoor". Wij zullen ook in de eerste plaats met onze woorden (en onze daden) moeten wijzen naar het Woord van God, opdat zij zullen lezen van het vleesgeworden Woord en in Hem het leven zullen vinden. Zó is taal ook het centrale vak!

Taalontwikkeling en integratie.

De laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor het moedertaalonderwijs. We behoeven maar te wijzen op de verschillende nieuwe leesvormen en de grote aandacht voor de continuïteit in het taalonderwijs. Met elkaar werken we aan de totstandkoming van de basisschool van 4 - 12 jaar. Dat schept de verplichting om lijn te brengen in ons taalonderwijs vem kleuterschool via lagere school naar de verschillende vormen van het voortgezet onderwijs. Om te beginnen zullen we als lagere school op de hoogte moeten zijn met de werkzijwe van de kleuterschool, in dit kader wat betreft de taalontwikkeling. Uitermate belangrijk en waardevol, aangezien wij als lagere-schoolmensen veel kunnen leren van de aktiviteiten op de kleuterschool. De kleuterschool is in het algemeen veel meer kindgericht dan de lagere school. Het pedagogisch model overheerst, terwijl bij ons het didaktisch model richtingaangevend is. Daarom is een zekere vrees vanuit het kleuteronder-

wijs voor vervroegde intellectualisering te begrijpen. Het spelen moet niet te snel plaatsmaken voor het schoolse Ieren met zijn toenemende presentatiedruk, want dan betekent de integratie alleen maar opheffing van de kleuterschool. De inspektie van het kleuteronderwijs (nu ook geïntegreerd) maakte zich tot tolk van deze gevoelens.

"Gezien hetgeen zich aandient in de praktijk, krijgt men soms de indruk dat met name op het terrein van het aanleren van de culturele vaardigheden de grootste haast is geboden, waardoor een smalle basis dreigt. "Spelenderwijze" aanbieden van de stof komt nogal eens in het gedrang. Tegelijkertijd geeft in veel gevallen het beeld van de scholen te zien dat men de voorbereiding tot aansluiting bijna uitsluitend richt op het schijnbaar eenvoudige terrein van het aanleren der culturele vaardigheden.

Daarom hebben wij ons als onderbouw van de lagere school duidelijk in te stellen op de kleuterschool. Dus; veel bezoek en overleg met de kleuterschool, ook i.v.m. de taalontwikkeling. Taal is daar niet uitsluitend werken met werkbladen en taailesjes. Men is konstant bezig spelenderwijs te doen aan taaivorming. In een sfeer van vertrouwen zal het kind zich gaan uiten. Het gaat praten en vertellen.

De leidster zal dat stimuleren of afremmen. Zo doet een kleuter spelende zijn ervaring op. De leidster bedenkt steeds weer aktiviteiten. Of aktiviteiten die het spontane spreken van kinderen moeten bevorderen, of aktiviteiten die kinderen moeten stimuleren om goed te luisteren, of aktiviteiten die dienen om te controleren of het gehoorde goed is begrepen. Het spreken en het luisteren hebben het accent. Uit deze aktiviteiten volgen de aktiviteiten die bevorderen dat het kind zo spreekt dat het begrijpelijk voor een ander is, dat kinderen kunnen reageren op elkaar en dat ze regeels kennen en leren hanteren die noodzakelijk zijn voor een geprek. Bij dit laatste komt de lagere school in zicht en dan dienen we bij de start geïnformeerd te zijn-mondeling en via een observatieverslag-over de kleuter en zijn taalontwikkeling. Dan dienen we op de hoogte te zijn van verschillen in taalgebruik en van verschillende spraakstoomissen.

Zo zien we dat de kleuterschool geen taaJlesjes geeft uit een methode, maar zorgt voor confrontatie met de levende taal, zoals die thuis in het gebeuren van elke dag wordt gesproken.

Schooltaal - thuistaal

AI het onderwijs dient uit te gaan van het bekende. Dat houdt in: van de taalverwerving die de kinderen thuis al hebben opgedaan. Dan alleen kan er een dialoog ontstaan. En alleen in dialoog met de ander kan het denken zich verder ontwikkelen. Relatievorming, taal - en denkstimulering gaan hand in hand. Het ontdekken van de taal stimuleert het denken sterk. Dankzij de symboliserende functie van de taal kan de mens in zijn denken gemakkelijker functioneren. Dat is de communicatieve functie. Daarom moeten we weten of te weten zien te komen, welke taaisymbolen de kinderen thuis hebben opgedaan. Ons moet voor ogen staan welke taal wij zullen gebruiken en welke taal wij zullen corrigeren. In een uitgave van de Commissie Modernisering Moedertaal onder de titel "Schooltaal/ Thuistaal" wordt deze problematiek uitgebreid aan de orde gesteld. U hebt deze uitgave allemaal ontvangen en het is de moeite waard kennis te nemen van de inhoud. Enkele zaken geef ik u graag in dit artikel door als smaakmaker.

Op school wordt vaak een andere taal gesproken dan thuis. De leerkracht kan een taal spreken die het kind niet gewend is te horen spreken. Hierdoor kan de schooltaal voor kinderen een barrière zijn om goed te kunnen deelnemen aan het leerproces. Taalkundig gezien zijn er geen kwalitatieve verschillen tussen deze beide talen. Schooltaal (standaardtaal) en thuistaal (milieutaai) zijn gelijkwaardige taalkundige systemen. Kimnen we dan niet beter de standaardtaal achterwege laten? Nee, want deze conclusie vergeet dat er duidelijke verschillen zijn in gebruiksmogelijkheden die van essentieel belang kunnen zijn in de toekomst. De mogelijkheden van de milieutaal houden op bij de aardrijkskundige en maatschappelijke grens tot waar die taal gesproken wordt. Dus een beperkte aktieve beheersing van de taal betekent dat kinderen in de communicatie beperkt worden.

Willen we de milieutaai van de kinderen als uitgansgpunt aanvaarden, dan is onderzoek nodig. Geen onderzoek van de taal als een zelfstandig geïsoleerd systeem van tekens, want dan maken we het verschijnsel taal los van de gebruikssituatie in de samenleving. Nee, taal als deel van het maatschappelijk gebeuren (sociolinguïstiek). Dat laatste houdt kort samengevat in: "Wie zegt wat tegen wie en warmeer." Dan kunnen we een taaldidaktiek opbouwen die uitgaat van de levende taalwerkelijkheid van het kind, waardoor dat kind des te beter kan komen tot beheersing van de st£mdaardtaal.

Voor het onderwijs in de standaardtaal dienen we uit te gaan van mondelinge taalvaardigheid. Dat zijn de basisvaardigheden spreken en luisteren. Deze zijn sterk afhankelijk van de omstandigheden in het ouderlijk milieu. Of dat spreken nu plaatsvindt in school- of thuistaal maakt niet uit. Het denken of het kontakt met anderen wordt er niet meer of minder door. Juist in de beginperiode op de lagere school is communicatie van het grootste belang. Dialect (thuistaal) kan middel zijn voor het onderwijs in de schooltaal. Daarom moeten we positief staan tegenover die thuistaal en mogen we ons er nooit minachtend over uitlaten. Er blijven natuurlijk nog heel wat vragen over. Wanneer moeten we de overstap maken van dialect naar standaardtaal? Wat doen we in klassen met gemêleerd gezelschap? Wat doen we bij het aanvankelijk lezen? Gelukkig blijft het een waarheid als een koe dat ondanks leerplanontwikkeling, schoolbegeleiding en ouderparticipatie de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de man of vrouw voor

de klas. Zij zullen de kinderen en hun milieu moeten kennen en zich daarin wUlen verdiepen en voor een groot deel ook hun didaktisch handelen daarop dienen af te stemmen, want dan zijn we ook pedagogisch verantwoord bezig. Dat zou dan een symptoom zijn van een wezenlijke integratie van kleuter- en lagere school.

Taalonderwijs spellingonderwijs?

In bovenstaande alinea hebben we gezien dat spreken en luisteren centraal staan in het moedertaalonderwijs bij de start op de lagere school. Het leren schrijven (stellen) en de spellingbeheersing komen in een volgend stadium. Wonen we echter een aantal lessen bij of bekijken we een taalmethode, dan komen we tot de conclusie dat er heel wat tijd besteed wordt aan het spellingonderwijs. Ja, vaak lijkt het erop dat taalonderwijs niet meer is dan zuiver schrijven. Hier staat de praktijk tegenover de theorie. Bij geen enkele formulering over het moedertaalonderwijs staat het zuiver schrijven voorop, maar steeds het spreken. Het gaat in de eerste plaats om het verstaan en het uiten van de taal.

Bovendien is de veelgehoorde klacht dat ondanks de uitgebreide aandacht die de spelling krijgt, de resultaten van het spellingonderwijs onvoldoende blijven. Dat is een klacht, die wij allemzial weleens geuit hebben. En wat deden we toen? We gingen weer gewoon verder met de orde van de dag. Herhalen, overschrijven, herhalen enz.

En wat voor woorden soms? Woorden die ze bijna nooit meer zullen gebruiken en ook woorden, die ze in boeken bijna nooit tegen zullen komen. Dus woorden die geen enkele gebruikswaarde hebben of nooit zullen krijgen. Het is wel duidelijk dat er iets mankeert aan ons spellingonderwijs. In de eerste plaats besteden we er teveel tijd aan en in de tweede plaats doen we het veelal op een verkeerde manier.

Het wordt nog te vaak als een mechanisch proces gezien. Louter door herhaling en overschrijven probeert men om tot de vorming van woordbeelden te komen. Het zelf-ontdekken van moeilijkheden in een woord, het aanbrengen van regelbewustzijn en analogiebesef komt te weinig aan de orde. Laten we eens eerlijk zijn: zit er wel een logische lijn in onze spellingtraining? Ja, alleen de lijn van de beginlesjes van elk hoofdstuk van onze taalmethode. Hebben we overzicht van frequent voorkomende spellingmoeilijkheden, verdeeld over de verschillende leerjaren? Of geven we maar snel de spellingregels door? Natuurlijk kunnen kinderen daardoor geholpen worden, maar dan pas als ze het op hun eigen houtje niet hebben kunnen ontdekken. Zij moeten inzicht krijgen in de taal. Zij moeten een "spellinggeweten" krijgen. Daarbij kan de analogie een belangrijk middel zijn. De spelling doet een sterk beroep op weten, begrijpen en inzicht. De intelligente kinderen blijken de minste moeite te hebben met spelling, terwijl de minderbegaafde leerling moeite blijft houden. Zij zullen vooral geholpen moeten worden door systematische aanbieding, regelmatige herhaling en gevarieerde werkvormen. En ook door een positieve benadering in de correctie. Juist deze kinderen krijgen de schriften terug rijkelijk versierd met ons "rood" of zij horen het aantal fouten oplezen. Of we laten de kinderen hun vinger opsteken bij het noemen van het door hen gemaakte aantal fouten. Hoe frustrerend en demotiverend dit werkt, behoef ik niemand uit te leggen.

Ook het probleem van niveau-differentiatie in het spellingonderwijs schrijft zich in dergelijke situaties bijna dwingend voor. Resumerend kunnen we zeggen dat

gezien de omvang van het feitelijk aantal te schrijven woorden veel beperkter is dan de taalschat van het passieve en actieve mondelinge taalgebruik, er veel tijd en energie verloren gaat met ons huidige spellingonderwijs, zo is taal niet het centrale vak, maar staat spelling wel centraal bij taal.

Het verhaïJ m.b.t. het spellingonderwijs geldt ook voor de werkwoordsvorming, die daar een onderdeel van is. Over de "tragedie van de werkwoordsvorming" zijn al hele rapporten gemaakt, dazir zullen we in dit kader het onze majir niet aan toevoegen. Wat ons te doen staat, is in de eerste plaats met ons team onze methode kritisch door te nemen en dan zodanig te selecteren dat we wezenlijk aan taalonderwijs doen. Een taalonderwijs, waarin spreken, luisteren, stellen en spellen in allerlei situaties aan de orde komen, waardoor de leerlingen leren de taal adequaat te hanteren. Daarbij hoort ook het aanbrengen van enig taaibegrip (taalbeschouwing) zoals het doorzien van relaties, structuren, het leren van taalregels en ook de traditionele grammatica. En dat niet alleen omdat we moeten aansluiten bij de vormen van voortgezet onderwijs, maar ook omdat het een bewustwording kan geven van het taalgedrag.

C.L.M. v. Noort

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1978

De Reformatorische School | 48 Pagina's

TAAL, HET CENTRALE VAK? EN HOE?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1978

De Reformatorische School | 48 Pagina's