Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Al treft u ’t felst verdriet....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Al treft u ’t felst verdriet....

kort verhaal door Mija Hasselaar

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met een zucht zakt Magdalene in haar luie stoel. Even een kopje thee. Dat ze moe was, wist ze wel. Maar dat ze zo uitgeput is, had ze niet gedacht. Ze merkt het nu eigenlijk pas, nu ze een week vakantie in het vooruitzicht heeft. Heerlijk een week naar vader en moeder. Een week waarin ze zichzelf kan zijn en tot zichzelf kan komen. Thuis kennen ze haar verdriet en respekteren ze het. Daar weten ze dat vragen stellen niet helpt en dat alleen hun zorg genoeg is, zolang ze er zelf niet over begint.

Al theedrinkend denkt ze nog even terug aan de afgelopen week. Dat ze van haar klasje houdt, is iets dat niet te ontkennen valt. Wat kan ze genieten van die wisselende kindersnoetjes. De aanhankelijkheid, ernstigheid en vrolijkheid van de kinderen hadden haar in de moeilijkste dagen vaak geholpen. Maar soms had juist dat haar verdriet extra doen schrijnen. Vooral omdat de kinderen dat niet merken mochten, waren haar dagen zo zwaar geweest. Nu ze een week voor zich ziet waarin ze niet zo op haar tenen hoeft te lopen, voelt ze pas hoeveel energie het haar heeft gekost.

Lekker, zo'n kopje thee. Nog gauw de laatste spulletjes in haar tas. de planten nog water geven, de kachel uitdoen en dan kan ze gaan. Terwijl ze naar het station loopt, glimlacht ze als ze eraan denkt hoe verheugd moeder straks zal kijken, omdat ze vandaag al komt. Moeder verwacht haar vast pas morgen of maandag. Ze was eigenlijk ook van plan geweest om dan pas thuis te komen. Maar toen ze gisteren bedacht wat voor boodschappen ze nog moest kopen voor zaterdag, had die dag haar opeens zo lang geleken dat ze alleen nog maar naar huis wilde, naar vader en moeder en haar plekje aan de rand van het bos.

Hoewel ze lektuur genoeg bij zich heeft, komt er van lezen in de trein niets. De ondergaande zon en het prachtige landschap zijn te mooi om niet naar te kijken. Bovendien wil ze graag rustig denken. De trein is daarvoor een fijne plaats.

Op het stationnetje van bestemming aangekomen weifelt ze even of ze vader zal bellen om haar op te halen. Nee, toch maar niet. De bus met het kleine stukje lopen zijn best te doen. Ze kan dan gelijk nog even genieten van het mooie herfstweer. En moeder zal des te meer verrast zijn, als ze zo plotseling thuis komt. Bij het instappen in de bus, ziet ze dat Gijs de chauffeur is. , , Zo Magdaatje. je gaat de oudelui weer eens opzoeken? '' „Ja Gijs, ik heb heerlijk een week vakantie".

„Nou kind, geniet er maar van hoor en doe je vader en moeder de groeten van mij". „Goed hoor, ik zal het doen. Groet jij je vrouw van mij".

„Dat zal ze leuk vinden. Ze vroeg zich pas nog af hoe het met je gaan zou. 't Is nog niet voorbij hè? " „Nee Gijs, het verdriet slijt maar langzaam".

„Ja, zo'n wond heeft tijd nodig om te genezen. Sterkte hoor Magda en als je zin hebt, je weet waar we wonen".

„Dank je Gijs. 'k Zal nog wel eens zien". Wat is het toch een fijne man. Gijs van de klompemaker, zoals hij op het dorp heet. Toen ze nog naar de middelbare school ging. had ze het altijd gezellig gevonden als Gijs reed. En hoewel ze Magdalene heet en zo genoemd wil worden, had ze het Gijs nooit verboden dat hij haar Magda noemde. Hij had Magdalene veel te ouwelijk gevonden voor zo'n schoolmeisje met vlechtjes. En ook al zag ze er al lang niet meer zo uit, het was toch Magda gebleven. Zijn meeleven met haar is iets waar ze met een warm hart aan denkt. Ja, het is een beste man en hij heeft een lieve vrouw.

Als ze thuis komt, treft ze moeder druk bezig in de keuken. „Magdaleen, ben je er nu al? " Na haar een welkomstzoen gegeven te hebben, antwoordt ze moeder: „Ja moeder, dat had u niet gedacht hè? " „Nee, ik dacht datje nog het een en ander op je kamer wilde doen voor je hier kwam". „Ik was het wel van plan. maar ik verlangde opeens zo naar huis".

„Fijn datje er bent hoor. Je ziet er moe uit, het valt zeker nog niet mee? "

„Nee moeder, ik merkte toen ik even uitblies in mijn stoel, hoe inspannend het nog voor me is".

„Ja, ik zie het aan je. Maar je hebt nu lekker vakantie".

In de kamer gekomen, begroet Magdalene haar vader en haar broer. „Dag vader. Ha Klaas, ben je ook al thuis? " „Ja, ik had geen overwerk vanavond".

„Ben je het weekend hier? " „Ja, Ilze komt morgenmiddag. We waren er maar van uitgegaan datje zou komen". „Gezellig".

Behaaglijk nestelt Magdalene zich in de stoel tegenover vader bij de kachel. Wat is het toch genoegelijk thuis. Ze kan echter niet lang zo zitten, want moeder heeft het eten klaar. „Komen jullie? Schuif maar bij Magdalena, er is genoeg".

„Ik heb er best zin in moeder". Ze merkt eigenlijk nu pas hoeveel trek ze heeft.

Na de koffie staat vader op om zijn pijp te stoppen. Moeder zit te breien en Magdalene is verdiept in een kinderboek. Terwijl vader zijn pijp schoonmaakt, vraagt hij: „Ga je mee een eindje om, Magdalene? Dan laten we gelijk Castor". Verrast kijkt Magdalene op. „Graag vader".

Dankbaar wisselt moeder een blik van verstandhouding met vader. Wat is hij bezorgd om zijn dochter. Evenals zij heeft ook hij het gemerkt; Magdalene zit ergens mee. Maar hun gesloten meisje kan dat niet zomaar uiten. Het gaat haar het beste af tijdens een vertrouwelijke wandeling met haar vader. Kijkend naar haar man, die rustig zijn pijp staat te stoppen, denkt moeder plotseling terug aan een voorval, kort na Magdalenes geboorte. Nadat zij de baby gevoed had, had Sander haar op schoot genomen. Nadat hij hun dochter een poosje aandachtig had bestudeerd, keek hij ontroerd op. „Marthe, wat een verantwoordelijkheid rust er op ons, nu we Magdaleentje hebben". Stil had ze geknikt, ontroerd als ze was door dit bijzondere ogenblik. Zoals ook nu is dit tafereel haar later vaak te binnen geschoten als ze zag hoe serieus hij deze verantwoordelijkheid nam. Bij het opgroeien van Magdalene en later ook van Klaas, hadden ze weinig moeilijkheden gehad. Veel vreugde hadden ze beleefd aan hun kinderen. Het opvoeden had wel telkens hun volle aandacht gevraagd, maar tot nu toe waren ze heel blij dat het zo voorspoedig gegaan was. Nu met Magdalenes zorgen heeft hun taak als ouders veel zwaarder gewogen. Wat is het moeilijk om hun dochter goed te begeleiden in haar verdriet.

„Kom je Magdalene? Castor".

Al wandelend genieten vader en dochter geruime tijd stilzwijgend van de mooie avond. De maan schijnt helder, zodat het bos een geheimzinnige sfeer uitstraalt. Na een diepe zucht, merkt Magdalene op: „Pappa, je bent niet zomaar met me gaan wandelen, hè? " In het donker glimlacht vader fijntjes. „Ik ken mijn meisje toch? Zeg het maar...."

„ 't Was zo plotseling vader, dat Wouter stierf'. Na haar woorden denken beiden terug aan het korte sterfbed van Wouter, Magdalenes verloofde. Zijn heengaan betekent voor hen allen een groot verlies. Wouter was een graag geziene gast in het gezin Daalder.

Ook vader mist hem. Veel meer dan met Klaas had hij met Wouter de interesse voor het boswachtersvak gedeeld. Regelmatig had Wouter hem vergezeld als hij op pad moest om de wildstand in ogenschouw te nemen. Hij was de jongen gaan waarderen om zijn vriendelijke eenvoud, zijn aandacht voor Gods schepping en zijn weloverwogen oordeel. Met vreugde hadden hij en zijn vrouw gezien hoe hij hun dochter heel gelukkig maakte. Wouters plotselinge sterven had aan dit geluk onverwacht een einde gemaakt. Wouter, die niet sterk was, had de hevige longontsteking waar hij aan leed. niet overleefd. De dagen na zijn sterven waren heel moeilijk geweest. Magdalene was ontroostbaar.

In gedachten herinnert hij zich een gesprek dat Magdalene en hij niet lang na die tijd, ook tijdens een avondwandeling, samen voerden. Vertwijfeld had ze hem haar vragen voorgelegd: „Vader, hoe kan dat nu, dat God eerst zoiets fijns geeft en het daarna ook weer afpakt? Was het dan niet goed dat wij samen gelukkig waren? Waarom moest juist Wouter sterven terwijl zoveel mensen hem graag mochten? " Hij had zich haar vragen zo goed kunnen voorstellen. Ook hem waren ze niet voorbij gegaan. Maar hij had mogen zien dat God niet naar willekeur handelt, maar dat Hij door alles heen Zijn wijze raad volvoert. Ook dit gebeuren was op een wonderlijke manier verweven met Zijn doel in het leven van hun dochter. Hij had geprobeerd haar

er iets van door te geven. „Weetje Magdalene", had hij gezegd, „wij zouden God zo graag kunnen volgen. Maar dat kunnen wij nooit. Het is zoals iemand het eens uitgedrukt heeft: 'God onttrekt zich aan het begrijpen van de mens, maar Hij openbaart Zich aan zijn hart'. Dat wil de Heere ook nu doen, nu je het helemaal niet kunt begrijpen waarom Hij dit doet. Hij wil je ook in deze moeilijke situatie laten zien dat Hij het niet doet om je te plagen. Hij wil ook jou graag leren wie Hij is".

Ook Magdalenes gedachten zijn terug gegaan naar dit gesprek. Ze heeft er nog vaak aan gedacht. En ze heeft er veel om gebeden of ze leren mocht wat Zijn wil is in haar leven. Maar de vragen en het verdriet zijn nog zo groot. Nog zo vaak hebben allerlei opstandige vragen de overhand. Het 'waarom' speelt nog zo vaak door haar gedachten. En dat heeft haar de laatste tijd zo verontrust. Ze kan zich maar niet neerleggen bij Gods bestuur in haar leven. Het was toch veel beter geweest als God Wouter weer genezen had? Maar tegelijkertijd beschuldigt ze dan zichzelf weer. Zij dacht toch niet dat ze het beter wist dan God? Hielp Hij haar maar om van die martelende vragen af te komen. Ze kan er ook zo moeilijk over praten. Heel soms durft ze er iets van tegen vader te zeggen. Daarom is ze blij dat hij gemerkt heeft dat ze ergens mee zit, ook al ziet ze er tegenop om het te zeggen.

„Magdalene, wat is er nu nog zo moeilijk voor je? "

„Vader, u zei vlak na Wouters sterven dat de Heere nooit zomaar iets doet en dat wij Hem nooit kunnen begrijpen. Maar dat probeer ik wel telkens. Elke keer weer vraag ik me af waarom God het gedaan heeft. En tegelijkertijd voel ik me dan zo schuldig". Vol genegenheid neemt vader de arm van zijn dochter. Wat moet ze de laatste tijd veel afgeworsteld hebben. Behoedzaam en eerlijk probeert hij haar te antwoorden. „Ja meisje, dat zijn altijd de bitterste vragen, als wij op die manier God ter verantwoording roepen. Dan willen we eigenlijk weten waarom God ons onze zin niet geeft, in plaats van dat we vragen wat Hij met het gebeurde voor heeft".

„U bedoelt dat ik het zo moeilijk heb omdat ik alleen maar aan mezelf denk? " „Datje veel verdriet hebt omdat je Wouter zo mist, is heel begrijpelijk, Magdalene. Daar hoef je je niet schuldig over te voelen. Het zou alleen maar vreemd zijn als je het je niet aantrok". Na het begin van vaders antwoord wordt het verdriet Magdalene, wie het allemaal heel hoog zit, te machtig. Vader voelt haar trillen van het ingehouden huilen. „Huil maar hoor Magdalene, dat doetje vast goed". Rustig wacht hij af tot ze weer verder wil praten. Als haar snikken enigszins bedaard is, beduidt ze hem zijn antwoord af te maken. „Je verdriet wordt echter nog moeilijker omdat je alleen maar naar jouw kant van het gebeurde kijkt. Je bedenkt telkens wat jou is aangedaan. Daardoor ontneem je jezelf het zicht op wat God in jouw leven aan het doen is".

„Hoe bedoelt u dat? " „We hebben je vaak verteld dat we jou, toen je nog maar heel klein was, hebben laten dopen. Eén van de dingen die de Heere je toen beloofd heeft, is dat Hij alle kwaad in jouw leven ten beste keren wil. Je weet niet wat de Heere met dit verdriet in jouw leven voor heeft. Door alleen maar te vragen waarom jij Wouter missen moet, kun je daar niet verwachtend naar uit zien. Probeer de Heere te verwachten Magdalene. Hij weet wanneer het de tijd is om Zijn bedoeling aan je te laten zien".

Na vaders woorden is het lange tijd stil. Terwijl Magdalene nadenkt over het gezegde, beseft ze dat vader gelijk heeft. De laatste tijd is ze helemaal verward geraakt in haar opstandige verdriet. Met woorden heeft ze wel gebeden of de Heere haar wil laten zien wat Hij met haar voor heeft, maar in haar hart heeft ze alle ruimte gelaten voor haar verwijtende vragen aan Hem. Ze voelt dat ze haar onrust daaraan te danken heeft. Alleen in de bede „Uw wil geschiede" zal ze rust kunnen vinden. „Laat me er eerst maar verder over denken, vader".

„Dat is goed, Leentje". Onbewust heeft vader haar vertrouwde kindernaam gebruikt. Met een zachte druk van haar arm antwoordt ze hem. Haar gezicht is nat van tranen.

Het loopt al naar het einde van de middag als Magdalene er de volgende dag toe komt om haar geliefde plekje aan de rand van het bos op te zoeken. Het is mooi, zonnig herfstweer. De vogels zingen alsof het lente is. Meestal als ze thuis is en het weer het toelaat, gaat ze naar haar plekje om er een poosje ongestoord te kunnen zitten en denken. Ook nu is dat het doel van haar tocht. Het plekje, waar ze als jong meisje al graag zat, leent zich er uitstekend voor.

Het is net een natuurlijke bank. beschut door de bomen erboven. Als je er zit, heb

je er een ruim uitzicht over een klein vennetje, omgeven door de nu prachtig paarse heidepollen. Alleen al om de rust en de schoonheid zou ze er zo uren door kunnen brengen. Maar de laatste tijd is er meer, dat haar er naar toe trekt. Nergens ervaart ze haar herinneringen aan Wouter zo sterk als hier.

Ook nu gaan haar gedachten naar hem als ze plaats genomen heeft op haar 'natuurstoel'. Zo had ze het vroeger zelf altijd genoemd. Wouter had het, sinds ze deze plaats met hem deelde, omgedoopt tot 'tweezits-natuurbank'.

Nu zit ze er weer alleen. Alleen, met al haar verdrietige gedachten.

Weinigen vermoeden hoezeer ze Wouter mist. Maar zij weten ook niet wat hij voor haar betekende. Anderen zagen alleen hoe ze met elkaar omgingen in gezelschap. Dan was het vooral hun snedige humor die opviel. Ze hadden altijd wel wat te plagen gehad. In gevatheid hadden ze niet voor elkaar onder hoeven doen. Maar wat ze op deze plaats samen gedeeld hebben, weet niemand. Misschien dat vader en moeder er iets van hebben begrepen. Haar ouders kennen haar wel zo goed dat ze weten dat er meer in haar leeft dan ze gewoonlijk laat zien. Vaak durft ze haar innerlijke gevoelens niet te uiten. Bij Wouter heeft deze angst nooit gespeeld. Vanaf het begin heeft ze hem vertrouwd, vooral omdat hij rustig kon wachten als ze moeite had haar gedachten en gevoelens te verwoorden. Het was haar langzamerhand steeds beter af gegaan. Tot haar eigen verrassing durfde ze zich later ook naar anderen toe meer te uiten. Maar toch durft ze het naar niemand in die mate als ze bij Wouter deed. Daarin mist ze hem dan ook het meest. Ze heeft nu niemand meer waarbij ze zo zichzelf kan zijn. Dit geldt vooral als het gaat om allerlei geloofsvragen. Met Wouter had ze er altijd over kunnen praten. Maar juist nu, nu allerlei vragen op dit gebied haar bestormen, is ze er heel alleen mee. Wat is ze blij dat ze er iets van tegen vader heeft durven zeggen. Het waren er van al haar vragen echter nog maar enkele die ze hem gesteld heeft.

Terwijl ze voor zich uit staart over het ruime, kleurrijke gebied voor haar, denkt ze terug aan wat ze hier samen gedeeld hebben. Hier hebben Wouter en zij eikaars gedachten leren kennen; hier hebben ze hun verliefde toekomstdromen gedroomd; hier hebben ze samen genoten van hun wonderlijke saamhorigheid. Nu is aan dat alles een eind gekomen. Maar het leven is voor haar gewoon doorgegaan.

Elke dag opnieuw wacht haar de taak om „haar kinderen" les te geven over allerlei verschillende zaken. Op de momenten dat haar onderwijs heel dicht raakt aan haar gesprekken met Wouter, heeft ze het het moeilijkst. Een bijbelverhaal, een biologieles over de heide, een kindergezichtje waarin ze iets van Wouter herkent, het is in staat haar de verdere dag uit haar evenwicht te brengen. Vaak heeft ze na zo'n dag 's avonds lang wakker gelegen, omdat haar opstandige hart haar geen rust gunde. Na het gesprek met vader beseft ze dat ze die rust alleen maar kan vinden in het gehoorzamen aan Gods wil. Stil peinst ze verder over de betekenis van vaders woorden.

Opeens schiet haar het lied te binnen, dat ze haar kinderen de afgelopen week geleerd heeft. Al neuriënd laat ze de woorden door haar gedachten gaan:

Beveel gerust uw wegen, Al wat u 't harte deert, Der trouwe hoed' en zegen, Van Hem, Die 't al regeert; Die wolken, lucht en winden Wijst spoor en loop en baan, Zal ook wel wegen vinden, Waarlangs uw voet kan gaan.

Als de betekenis van wat ze zingt tot haar doordringt, is ze zo ontroert, dat ze het volgende couplet niet neuriënd in kan zetten.

Zacht zingt ze het in zichzelf:

Laat Hem besturen, waken! 't Is wijsheid, wat Hij doet, Zó zal Hij alles maken, Dat g'u verwond'ren moet, Als Hij die alle macht heeft Met wonderbaar beleid Geheel het werk volbracht heeft Waarom gij thans nog schreit.

Een oplossing brengt het lied haar niet. Maar ze ervaart er wel de wondere troost van, die haar op dit moment het vertrouwen geeft om haar leven in Gods hand te leggen en te wachten op Zijn hulp.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1987

Daniel | 32 Pagina's

Al treft u ’t felst verdriet....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1987

Daniel | 32 Pagina's