Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dichters over het Kerstgebeuren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dichters over het Kerstgebeuren

Een Kind is ons geboren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Middeleeuwen.

Alle eeuwen door is de geboorte van Gods Zoon een inspiratiebron geweest voor de kunstenaar; schilders en beeldhouwers hebben gepoogd het kerstgebeuren in beeld te brengen, maar ook de woordkunstenaars konden niet nalaten de taal te smeden tot innige, welluidende volzinnen en verzen over de komst van Christus in het vlees.

Het leven in de Middeleeuwen was hard, maar des te heviger reikte de ziel omhoog naar blijdschap en vrede; men zocht in de benauwenis van het dagelijks leven, door maatschappelijke wanorden heen, een rustpunt te vinden voor de ziel daar, waar alle smart is vergeten en het eeuwig vrede is.

Dirk Coster schreef in een inleiding tot „Religieuze Poëzie" onder meer: „De Kerk omgaf, omwikkelde het ganse leven van de mens en maakte dit aards bestaan tot de voorhof van een Hemel — tenzij hij door eigen aardse schuld de orde verstoorde en wegstortte in de hel. In het huis van God, in de Kathedralen, snelden de slanke kolommen met een onweerstaanbare vaart omhoog, tot waar het licht der hoge vensters verschemerde in een glinstering, die reeds als een voorteken was van d.e glorie van het paradijs. God was overal nabij de mens, alles was Zijn teken en Zijn sprake. Hij was hem zo nabij, dat de stoutmoedigsten Hem wilden indrinken, hier op aarde reeds in God wilden zijn, zelf gans God wilden zijn. En dat is de middeleeuwse mystiek, één der grootste geestelijke avonturen die de mensheid ooit beproefd heeft".

Zo horen we een onbekend dichter uit de Middeleeuwen in een Kerstlied:

Dat schoonste kind is ons geboren, Dat allerzoetste mannekijn; Die zijn herte aan hem wilt keren, Hij zal hem getrouwe zijn.

Zijn groot armoede maakt ons rijke, dat heeft ons zijn minne gedaan. Van liefde kon hij niet gerusten Totdat hij hadde die dood ontfaan.

Die hemel vloeide honingvloed, God vergaf den toren, Toen die eeuwige wijsheid werd In enen stal geboren.

O eeuwig en genadig God, Wat hebt Gij voor de mens gedaan! Als wij te male 1) niet en zijn, Wat zult Gij dan van ons ontfaan?

1) te male: geheeb

Felix Timmermans grijpt in „Het Kindeken Jezus in Vlaanderen" bewust terug op dit naïeve en vrome middeleeuwse sentiment. Timmermans laat Jezus' geboorte plaats hebben in zijn eigen land, in Vlaanderen. Hij schrijft zo eenvoudig en schilderend, dat we alles zien gebeuren:

„En met voorzichtige voeten, op de tenen schoven ze een voor een het stalleken binnen; de venten deden hun hoeden af gelijk in de kerk. Allen schaarden zich rond de kribbe, waarin tot hun eerste verbazing een doodgewoon kindeke sliep; maar stilaan kwam er, den engel indachtig, een blijheid over hun wezen en straling in hun oogen; zij schoven belangstellend dichterbij, de kinderen drongen vooraan, de vrouwen wisten zich vóór de mannenmenschen te zetten, en wie te ver naar achter stond plaatste zich op een kuip of op een bussel hout om over de koppen te kunnen zien".

Revius, de zanger van het calvinisme.

Van roomse smetten vrij is Revius, „de fijngemanierde zanger van het aristocratische, oorspronkelijke Calvinisme". De poëzie van Revius is, vooral wat zijn kerstpoëzie betreft, zuiver, innig en menselijk. Hij schreef een sonnet „Maria", vol woordspe-

lingen, maar zeer voornaam. Een sonnet vereist een strenge vormtucht, en daarin verwoordt de dichter wat hem heeft getroffen:

Gezegend is de maagd, de kroon van alle maagden,

De tempel van Gods Zoon en wezentlijke kracht,

De schoone dageraad, waardoor ons nu toelacht

De Zonne, daar zoo dik 2) de Vaderen naar vraagden.

2) dik: dikwijls.

Gelukkig meer als die, die ooit den Heer behaagden,

De zuster van haar kind, de dochter van haar dracht,

De bruid van die ze zelf ter wereld heeft gebracht,

Van wiens ontvangenis beid', aard en hemel waagden. 3)

3) waagden: gewaagden.

Welzalig zijn voorwaar haar ongeraakte borsten,

Waarnaar de bronne zelf des levens plag te dorsten;

Welzalig is de schoot, daarin hij heeft gerust.

Maar zalig bovenal zijn zulke, die haar leven

(Gelijk Maria deed) tot zijnen dienst begeven

En hebben in Zijn Woord haar hartelijken lust.

Het „Herderlie d".

Revius schreef zijn verzen niet altijd in het enge gareel van het sonnet, maar hij gebruikte ook rijmen en ritmen in de trant van Bredero en Hooft. Deze laatste laat in zijn herdersspel Daifilo, de herder, door de bossen dwalen om zijn nymph Dorilea te zoeken. Hij zingt dan:

Windeken, daar het bosch af drilt Weest mijn brak, 4) doel op 5) het wild Dat ik jage, Spreidt de hagen en de telgen van elkaar, Mogelijk schuilt mijn nymphe daarH'

4) brak = jachthond. 5) doel op - jaag op.

Revius gaat dit herderslied van Hooft transponeren, omzetten in zijn „Herderslied". Eén van de herders uit Lukas 2 laat hij zingen:

Windeken uit het paradijs, Op mijn pijpken 6) blaast den prijs 7) Van Gods Zone, Dat ik tone 8) Door de bossen voor het wild 't Kindeken daar de dood voor trilt.

6) pijpken = fluit. 7) prijs = lof. 8) tone = fluit.

Christus, wie had van TJ vermoed Dat Gij, edel Koningsbloed, Zoudt verschijnen Vol van pijnen In het koudste van den stal, Proevende al ons ongeval?

De vijfde strofe is al heel schoon! De herder ziet bij de avond een „daagsen dageraad" en hoort de blijde zang van de engelen. Let op het ritme van de laatste regel: men hoort de rei van de troongeesten:

Want toen ik gisteravond laat Zag een daagsen dageraad Mij omvangen, De gezangen Van des Hemels blijden rei Gaven mij tot U 't gelei.

Hoor verder naar de vriendelijke uitnodiging, maar toch met nadruk, om tot de kribbe te gaan:

Alle, die door afkeerlijkheid Wijkt van Godes heerlijkheid, Komt hier inne, Zoekt Zijn minne: Die deez' zalig uur versmaadt Treurt er wel om als 't is te laat.

Gebed.

Nu volgt tot slot „Gebed in den Advent" van Koos van Doorne:

Er is niet veel veranderd, Heer, sinds Bethlehem:

Gij zijt voor ons een kind gebleven; om Dien wij kruisten te Jeruzalem behoeft geen Kerstvreugd prijsgegeven. Nu wij Uw dag weer zullen vieren bij kaarslicht en bij rooden wijn, en onze woning zingende versieren omdat wij meenen zonder kwaad te zijn, doe, Heer, ons toch verschrikt begrijpen dat Golgotha begint bij Bethlehem:

wien rond Uw stal slechts droomen rijpen,

hij zoekt vergeefs een nieuw Jeruzalem.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1969

Daniel | 16 Pagina's

Dichters over het Kerstgebeuren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1969

Daniel | 16 Pagina's