Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

In ons laatste artikel hebben we geschreven over een aangepraat geloof en een geruisloze wedergeboorte. Ik zou zeggen: Je moet het nog maar eens nalezen.

Van verschillende kanten zijn er op dat artikel reakties gekomen. Gelukkig niet in de verkeerde zin, als zou men het er niet mee eens zijn. Integendeel. Maar de reakties waren toch van die aard, dat ik voor mijzelf tot de konklusie moest komen, dat „duidelijk schrijven” een moeilijke zaak is. Maar het leerde mij ook dat „goed lezen” een niet minder moeilijke zaak is.

Elke schrijver schrijft natuurlijk vanuit zijn eigen gedachtengang. Maar ook elke lezer leest door zijn „eigen bril”, zoals dat wel eens gezegd wordt. En dan komt men tot deze ontdekking dat een ieder een verschillende bril op heeft. Met andere woorden: een ieder leest en verstaat hetgeen geschreven is op zijn eigen manier.

De reakties, die we ontvangen hebben, waren daarom ook geheel verschillend van aard.

De één schreef, dat men in bepaalde kringen van onze kerken wel eens wat meer de nadruk mocht leggen op de noodzakelijkheid van het ware geloof, bij het doen van belijdenis.

De ander was van mening, aan de hand van hetzelfde artikel — als ik het goed begrepen heb — dat men met het stellen van de eis des waren geloofs, bij het doen van belijdenis, erg voorzichtig moet zijn. Want hij voorzag gevaar, dat men dan een kerk „uit het vlees” ging bouwen.

De derde kon met het doopsformulier niet helemaal klaar komen en wist te vertellen, dat oude Christelijke Gereformeerde predikanten vroeger het dankgebed na het doopsformulier niet uitspraken. En als de inhoud daarvan waar is, heeft dan Dr. A. Kuyper met de leer van de veronderstelde wedergeboorte toch gelijk gehad?

Als jullie de gemaakte opmerkingen goed lezen, dan zullen de ouderen zeggen, die al jaren het kerkelijke leven meeleven: Het draait altijd weer om de oude problemen. Die omen steeds weer terug.

De jongeren wrijven zich de ogen uit en vragen zich af: Wat is er toch eigenlijk aan de hand? Hoe zit dat nu allemaal? Wij begrijpen er zo weinig van.

Velen van de jonge mensen willen zich ook niet meer inspannen om van al deze dingen iets te begrijpen. Ik schreef: Velen. Dat is niet: Allen. Je moet met generaliseren voorzichtig zijn. Gelukkig zijn er ook nog jonge mensen, die zich voor bovengenoemde zaken interesseren. En ik hoop dat ik dit van al mijn jeugdige lezers aan mag nemen.

Ik hoop aan de boven gemaakte opmerkingen in het schrijven van deze artikelen enige aandacht te geven, zonder op elk schrijven in het bijzonder breed in te gaan. Want dan ben ik bang, dat men aan het eind het bos niet meer zou zien vanwege de bomen.

Laat me daarom maar beginnen met aan te sluiten bij wat ik in mijn laatste artikel geschreven heb. N.I., dat er echt iets anders gekend moet worden om welgetroost te kunnen leven en zalig te sterven, dan een aangepraat geloof en een geruisloze wedergeboorte.

Bij het lezen van deze zin vragen jullie natuurlijk: En wat is dat dan? Wat moet er dan gekend worden?

Niets anders dan de wedergeboorte uit de Heilige Geest. Dat is vóór alle dingen nodig. Dat heeft Jezus duidelijk geleerd in Joh. 3, waar ons het gesprek met Nicodemus wordt verhaald. Nicodemus was een leraar in Israël en die liep, dat blijkt uit het geheel, met vragen omtrent het koninkrijk Gods. Hij had daar zo zijn eigen voorstellingen van. Hij dacht namelijk, dat het komen zou op aarde en dat de „besten” de voornaamste onderdanen daarvan zouden wezen.

Doch deze voorstelling van zaken, die hij voor zichzelf had, heeft hem toch de nodige rust der ziel niet kunnen geven. En daarom ging hij met zijn vragen naar de Heere Jezus. Nu, dat is altijd het beste adres. Daar hij dit voor de anderen niet wilde weten, koos hij de nacht uit voor een rustig gesprek. Dat kan ik ook ergens nog begrijpen. Jullie misschien ook wel. Als een mens met vragen loopt, die het heil van zijn ziel raken, dan komt hij daar meestal niet aanstonds mee voor de dag. Hoewel de persoonlijkheid van elk mens hierin natuurlijk ook weer een rol speelt. Alle mensen zijn ten deze ook weer niet eender.

Maar Nicodemus ging in de nacht naar Jezus toe. En ik hoop, mijn jonge vrienden en vriendinnen, dat jullie daar ook iets van weten wat het zeggen wil „in de nacht naar de Heere Jezus te gaan”. Gelukkig dat dit kan. Niet alleen in de tijd van Zijn omwandeling op de aarde, maar ook nu nog, nu Hij opgenomen is in heerlijkheid. Want al is Hij naar Zijn verheerlijkte menselijke natuur in de hemel, met Zijn Godheid, genade, majesteit en Geest is Hij overaltegenwoordig. Je kunt in de nacht tot Hem gaan, langs de weg van het gebed. Maakt van deze weg maar veel gebruik.

Jezus weet wat in de mens is. Gelukkig! Niemand weet dat precies. Hij wel. Dat kan jonge mensen moed geven als het hen eerlijk om de Heere Jezus te doen is. Al kunnen zij dat dan misschien met zoveel woorden niet tegen mensen zeggen, dan kunnen ze toch tegen de Heere zeggen: Heere, U weet dat het mij om U begonnen is. Dat is een groot voorrecht als men het zo voor de Heere mag belijden. Niet dat men er voor z’n bewust-zijn dan al is, maar men is dan toch op de weg, waarlangs men er komen kan.

Als men dat niet eerlijk kan zeggen: Heere, U weet dat het mij om U begonnen is, dan weet de Heere dit ook. Want Hij doorgrondt en kent het hart. We kunnen Hem niets wijs maken. De mensen zien dikwijls de schijn voor het wezen aan. Maar de Heere ziet door alle schijn heen.

Toen Jezus Nicodemus zag, wist Hij dadelijk waar het hem om te doen was. Hij gaf hem daarom regelrecht antwoord op al zijn vragen, zeggende: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien”.

Daar hebben jullie het. De wedergeboorte is vóór alle dingen een noodzakelijke zaak.

En wat is dat nu eigenlijk, die wedergeboorte? Ja, dat wist zelfs Nicodemus, een leraar in Israël, ook niet. En ik ben bang, dat hij niet de enige leraar in Israël geweest is, die dat niet wist. Maar, gelukkig, al weet men zelfs als „leraar” niet wat de wedergeboorte is, men kan het dan toch nog te weten komen op de school van de Heilige Geest.

De wedergeboorte is geen zaak van mensen. Mensen kunnen deze niet tot stand brengen. De wedergeboorte is een wonder van Boven. Het is een zaak van God. Die wederbaart de mens door de Heilige Geest. De wedergeboorte wordt ook wel genoemd „een nieuwe geboorte”. Ook wel „een nieuwe schepping”. Ook wel „een geboren worden uit water en Geest”. Ook als er gesproken wordt in de Bijbel, in Ef. 2 b.v., van een „van dood levend gemaakt worden”, dan is daar niets anders dan de wedergeboorte mee bedoeld.

In de daad van de wedergeboorte is de mens geheel passief. Dat wil zeggen hij kan er zelf niets aan af of toe doen. Hij ligt door eigen schuld „dood in de zonden en misdaden” en „kan zich noch roeren noch bewegen”. Evenmin ais een natuurlijke dode zich uit eigen beweging uit die doodstaat zou kunnen oprichten, evenmin kan een mens dat in geestelijk opzicht.

Nu kun je dit natuurlijk eenzijdig benadrukken en er de kant van de zgn. „lijdelijkheid” mee opgaan. Velen doen dat en zeggen dan: Dus, ik kan er niets aan doen, dat ik „in de dood” lig. God moet er aan te pas komen en anders ga ik voor eeuwig verloren. En men legt de „eisen” van „geloof en bekering”, waar God de mens mee tegentreedt, rustig naast zich neer. Men vergeet er ook bij te zeggen, dat het „eigen schuld” is, dat men in zulk een verloren staat zich bevindt. Dat ligt een mens niet. Die geeft, als het er op aan komt, van zijn verlorenheid veel liever God de schuld, dan dat hij daarvan de schuld voor zijn eigen rekening neemt. Daarin komt de natuurlijke vijandschap van de mens tegen God tot openbaring.

Dat dit zo is, kan ik jullie niet leren als je er in je binnenste niet van overtuigd wilt wezen. Maar op de school van de Heilige Geest wordt het zo wel geleerd. N.l. dat als de mens verloren gaat, het zijn eigen schuld is. En als hij behouden wordt, dan is dat Gods schuld! En daarom krijgt Hij alleen de eer.

Een volgende keer verder.

Hartelijk gegroet van jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 april 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's