Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET ONBEREIKBARE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET ONBEREIKBARE

Terug naar het dagelijks leven.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het werk van Van Eyck, waarover vorige maal iets is gezegd, bemerken we een eeuwigheidsverlangen, gepaard met een beleven van /.in tui gelijke schoonheid. De dichter zegt hiervan in „Dichterschap":

De geest wel plots de sterke vleugels rept En in zijn feilloze opvlucht schoonheid schept.

liet dichten is voor hem een religieuze ervaring: de geest verheft zich boven het stof, ver van de aardse dingen en dat boven-natuurlijke is voor hein de Godheid, maar we betwijfelen of het de God is als Vader van de Ileerc Jezus, daar wc over de Zoon van God niet één woord lezen, liet dichten beschouwt hij echter als een gave van God:

Maar 't al gegeven krijgt, zelfs als hij, stil, Zijn eigen wil staag ordent naar Gods wil. En moeizaam worstelt tot hij, in zijn woord, De helclre toon van t hoge zingen hoort, — Dank ik eerbiedig voor mijn dichtcrlot, Want alle schoonheid is, alleen, uit God.

Aan dat opstijgen boven het stof is een grens gesteld; het mystieke verlangen wordt niet bevredigd: de dichter komt op de aarde terug tot zijn dagelijks werk. Jleel mooi wordt dat beschreven in het gedicht „Herwaarts , dat geschreven is naar aanleiding van een ets van Jan Luyken. Die plaat van Luyken stelt voor een schip dat de zee kiest; drie mensen staan te wuiven op het strand, en heel in de verte ligt een stad. De etser Luyken bedoelt ongetwijfeld: het verlaten van dit aardse leven naar dc overzijde, de eeuwige rust. want het onderschrift luidt: „Aan de overkant, is t zalig land". Deze regel gebruikt Van Eyck telkens als een soort refrein.

Het schip zeilt uit. Schuimwittc golven kruiven Langs boeg en boord, en breken aan de kust. Zal 'k gaan, bij de andren staan, en afscheid wuiven? Hunkren, als zij, naar lust van ecuwge rust?

De zee bruist luid op t smalle strand, (Aan de overkant, is 't zalig land) Ik schut mijn ogen met mijn hand.

De top is hoog, van waar 'k de baai zie blinken, - Daar droomt mijn driftig hart de stad der ziel. Hoe hel zal op de plecht de juichkreet klinken, Als t snelle schip haar haven binnenviel!

Ruig bruist omlaag de zee op 't strand, (Aan de overkant, is 't zalig land) Ik dek mijn ogen met mijn hand.

Hoe luid zal het juichen opklinken als het hart dat zalige land zal bereiken ! bun van zegt, dat dan al de hemelklokken zullen luiden ! Maar ach, de dichter kan niet verder; het is slechts een droom en geen werkelijkheid; hij moet terug naar zijn huis en naar zijn werk. Alles staat op hem te wachten. Hoor maar:

Ik wend mij om, en daal: genoeg van turen ! Slechts, langs mijn haar, zo zoel, wat wind van daar. .. . Hier is mijn dal, 't klein huis, cle zwarte schuren, Akker en tuin, nog leeg van peul en aar.

Dof, achter "t duin, t gebruis op t strand, (Aan de overkant, is 't zalig land) Ik wis mijn ogen met mijn hand.

Waf zal k naar meer dan lonende arbeid trachten? De droom maakt loom. Ik treed door de open heg, Op t erf waar reu en kot mijn stap al wachten, Strooi blad en korrel, span het paard voor de eg.

Ver nu en Hauw, t gebruis op t strand. (Aan de overkant, is t zalig land) Richt, ogen, de ijver van mijn hand.

Het onbereikbare heeft de dichter August Vanhoutte weergegeven in het volgende sonnet:

En in de koepel van de sterrenwacht Nu naar de lengte, dan weer naar de breedte Heb ik omvang van zon en maan gemeten En mij daarom een groot persoon gedacht.

Dit echter heeft mij weinig baat gebracht, Want, naast mijn toestel peinzend neergezeten, Heb ik mij thans mijn eigendunk verweten, Mijn nietigheid bekend bij al die pracht.

Nooit wordt de kaart der hemelen volmaakt. Hoe hoog men ook met telescopen kijkt, Daar komt een grens, waarover 't oog niet reikt.

Terwijl de geest vermoedt al wat daar prijkt Achter die grens, al wat daar verder blaakt, Verder en verder, waar dc verte wijkt.

INDEX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1954

Daniel | 8 Pagina's

HET ONBEREIKBARE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1954

Daniel | 8 Pagina's