Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De barmhartige Samaritaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De barmhartige Samaritaan

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheüs 5 : 7: alig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.

De barmhartigen worden zalig gesproken. Echter niet, omdat zij de zaligheid hebben verdiend. Wat zij verdiend hebben? — O, luister maar naar een Daniël, als hij belijdt, wat hij, die „zeer gewenste man", en zijn volk verdiend hebben: Bij de Heere, onze God, zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben... Geheel Israël heeft Uw Wet overtreden, met af te wijken, dat zij Uwer stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek en die eed, die geschreven is in de Wet van Mozes, de knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben" (Dan. 9:9 en 11). Hoor deze Daniël aan het eind van zijn gebed (dat ge in zijn geheel, alleen, maar ook met uw kinderen en dienstbaren, nog maar eens aandachtig lezen moet), dringend, vertrouwend, pleiten en volharden: Wij werpen onze smekingen niet neder op onze gerechtigheid, maar op Uwe barmhartigheden, die groot zijn. O, Heere! hoor; o, Heere! vergeef; o, Heere, merk op, en doe het; vertrek het niet, om Uws zelfs wil, o, mijn God! want Uw stad en Uw volk is naar Uw naam genoemd" (vs. 18b en 19).

De barmhartigen worden zalig gesproken. Echter niet, omdat zij de zaligheid hebben verdiend. Dat hebben de Bijbelheiligen allen beleden. Wij denken hier, in aansluiting aan het gebed van Daniël, in het bijzonder aan de gebeden van Ezra, en van Nehemia. Ook deze twee zijn te vinden in het 9de hoofdstuk van het Bijbelboek, dat hun naam draagt. Het zijn ontroerende gebeden, vrucht van de Geest der genade en der gebeden, gebeden van kleine, schuldige mensen, die hebben leren roepen uit de diepten, aan wie de Heere bewezen heeft barmhartigheid voor barmhartigheid. Lees die gebeden, ons ten voorbeeld opgetekend, maar eens na, en vraag om zo te mogen leren bidden. Als ge zo „Het Gereformeerd Weekblad" mocht lezen, u telkens wendend tot Gods Woord, óók om het geschrevene daaraan te toetsen (zie, wat er in Handel. 17 : 10—13 geschreven staat van die van Beréa en die van Thessalonica, en vraag uzelf af: ij welke van die twee behoor ik? ), wat zoudt ge er dan, in de middellijke weg en onder de zegen des Heeren, veel aan kunnen hebben!

De barmhartigen worden zalig gesproken. Niet echter, omdat zij de zaligheid hebben verdiend. Het is alles, alles zo duizendwerf verbeurd. Het is alles alleen, omdat God Zichzelf daarin wil verheerlijken, en omdat het Hem behaagt mensen, nietige, zondige mensen aan Zich en Zijn dienst te verbinden. Het is alles, alles zulk een eenzijdig werk van vrije genade, zoals de Heere Zelf zegt: Ik zal ze vrijwilliglijk liefhebben" (Hozea 14 : 5).

Er staat immers in onze zaligspreking:

„Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden."

„Hun zal barmhartigheid geschieden." — O, als de Heere met u in het gericht zou willen treden, dan zoudt ge met de dichter van de 130ste Psalm moeten uitroepen: „En ga niet in het gericht met Uwen knecht, want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn." Ziende op uzelf, o gij, die de Heere vreest, dan moet gij klagen:

Zo Gij in 't recht wilt treden, o Heer', en gadeslaan Onz' ongerechtigheden. Ach, wie zal dan bestaan?

Gelukkig, dat er in Mattheüs 5 : 7 staat: hun zal barmhartigheid geschieden". Dat is het, wat gij behoeft: armhartigheid van dag tot dag, van ogenblik tot ogenblik, van stap tot stap, voor de tijd en voor de eeuwigheid, naar lichaam en naar ziel; barmhartigheid, altijd maar barmhartigheid van de Vader der barmhartigheden. O, let op die naam!

Als de apostel Paulus spreekt van zijn bekering, dan getuigt hij in kleinheid en ootmoed, tot roem van Gods genade: mij is barmhartigheid geschied" (1 Tim. 1:13, 15).

„Mij is barmhartigheid geschied." — Dat mag wel geschreven worden boven de levensgeschiedenis van elk, die uit de duisternis is geroepen tot Gods wonderbaar licht.

Barmhartigheid, enkel barmhartigheid was het reeds, waardoor God in de stilte der eeuwigheid, bewogen werd om in ontferming neer te zien op een gans ellendig, in zichzelf verloren zondaarsvolk. En door diezelfde barmhartigheid bewogen was het, dat de Zoon toen in de raad der verlossing sprak tot de Vader: Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God" (Hebr. 10 : 7).

Barmhartigheid, enkel barmhartigheid is het geweest, dat de Vader in de volheid des tijds Zijn eniggeboren Zoon heeft gezonden in deze wereld. Zacharias had er een indruk van, toen hij zong van Johannes, de voorloper, en van Christus, de Koning: gij zult voor het aangezicht des Heeren heengaan, om Zijn wegen te bereiden, om Zijnen volke kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden. Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte" (Luc. 1 : 76—78).

Barmhartigheid, enkel barmhartigheid, is het, als de Vader een zondaar trekt tot de Zoon, als de goede Herder uitgaat om het 'erloren schaap te zoeken, totdat Hij hetzelve vindt. Barmhartigheid wordt bewezen aan ellendigen, behoeftigen, gans hulpelozen. - — Als een ziel, die er in delen mag, bepaald wordt bij die innerlijke bewegingen der barmhartigheid, over een zo diep gezonkene, over een zo onwaardige, over een zo ellendige, dood door de zonden en de misdaden, dan kan zij dat wonder niet klein krijgen, dan wordt het een neerzinken op de knieën, een wegsmelten onder die vrije gunst, een eindigen in de lof en prijs van de grote Ontfermer. Zie het maar aan Petrus, die ook zo alles wist te danken te hebben aan de barmhartigheid van de Vader der barmhartigheden. Had hij de Heere Jezus, Die Hij eens had beleden te zijn de Christus, de Zoon des levenden Gods (Matth. 16 : 16) niet tot driemaal toe verloochend, zeggende, zichzelf vervloekend en zwerend: ik ken de mens niet"? (Matth. 26 : 74). In aanbidding buigt hij zich neder, en schrijft in zijn eerste brief aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Ga-

latië, Cappadocië, Azië en Bithynië: Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid onS heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Tot een onverderfelijke, en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u. Gij, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd" (1 Petr. 1:3—5).

O, gelukkig degene, die deel mag hebben aan die barmhartigheid van de Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting (2 Cor. 1:3, vergeet deze tekst niet, sta eens stil bij deze rijke namen, want de naam ziet het wezen!) die door deze barmhartigheid uitverkoren, geroepen, getrokken, wedergeboren is, kering.

Dezulken zijn de barmhartigen, door de liefde Gods tot wederliefde gewekt. Zij zijn het, die wel eens een beker koud water toereiken in de naam eens discipels. Zij zijn het, die wel eens zo'n last hebben van hun onbarmhartigheid, van hun vergeten van de naaste, van hun vervuld zijn met hun eigen ik. O, wat kan het u dan tot troost zijn, dat Christus Jezus, de barmhartige Samaritaan, ook uw barmhartigheid wil zijn. In Zijn grote barmhartigheid ziet Hij, die voor Zijn recht beven, aan in de Zoon van Zijn welbehagen. Zo rust Zijn oog in gunst en niet in toorn op hen. Zo wil Hij door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid de Zijnen ook telkens nieuwe barmhartigheid bewijzen. Uw gehele leven door, o volk van God, gaat het naar deze belofte: „hun zal barmhartigheid geschieden."

„Hun zal barmhartigheid geschieden." — dat is nodig ook. Groot is toch de ellende voor de wandelaars op het smalle pad. Er is hier in tijdelijk opzicht zo veel leed, zo veel ellende, zo veel moeite en zo veel verdriet. Dat wordt ook Gods kind niet bespaard. Denk aan Jacob met zijn: „al deze dingen zijn tegen mij", aan Job met zijn zitten op de ashoop, aan Asaf, met zijn: „mijne bestraffing is er alle morgens". Maar, telkens weer wordt het ervaren, dat de Heere de Zijnen in hun druk niet vergeet, dat Hij in hun benauwdheid bij hen is. Is niet talloze malen bewaarheid de belofte: „hun zal barmhartigheid geschieden"?

En ook naar de ziel blijft de ellende van degenen die in de Heere Christus leerden geloven, veel en groot.

Er is zoveel strijd. Er is zoveel ongeloof. De zonde steekt telkens weer het hoofd op. De breuken zijn vele. Als gij alleen maar eens denkt aan die naam „barmhartigen", en ge vraagt dan: Zou ik tot die zaliggesproken barmhartigen gerekend worden? , waar is de beantwoording?

O, wat al breuken, juist in zake de barmhartigheid!

Maar Gods Geest leert Gods kinderen die breuken kennen. Hij leert er over treuren. Hij leert vluchten tot de Barmhartige, Jezus Christus, om in het geloof bij Hem te schuilen.

Ook in de geestelijke nood en ellende, in de zielestrijd, is het door Gods Kerk en Gods kind, telkens en telkens weer ervaren: „hun zal barmhartigheid geschieden." De Heere is getrouw. Hij laat niet varen de werken Zijner handen. Ware dit zo ook niet, dan kwam er niemand binnen, dan was het voor een iegelijk een voor eeuwig omkomen.

Maar nu, nu komen ze binnen. „Hun zal barmhartigheid geschieden" tot aan, ja zelfs tot in de laatste snik. Ook dan, al weet gij het zelf misschien niet meer, zal Gods barmhartigheid in Christus met u zijn. Door Gods barmhartigheid komt ge ook door de doodsrivier heen in de haven van eeuwige behoudenis.

Al staat de zee al hol en hoog, En zweept de storm ons voort, Wij hebben 's Vaders Zoon aan boord En 't veilig strand voor 't oog.

Zo zong ik al op de Zondagsschool mee onder de leiding van Godvrezende voorzangers, op wie van toepassing was het: „Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden."

Met ogen van achteren bezien, wat is de weg van de barmhartigen dan vol van Goddelijke barmhartigheid. Telkens hebt gij het ervaren, dat Zijn ingewanden rommelen van barmhartigheid. Hij heeft het stenen hart verbroken, weggenomen. Hij heeft weer een vlezen hart gegeven.

Met ogen van voren moogt gij gemoedigd voortgaan, ziende op Jezus, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, en opziende tot de Vader der barmhartigheden.

„De Vader der barmhartigheden", o, let er toch op: Er staat een meervoud. Barmhartigheden waren het in het verleden op allerlei wijze. Barmhartigheden zullen het zijn in de toekomst. Barmhartigheden waren het bij het begin van uw weg, ja, reeds van de nooit begonnen eeuwigheid af. Barmhartigheden zijn het bij de voortzetting.

Barmhartigheden, gelukkig dat meervoud blijft maar, het wordt geen enkelvoud, al deelt er in een schare, die niemand tellen kan, al is u talloze malen barmhartigheid geschied. Barmhartigheden zullen het zijn tot het einde, ja tot in der eeuwen eeuwigheid. De Heere wordt het nooit moede uit Zijn volheid mede te delen aan ontledigde zondaren.

En daardoor wordt een zondaar in beginsel vertederd. Daardoor wordt het vlezen hart verwarmd. Daardoor is het, dat gij, die van u zelf zo hard zijt en zo koud, en zo zelfzuchtig, dat gij gedrongen wordt tot barmhartigheidsbetoon. De armen hebben het ondervonden. De kranken zijn er door verkwikt. De eenzamen heeft het zo goed gedaan. En in uw binnenste zult gij er vrede op hebben. Strijd d^n tegen uw koudheid en zelfzucht in de kracht van Christus, de barmhartige Samaritaan. Bid de Heere: „Och schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest", opdat deze vrucht des Geestes moge gezien en genoten worden.

Mijn lezer, hebt gij reeds iets van deze zaken leren kennen? Ook deze zaligspreking bevat een van de kenmerken van ware genade. Och, dat gij uzelf er aan toetsen mocht bij het licht van Gods Woord en Geest!

Een voorrecht is het reeds, als gij er door in de schuld gebracht wordt. Barmhartigen en mensen met een stenen hart, dat ligt zeer ver van elkander af. En aan een mooie schijn en aan een oppervlakkige gevoelsaandoening hebben wij niet genoeg. Daar komen we voor eeuwig mee om. O, die schuld ook in het stuk der barmhartigheid! Dat het u maar waarlijk tot schuld moge worden! Dan zult gij erkennen, dat God niet alleen barmhartig is, maar ook rechtvaardig. Zie maar, wat er gebeurd is in de dagen van Noach. En zonder Borg te doen te krijgen met een heilig en rechtvaardig God, wat moet dat niet zijn!

Maar, nog is het de dag der zaligheid. Nog kan het dus ook voor u worden: „Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden." — Wat is daartoe de weg? — zo vraagt misschien deze of gene. Mijn lezer: De Heere Jezus is de weg; Hij zegt: Ik ben de weg... niemand komt tot de Vader dan door Mij. Wij prijzen Hem u aan, als dè barmhartige Samaritaan. Hij buigt Zich neder tot ongelukkigen en ellendigen. En Hij is het, Die lokkend verzekert: „Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen."

Leer dan vluchten tot Hem met al uw zonde en ellende. Vraag de Geest der barmhartigheid om in u te werken het oprechte geloof in de Heere Jezus. Uw zonde, Zijn zonde, als schuldovernemende Borg. Zijn barmhartigheid, uw barmhartigheid, door het geloof. Door Zijn barmhartigheid verbroken en vertederd, begerig om voor ellendigen wat te zijn, ellendigen naar het lichaam en voor de tijd, ellendigen naar de ziel en voor de eeuwigheid. Hef gaat alles van Hem uit. En het keert alles tot Hem weer.

Zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Welk een aanklacht!, want ach, hoe is het, o kind des Heeren, met uw barmhartigheid gesteld? Schaamte bedekt uw aangezicht, als het wel is. Al minder, al minder in u zelf. Van vat in vat ontledigd. Maar Hij, de barmhartige Samaritaan, al maar wassend voor uw zielsoog door het onderricht van Woord en Geest, en gij al begeriger om in Zijn voetstappen te mogen wandelen.

Ja, dat is uw dure roeping, want er staat: Zalig zijn de barmhartigen. Maakt deze naam, dit kenmerk het u bang en moeilijk? Dat verblijdt mij. Hoe moeilijker, hoe beter. Want er staat: hun zal barmhartigheid geschieden. Barmhartigheid telkens weer, want een van Gods namen is, in het meervoud: de Vader der barmhartigheden.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De barmhartige Samaritaan

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 september 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's