Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jona als profeet in Ninevé

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jona als profeet in Ninevé

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Jona 3:4-5.

Een bijzondere prediking

Wij lezen in deze verzen over een bijzondere prediking. Het is geen prachtig opgebouwde preek. Wij lezen niet over een thema en punten, waarin de preek is onderverdeeld. Het is eigenlijk alleen maar één schreeuw, klinkend door de straten van Ninevé: "Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd".

Die ene schreeuw werd door Jona steeds weer herhaald. Dat is alles. Wij zouden zo'n preek één oordeelsprediking noemen. Wij horen geen spoortje van het Evangelie. De deur der genade wordt hier zelfs nog niet op een kier gezet. Jona gooit hier de deur voorgoed dicht. Ja, God Zelf werpt hier de deur dicht. Want Jona bracht niet zijn eigen woord, maar Gods Woord.

Wat zou u denken van zo'n prediker? Zou u hem graag op de preekstoel zien? Ik denk dat wij zouden zeggen: Zo'n dominee niet, want hij preekt alleen maar hel en verdoemenis; daar wordt een mens wanhopig van! Wij zouden alles proberen om zo'n man van de kansel te weren. En toch moest Jona deze preek houden, deze oordeelsprediking. De mens wil maar liever niet teveel horen in de prediking over het oordeel Gods. Maar een prediking, die zwijgt over het oordeel is geen schriftuurlijke prediking. Dan is er geen diepte, geen inhoud. Dan is het een en al oppervlakkigheid. Het Evangelie van Gods genade krijgt juist zijn diepe kleur tegen de donkere achtergrond van het oordeel Gods. Een genadeprediking, die zwijgt over het strenge recht des Heeren, is een prediking van oppervlakkige, goedkope genade.

Toch daarachter Gods goedertierenheid

Jona predikte het oordeel. Enkel het oordeel. Maar toch lag daarachter Gods goedertierenheid. De Heere zocht Ninevé's ondergang niet. Want dan had de Heere Ninevé ook ineens kunnen verbranden. Maar dat deed de Heere niet. Hij stuurde Jona. Zo kreeg Ninevé nog de mogelijkheid van bekering. Dat heeft Jona zelf heel goed aangevoeld. Daarom wilde hij eerst niet gaan. En later heeft Jona gezegd: Want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad" (Jona 4 : 2). Dus als u zegt, dat Jona een eenzijdige oordeelsprediking moest brengen, dan moeten wij daarop antwoorden, dat achter de prediking van Jona Gods goedertierenheid was. De Heere was nog bewogen over Ninevé. De Heere is zo nederbuigend goed, dat Hij zelfs tot Ninevé kwam met Zijn Woord. Zelfs Ninevé was door de Heere niet afgeschreven. Die grote en goddeloze stad was niet te slecht om het Woord te horen. Het Woord Gods komt midden in de goddeloosheid, zoals het vleesgeworden Woord kwam midden in een beestenstal. Is dat geen Evangelie? Is dat geen nederbuigende goedertierenheid?

Jona's mond geopend

Wat moet dit alles voor Jona geweest zijn! Hij wist niet wat hij zeggen moest. De Heere had immers tot hem gezegd: "Predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek". Zo moest Jona Ninevé binnengaan, zonder tekst, zonder preek, zonder gedachte, en dan zo'n grote stad! Is zoiets niet om te bezwijken? Zo'n nietige, kleine pro­ feet tegenover honderdduizenden mensen! Wat moest er toch van worden? Als God Zelf hem de mond niet zou openen, er zou niets van terechtkomen. Zo stapte Jona de poort van Ninevé door. En toen opende de Heere zijn mond: "En Jona begon in de stad te gaan, een dagreis; en hij predikte, en zeide: Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd" (vers 4). Precies op tijd, niet te vroeg en niet te laat, opende God zijn mond. De Heere geeft Zijn kinderen en knechten te spreken op de tijd, waarop het nodig is. Midden in de goddeloosheid opende de Heere zijn mond. Hoe wonderlijk zijn dan de bemoeienissen des Heeren geweest met zo'n goddeloze stad. Alexander de Grote sloeg eens het beleg om een stad. De poorten waren gesloten. Hij liet daarop een brandende lantaarn ophangen en hij liet de inwoners weten, dat zolang de lantaarn brandde, zij de tijd hadden om zich over te geven. Als de lantaarn echter zou zijn opgebrand en als zij de poorten dan nog niet geopend hadden, dan zou de stad verwoest worden. U begrijpt het beeld wel. Zo liet de Heere hier veertig dagen lang Zijn lantaarn hangen voor de inwoners van Ninevé.

Ook de stad mensenziel

Ook de ziel van een mens is zo'n belegerde stad. De stad mensenziel wordt door de Heere opgeëist, maar wij hebben de poorten gesloten met koperen deuren en ijzeren grendelen. Maar de lantaarn van Gods genade brandt nog en zolang is er nog tijd! In de prediking hangt de Heere de lantaarn op. Daarom kunnen wij niet zeggen, dat de prediking van Jona eenzijdig zou zijn geweest. Nee, in die prediking brandde toch genadelicht. Hebt u die lantaarn nooit zien branden? Bedenk toch, dat de Heere de stad mensenziel opeist, de lantaarn van Zijn genade nog laat branden, niet alleen in de prediking van het Evangelie, maar evenzeer in de prediking van Zijn oordelen. Verschrikkelijk als de poorten van ons hart dan gesloten blijven. Dan zijn wij net als koning Belsazar, die met Daniël en zijn vrienden spotte en met de heilige vaten van de tempel, totdat die hand schreef op de muur. Toen was de lantaarn opgebrand. Dan zijn wij net als de rijke dwaas, die overal mee rekende, be­ halve met God, totdat de Heere hem plotseling in de nacht wegnam uit het leven. Toen was de lantaam opgebrand. Te laat! Laat het toch tot u doordringen. Er zijn zoveel kerkmensen bij wie de poorten gesloten blijven. Maar de lantaam brandt nog. Hoe lang nog?

De majesteit van Gods Woord

Voor Ninevé waren er nog veertig dagen. Nog veertig dagen, dan zou de stad worden omgekeerd. Dit woord, dat Jona brengen moest, is wel een alarmkreet genoemd. Moet de prediking niet steeds weer een alarmkreet zijn? Zeker, wij kunnen Gods Woord vergelijken met de dauw. Na een broeiend hete zomerdag daah in de avond de verkwikkende dauw over de verschroeide velden. Zo is Gods Woord voor de versmachtende ziel. Wij kunnen Gods Woord vergelijken met balsem. De snerpende pijnen van de gewonde worden door de balsem gestild. Zo kan het Woord zijn in de pijn van het verbroken hart en de verslagen geest. Wij kunnen Gods Woord vergelijken met een licht. In de duistemis wijst het licht mij de weg als ik die weg niet weet. Zoveel dwalende zondaren zijn door de eeuwen heen door het licht van het Woord in het rechte spoor geleid. Uw Woord is mij een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad.

Maar Gods Woord wordt ook genoemd een tweesnijdend zwaard, dat geweldige wonden slaat, en een hamer, waardoor harde steenrotsen worden stukgeslagen. En daar moeten wij vooral aan denken, wanneer wij hier lezen: "Nog veertig dagen, dan zal Ninevé worden omgekeerd". Heeft het zwaard van het Woord onze ziel al eens verwond? Is ons harde hart al eens stukgeslagen door de hamer van het Woord? Dan hebben wij het op dat ogenblik van God mogen verliezen en zijn wij als schuldige zondaren gevallen aan Zijn voeten.

Zeist,

ds. J.J. v. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1995

De Saambinder | 12 Pagina's

Jona als profeet in Ninevé

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1995

De Saambinder | 12 Pagina's