Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de volharding der heiligen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de volharding der heiligen (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

INLEIDING ONDANKS DAT GODS KINDEREN IN GROTE ZONDE KUNNEN VALLEN, WORDEN ZIJ NOCHTANS DOOR GODS BARMHARTIGHEID ERVOOR BEWAARD DAT ZIJ VAN HET GELOOF ZULLEN AFVALLEN. ZIJ ONTVANGEN OOK DE ZEKERHEID DAARVAN. HIER SPREKEN DE ARTIKELEN 11 TOT EN MET 15 VAN DIT HOOFDSTUK VAN.

Twijfelingen

Aan de Joodse rabbi, Jochanan ben Zakkai (gestorven ongeveer 80 na Chr.) die huilend op zijn sterfbed lag, werd door zijn leerlingen gevraagd, waarom hij zo bedroefd was. Hij antwoordde: ‘Ik zie twee wegen voor mij: de ene is die naar de hemelse hof van Eden en de andere is die naar de Gehenna (hel) en ik weet niet, op welke van die twee wegen men mij brengen zal; zou ik dan niet wenen?’ Onzekerheid onder christenen omtrent hun eeuwig heil, zelfs tot op het sterfbed, wat komt dat vaak voor. Dan is er een samenhang met de typisch Joodse levensovertuiging, namelijk dat de mens naar zijn beste kunnen de wet van God moet hebben gedaan, wil hij aangenomen worden bij God. En daardoor kan zo iemand de blijde zekerheid van het geloof missen. Deze onzekerheid wordt dan versterkt door het besef dat zij nog zoveel zonden hebben. Er wordt weleens gezegd dat twijfel hoort bij het geloven. Dat is niet juist. Wel kunnen ware gelovigen vaak het gevoel hebben dat ze hun geloof kwijt zijn. Zij worden daar dan heftig over aangevochten. Maar op het moment dat het water tot aan hun lippen staat, mogen Gods kinderen toch telkens weer ervaren dat God hen te hulp komt om staande te blijven. Dan biedt de leer van de uitverkiezing de troost dat de Heere het geloof dat Hij je schonk, ook zal bewaren. Omdat het ten diepste niet van jou afhangt of je wel of niet mag blijven geloven. Petrus was diep gevallen met de verloochening dat hij Jezus niet kende. Maar Jezus zocht hem toch ook weer op. Ondanks Davids zonde met Bathseba en de dood van Uria, heeft God hem toch niet verworpen van Zijn aangezicht (Ps. 51:13).

Gods kinderen raken soms zo ver van de Heere af dat iedereen zou denken: dat gaat voorgoed mis. En toch richt God hen weer op. Zij keren als een afgedwaald schaap weer tot de kudde terug. Zij beëindigen hun loopbaan, behouden het geloof en verkrijgen de lauwerkrans van de overwinning (2 Tim. 4:7v; Hebr. 12:1v). Veel voorbeelden in de Schrift tonen aan dat allen die zijn gekocht door het offer van Christus en voor eeuwig Zijn eigendom zijn, onmogelijk verloren kunnen gaan. Anders zou het verlossingswerk van de Zaligmaker toch niet volmaakt zijn geweest en had Hij ook niet aan het kruis kunnen zeggen: ‘Het is volbracht’.

Geen misbruik

Dat een mens die het zaligmakend geloof bezit niet van het geloof kan afvallen is niet omdat hij in zichzelf kracht bezit om te volharden tot het einde. Het is allemaal te danken aan de trouw van hun God. Hij laat niet varen het werk dat Zijn hand begon. Hij houdt vast, daarom houden zij vast. ‘Want de genadegiften en de roeping van God zijn onberouwelijk’ (Rom. 11:29). Hoewel Paulus met deze woorden allereerst doelt op Gods trouw jegens Israël, kan dat ook gezegd worden van de genade die God aan een zondaar verleent. Hij komt niet terug op Zijn eenmaal gegeven jawoord. Daarom zegt Christus: ‘En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid; en niemand zal hen uit Mijn hand rukken; Mijn Vader die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan hen rukken uit de hand van Mijn Vader’ (Joh. 10:28v).

Nu geeft het Woord voorbeelden van mensen die misbruik maken van de leer dat de mens niet uit de werken, maar uit genade zalig wordt. Jakobus waarschuwt voor ‘goddelozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid’ (Jak. 4). Ook de leer dat God Zijn kinderen, als zij diep vallen toch weer opricht en de verzekering geeft van Zijn onwankelbare trouw kan verkeerd worden opgevat. Namelijk dat het ruimte geeft voor een zorgeloos zondig leven. Of, zoals artikel 13 zegt: ‘in hen enige dartelheid of veronachtzaming der godzaligheid voortbrengt’. Wat tot troost moet dienen leidt dan uiteindelijk tot hun verderf.

Aansporing tot godzaligheid

De zekerheid dat de Heere de gelovigen ondanks hun afmakingen toch niet verwerpt maar hen weer bij zich roept en brengt, wekt in hen het verlangen om in de wegen des Heeren te gaan. Om toch zo dicht mogelijk bij de Heere te leven en naar Zijn wil te handelen. Hoogmoed maakt plaats voor ootmoed. Zij dienen de Heere niet als een slaaf, maar als een kind. Om in alles te doen wat hun God welbehaaglijk is. Een christen heeft het geloof niet altijd zo zeker. In zichzelf tenminste niet. Welnu, het is daarom dat gelovigen in de Bijbel worden aangespoord om, zoals de leerregels dat zeggen, ‘met grote zorg de wegen des Heeren vlijtiglijk waar te nemen, die tevoren bereid zijn om daarin te wandelen’. In Hebreeën 6 worden de gelovigen zo gewaarschuwd dat het schijnt alsof zij van het geloof zouden kunnen afvallen. Maar het is niet meer dan schijn. Want juist door die gelovigen te wijzen op de grote gevaren die hen bedreigen, worden zij aangespoord om naarstig zowel God als de heiligen te dienen, en dat ‘tot volle verzekerdheid der hoop, tot het einde toe’. Volharden is dan niet eenvoudig, want het betekent altijd tegen de stroom op te moeten roeien. Hoe gemakkelijk drijf je dan af. ‘Verachteren van de genade Gods’ (Hebr. 12:15), noemt de Schrift dat. En de Dordtse Leerregels spreken zelfs over ‘verberging van Gods aangezicht, voor de gelovigen iets dat bitterder is dan de dood’ (D.L.V, 13).

Volharding en de zekerheid van het geloof komt niet door eigen inspanning tot stand. Het is alleen aan God toe te schrijven. Kernachtig vatten de leerregels het aldus samen: ‘Het belieft God om het werk der genade, door de prediking van het Evangelie in ons begonnen, te bewaren, te achtervolgen en te volbrengen door het horen, lezen en overleggen daarvan en ook door vermaningen, bedreigingen, beloften en het gebruik van de sacramenten’ (D.L.V, l4). Dit alles blijft niet onbestreden door ons vlees, satan en wereld. Toch doet God dit alles tot Zijn eer en de ‘godvruchtige zielen ontvangen daarvan de troost’. Het laatste artikel, 15, eindigt daarom in één grote lofprijzing. De volharding van het geloof is een ‘onwaardeerbare schat’ van de bruid van Christus. Gods onbezweken trouw zal nooit de val van de Zijnen gedogen. Daarom, de ‘enigen God, Vader, Zoon en Heiligen Geest, zij eer en heerlijkheid in eeuwigheid. Amen’.

Barneveld, ds. N. van der Want

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

Van de volharding der heiligen (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2018

Kerkblad | 24 Pagina's