Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De werkelijkheid van de hel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De werkelijkheid van de hel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe staat het onder ons met de prediking van de werkelijkheid van de hel? ‘De laatste maanden heb ik nogal wat preken gelezen en gehoord. Al lezend en luisterend bekroop me een wat ongemakkelijk gevoel. Klinkt de werkelijkheid van het gericht van God nog wel voldoende door in preken? Komen predikanten niet te snel en te gemakkelijk met de troost van het Evangelie?’ (Prof . dr. A. Baars, RD van 25 februari 2012). Me dunkt, dit zijn woorden om over na te denken.

Waarom er een hel moet zijn
Ik heb een preek voor mij liggen van Christophorus Love (1618-1651) met als thema ”De schrikkelijkheid der hel”. Love was een bekende Engelse prediker in zijn dagen, die de marteldood stierf op de Towerhill in Londen.
De preek gaat over Matthéus 10:28b: ‘Maar vreest veelmeer Hem, Die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel’.
In het begin van zijn preek zegt Love dat hij na tien preken over de heerlijkheid nu wil gaan spreken over ‘de gepijnigde toestand van de verdoemden in de hel’. Waarom? Hij is ervan overtuigd dat de predikanten hun leer moeten mengen ‘soms met troost en soms met schrik’. Was zo ook niet de prediking van Christus Zelf? Zou het nu anders moeten? Geeft dat juist geen diepte en klem aan de prediking?
In zijn preek beantwoordt Love de vraag waarom er een hel moet zijn.
Dat heeft alles te maken met ‘de walgelijke natuur der zonde’. Hij wijst er dan op dat we gezondigd hebben tegen een oneindig God en dat de straf daarom ook oneindig moet zijn. Die oneindige straf kunnen we niet op aarde dragen, omdat we hier slechts een tijdelijk bestaan hebben. Er is een hel nodig, een eeuwige pijn om die oneindige straf te dragen. Alleen zo kan genoeggedaan worden aan Gods rechtvaardigheid.
Als Love dan spreekt over de verschrikkelijke toekomst van de goddelozen, zegt hij het volgende: ‘Op aarde kunnen zij Gods toorn niet bevredigen. Waarom niet? Omdat de zonde oneindig is, kan hun straf hier slechts eindig zijn, voor een tijd. Daarom kan al hun lijden Gods toorn niet bevredigen, die zij door hun zonden verdiend hebben; daarom moet er noodzakelijkerwijs een hel zijn om de mensen tot in alle eeuwigheid te bewaren, opdat door hun eeuwige pijn Gods rechtvaardigheid bevredigd kan worden, wat anders niet kon geschieden’ (2 Thess.1:5).
Klinken deze tonen nog door in onze prediking? Beseffen we nog wat Gods rechtvaardigheid betekent? We willen nagaan hoe de Bijbel erover spreekt.
Wat heeft Christus met diepe ernst de werkelijkheid van de eeuwige straf in de hel verkondigd. De notie van de eeuwige straf heeft een vaste plaats gehad in de prediking van Christus en de apostelen.

Wezenlijk onderdeel van de prediking
Wie het Woord van God eerlijk leest, zal tot de conclusie moeten komen dat de werkelijkheid van de hel en van de eeuwige straf een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de Evangelie, dat gepredikt moet worden aan alle volken. Juist in het licht van de toorn en het gericht Gods gaat vrije genade schitteren. Nergens wordt zo indringend gesproken over de eeuwige rampzaligheid dan in de woorden van Christus Zelf. Nog steeds zal in de prediking, ook in dat opzicht, de volle raad Gods moeten doorklinken.
We komen in de Bijbel verschillende voorstellingen tegen van de eeuwige straf. Het zijn beelden, die de Heere gebruikt om het verschrikkelijke van de hel aan te duiden. Ik noem er drie, om vervolgens op deze drie voorstellingen in te gaan:
1. het beeld van het onuitblusbare vuur.
2. het beeld van de worm die niet sterft.
3. het beeld van de buitenste duisternis.
Allereerst spreekt Gods Woord dus over het eeuwige vuur, dat niet kan worden uitgeblust. In Matthéus 13:42 spreekt Christus over de vurige oven, waar wening zal zijn en knersing der tanden. Hij herhaalt het in Matthéus 13:50. Ook in Openbaring 9:2 wordt gesproken over een rokende en vurige oven. Op meer plaatsen wordt gesproken over het onuitblusbare vuur van de hel en van de poel van vuur, die bereid is voor de duivel en zijn engelen (Matth. 18:18; Mark. 9:43; Matth. 25:41). Niet alleen engelen, maar ook mensen zullen in dat vuur geworpen worden. Ze zullen eeuwig zijn in het gezelschap van satan met alle gevallen engelen omdat ze zich van God en Zijn Woord hebben afgekeerd en de god dezer eeuw hun zinnen verblind heeft (2 Kor. 4:4).

Beeld van Gods toorn
Het beeld, dat Christus gebruikt, tekent ons de pijniging van de goddelozen door het onuitblusselijke vuur van Gods gericht. Het is een symbool van de toorn van God. Die toorn wordt in de Bijbel aangeduid als een ”verterend vuur” en een ”eeuwige gloed”. Het ontkennen van de werkelijkheid van de hel heeft alles te maken met ons Godsbeeld. We willen geen God, Die de zonde eeuwig straft. We bedenken ons een God bij Wie geen eeuwige straf past. Maar is ons Godsbeeld wel het schriftuurlijk Godsbeeld?
In Deuteronomium 4:24 waarschuwt Mozes tegen het vergeten van God en het buigen voor eigengemaakte goden; in dat verband zegt hij dan: ‘Want de HEERE, uw God, is een veterend vuur’. Omdat Hij God is kan Hij de zonde niet gedogen, moet Hij eeuwig toornen over de zonde. ‘Wie is er onder ons, die bij een eeuwige gloed wonen kan?’ (Jes.33:14).
In het Nieuwe Testament klinkt dezelfde boodschap: ‘Want onze God is een verterend vuur’. (Hebr. 12:29).
Beseffen we wel Wie God is? Calvijn wijst er in het begin van zijn ”Institutie” op dat Godskennis en zelfkennis samen op gaan. Als de Heere in het zondaarshart gaat werken, dan wordt de Heere werkelijkheid in het leven, en dan niet als een ‘lievige’ God, maar als de Heere zoals Hij Zich werkelijk openbaart in Zijn Woord.
Juist in dat licht wordt ook de zonde werkelijkheid en worden we Gods gramschap dubbel waardig. Laten we niet vergeten dat in die weg Christus waarde voor ons krijgt in Zijn bitter lijden en sterven. Als Eén ervaren heeft tot in het diepste van Zijn ziel dat onze God een verterend vuur is, dan is het Christus geweest op Golgotha. Daarom kan door Hem voor helwaardige zondaren de hemel worden geopend. Zo krijgt Hij waarde voor doemwaardige zondaren. Juist in die weg krijgt het Evangelie diepte en inhoud.
Een Evangeliebediening zonder de diepte van de zonde en de werkelijkheid van Gods eeuwige straf is geen Evangelieprediking. Het is Christus, Die de beelden van een poel van vuur en sulfer, van een onuitblusselijk vuur, van het wenen en het knersen van de tanden, heeft gebruikt om te wijzen op de werkelijkheid van Gods brandende toorn. Het doet ons denken aan het oordeel over Sodom en Gomorra, waarover God vuur en sulfer liet regenen. Het zijn beelden ontleend aan onze aardse werkelijkheid om de werkelijkheid van de hel dichtbij ons te brengen.
De Heere doet het om ons wakker te schudden want Hij zoekt onze ondergang niet, maar ons behoud. ‘Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten’ (Ef. 5:14).

(wordt vervolgd )

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 2012

De Saambinder | 20 Pagina's

De werkelijkheid van de hel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 2012

De Saambinder | 20 Pagina's