Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de Catechisatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de Catechisatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

69.

DE WEG DER VERLOSSING (1)

Er is dus een tweeërlei beschouwing, zienswijze, over het genadeverbond. Enerzijds wordt het genadeverbond vereenzelvigd met het verbond der verlossing of ook genoemd „de raad des vredes” (naar supra-lapsarisch standpunt) en anderzijds ziet men beide verbonden van elkander onderscheiden (naar infra-lapsarisch standpunt).

De eerste zienswijze (vereenzelviging) deelde ook Dr. A. Kuyper. Zij hing samen met zijn spekulatief denken. Kuyper ging uit van een kennis Gods, welke achter de Bijbel ligt en van een kennis Gods in de Bijbel. Door beoefening van de kennis van God „achter” de Bijbel dringt men door tot de eeuwigheid om van daaruit de dingen en zaken te stellen. Vandaar Kuypers leer over de „rechtvaardigmaking van eeuwigheid”, waarbij hij tot de stelling kwam, dat de uitverkorenen al als „gerechtvaardigd” geboren worden.

Comrie spreekt in zijn „brief over de rechtvaardigmaking” ook van een eeuwige rechtvaardigmaking. Maar dan bedoelt hij die als liggende „in het besluit Gods”. Dit is iets anders dan de daad Gods, als vallende in de tijd.

Het is nu uit dit tweeërlei standpunt over de kennis van God te verklaren, dat Kuyper kwam tot zijn zienswijze over de veronderstelde wedergeboorte, over een wedergeboorte zonder het Woord (de onmiddellijke wedergeboorte, in engere zin) waarbij reeds de kiem ervan gelegd wordt vóór of in of na de doop en die pas jaren later kan komen tot ontwikkeling, de z.g.n. „sluimerende” of „slapende” wedergeboorte.

Deze „veronderstelde wedergeboorte”-idee is door zijn zoon, Kuyper Jr., nader uitgewerkt en is zo geworden tot een „systeem”.

We lezen in het vierde punt van de besluiten van de synode der Gereformeerde Kerken van 1905: „En wat het vierde punt aangaat, de veronderstelde wedergeboorte verklaart de synode, dat volgens de belijdenis dezer kerken HET ZAAD DES VERBONDS krachtens de beloften Gods te houden is voor wedergeboren en in Christus geheiligd”.

„De beloften des verbonds” worden door deze synode dan gezien als alleen voor de uitverkorenen en het „in Christus geheiligd” als een innerlijke heiliging.

Het zou ons echter weer te ver afvoeren van onze lessen, wanneer we op deze dingen nader zouden ingaan.

We wilden alleen even laten aanvoelen tot welke gevolgen het standpunt van een „tweeverbonden” leer leiden moet, indien men dit konsekwent doortrekt, namelijk tot „veronderstelling”. Denk b.v. aan de kinderdoop. Het is naar Schrift en belijdenis, dat de kinderen worden gedoopt op grond van de „beloften Gods”. Handel. 2 : 39; Kol. 2 : 11 en 12, waar de apostel verband legt tussen de besnijdenis en de doop. Gelijk de besnijdenis is ook de doop een zichtbaar teken en zegel van Gods beloften (Heidelb. Catechismus, zondag 25, vr. 66).

Wanneer we nu de doop aan kinderen bedienen op grond van de beloften Gods, geldend alleen de uitverkorenen, moet men dan niet komen tot „veronderstelling”? Want wie kan weten of het kind uitverkoren is?

We vragen verder: Als men de doop ziet als een verzegeling van innerlijke genade, moet ook dit standpunt niet leiden tot „veronderstelling”?

En hoe was het bij de besnijdenis onder het oude verbond? Waar geeft de Schrift het aan, dat men de kinderen besneed op grond van veronderstelling? Duidelijk blijkt, dat de vaderen van het oude verbond de kinderen besneden op grond van de objektieve beloften Gods. Zie Genesis 17. „En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u” (vs. 7) en in vers 10b: „dat al wat mannelijk is, u besneden worde”.

Om aan de moeilijkheid te ontkomen, heeft men het verbond met Abraham willen stellen als een z.g.n. „volksverbond”. Maar daarmede gaat men ten deze Oud en Nieuw Testament van elkaar scheiden, althans wat het genadeverbond betreft. Hierover iets in een volgende les, waarin we dan nader wensen te wijzen op de praktische beleving van het verbond, waar het ten slotte voor een ieder op aankomt.

Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de Catechisatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's