Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

46.

Toen nu de Pelgrim zijn weg vervolgde, kwam hij aan een kleine heuvel, die was opgeworpen, opdat de pelgrims een eindweegs voor zich uit konden zien.

Niet uit kracht van schepping, maar uit kracht van Gods genade was deze heuvel hier gesteld, tot onderwijzing in de weg, die men had te gaan.

Gekomen uit de duisternis van de schaduw des doods, staat de reiziger naar Sion hier in een geheel andere omgeving. En vanaf deze heuvel der genade kon hij, om niet weer aan het dwalen te geraken, de koninklijke weg die naar Sion loopt bij het licht dat hem was opgegaan duidelijk zien.

Een heuvel, die geheel onderscheiden was van de heuvel Moeilijkheid. Hij dient dan ook niet tot beproeving, maar tot vergemakkelijking in het reizen naar het land des Heeren.

De Pelgrim liep niet om deze heuvel heen, hij bemerkte terstond het doel des Heeren, beklom hem met vreugde, en toen hij rond zag ontdekte hij Getrouw. De man, van wie de portier gesproken had bij het verlaten van het paleis.

Zo luid hij kon riep de Pelgrim hem toe: „Hola, wacht even! ik wil met u mede gaan”. Op dit geroep zag Getrouw om en nu riep de Pelgrim op nieuw: „Wacht even, tot ik u heb ingehaald”. Maar Getrouw antwoordde: „Neen, mijn leven is in gevaar, de bloedwreker is mij op de hielen”! Hij kon geen tijd verloren laten gaan. E3en vluchteling naar de vrijstad laat zich door niemand ophouden. Niets is voor hem erger dan getroffen te worden door de bloedwreker.

Maar zou Getrouw dan niet weten, dat de enige Hogepriester voor hem gestorven is? Ja..., hij heeft van Zijn borgtochtelijk lijden en sterven al menigmaal horen spreken, en dat was hem dierbaar. En dan ziet hij wel ruimte om zalig te worden, al de genegenheden van zijn hart strekken zich dan naar Hem uit. En toch mist hij bij dat alles de vrijmoedigheid om de gekruiste Christus te omhelzen als zijn Borg en Zaligmaker.

Sommigen dringen er bij hem krachtig op aan de gekruiste Christus te omhelzen voor zover hem dat dan mogelijk is. Want zij denken, dat men met de hebbelijkheid van het geloof toch wel kan komen tot de dadelijkheid van de beleving.

Maar bij Getrouw ligt dat anders en geheel anders. De vrijstad is hem dierbaar, zijn bevrijding ligt in de dood van de enige Hogepriester. Met al de kracht van de dierbaarheid die hij in Hem ziet, zoekt hij de dadelijkheid van de beleving. En toch kan hij er niet toe komen.

En hoe zulke mensen dan wel tot de dadelijkheid van die beleving komen? Maar dat is een vraag, waarop de Heere alleen het antwoord kan geven. Zodra het Getrouw duidelijk wordt bij het licht van de Heilige Geest, dat de gekruiste Christus hem vanuit het Woord persoonlijk geschonken wordt, komt hij tot de dadelijke geloofsomhelzing van de gezegende Zaligmaker. Vanuit het Goddelijk schenken bekomt het hart de vrijmoedigheid Hem in het geloof te omhelzen. Wie door de Geest des Heeren geleid wordt in de Waarheid krijgt de Waarheid te verstaan en wordt door de Waarheid vrijgemaakt van de bloedwreker. De Pelgrim was verschrikt door het spreken van de bloedwreker en al zijn krachten inspannende, begon hij zo hard te lopen, dat hij Getrouw niet alleen inhaalde, maar hem zelfs vooruit liep, zodat de laatste de eerste werd. En dat deed de Pelgrim lachen van overmoed, daar hij niet terug dacht aan de tijd, toen hij gebogen ging onder de zware last van zijn ongerechtigheid. Getrouw loopt wel zo hard als hij kan, maar vanwege de schuld die hem drukt kan hij zo hard niet lopen als de Pelgrim. En als hij dat ter harte genomen had, zou hij in overmoed niet gestruikeld zijn. De Pelgrim lachte van overmoed, omdat hij zijn broeder vóór was, maar omdat hij verzuimde goed toe te zien, struikelde hij en deed een val, dat hij niet kon op staan, voordat Getrouw toesnelde om hem te helpen. Met de gedachte meer geleerd en beleefd te hebben dan zijn broeder wordt het hart overmoedig, men gaat met zichzelf de hoogte in. En zie, daar moet de Pelgrim die zo goed kon lopen, door Zijn broeder Getrouw geholpen worden om op te staan. Terwijl Getrouw door de bloedwreker achtervolgd werd, was hij toch met ootmoed bekleed en met liefde vervuld. En al had de Pelgrim de enige Hogepriester in Zijn borgtochtelijk lijden en sterven door het geloof mogen omhelzen, zo stond hij in zijn standelijk leven toch achter Getrouw. En al werd de laatste de eerste, zo werd de eerste toch weer de laatste, en dat was tot zijn vernedering. Dat is een verandering, die gedurig plaats heeft op de geestelijke loopbaan. Laat ons letten op de dienende liefde van Christus, om vanuit Hem in de samenleving vervuld te mogen worden met dienende liefde.

De wijze les van Prediker: „Twee zijn beter dan één, want indien zij vallen, de één richt zijn metgezel op, maar wee de éne, die gevallen is, want daar is geen tweede om hem op te helpen”, werd door deze broeder ter harte genomen. Door een bekende is het aanschouwd, dat ze vriendschappelijk verder gingen en een aangenaam onderhoud hadden over allerlei dingen, die hun op de reis waren overkomen. In het spreken van hart tot hart uit het leven der genade werd de band der liefde versterkt.

Waarderend sprak de Pelgrim in ootmoed en liefde: Mijn waarde en lieve broeder Getrouw, ik ben verheugd u te hebben ingehaald, en ook hierover, dat God in Zijn liefde onze harten zo heeft bewerkt, dat wij deze aangename weg als reisgezellen tesamen kunnen bewandelen.

Ik had gedacht, mijn vriend, zo sprak Getrouw, dat ik van onze stad af uw gezelschap zou gehad hebben, maar gij waart mij te ver vooruit, zodat ik wel genoodzaakt was een groot gedeelte van de weg alleen af te leggen.

Op de vraag: Hoe lang zijt gij in de stad Verderf gebleven, vóór ge mij op deze reis gevolgd zijt? antwoordt Getrouw: Zo lang tot ik het er niet meer kon uithouden, want toen gij vertrokken waart, werd er druk over gesproken, dat onze stad binnen korte tijd door vuur van de hemel tot op de grond toe verbrand zou worden.”

„Wat zegt u, mijn broeder Getrouw, spraken uw buren daarover? Ja, een tijd lang spraken zij over niets anders.” Dat verwonderde de Pelgrim.

„En toch was er niemand dan gij, die trachtte aan het gevaar te ontkomen?” Een bewijs dat de Pelgrim verlangend had uitgezien en nog uitzag, naar de komst van velen, die het in de stad Verderf niet meer uit zouden kunnen houden. Want dat is juist het punt waarom het gaat. Men moet het in die boze stad en in dat leven van zorgeloosheid niet meer uit kunnen houden.

Is het de keus van uw hart geworden de Heere te vrezen, dan heeft de droefheid naar God de overhand, zodat het ons niet mogelijk is langer te blijven in de stad van zorgeloosheid en ongerechtigheid. Want die droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, zij breekt door alle tegenstand heen.

„Al werd er, zo sprak Getrouw,” druk over gesproken, zo geloof ik niet, dat zij stellig aan dat gerucht geloof sloegen, want in het vuur van het gesprek hoorde ik sommigen op minachtende toon spreken over u en uw hopeloze reis, want met die naam bestempelden zij uw pelgrimstocht. Maar ik geloofde en geloof nog, dat vuur en zwavel van de hemel onze stad zullen verwoesten en daarom ben ik haar ontvloden.”

Getrouw had in de stad ook horen spreken van buurman Plooibaar. „Ik vernam,” zo verhaalt hij de Pelgrim, „dat hij u gevolgd is tot hij aan de poel Moedeloosheid kwam. Sommigen zeiden dat hij daarin was gevallen, maar hij wUde dat niet weten. Ik weet echter heel zeker, dat hij terdege met modder bespat was.” En wat zijn buren tot hem zeiden? Sedert hij terugkwam is hij zeer in minachting geraakt bij allerlei mensen. Sommigen bespotten en beschimpten hem, en bijna niemand wil hem werk geven. Hij is er veel erger aan toe dan wanneer hij nooit de stad verlaten had.” Plooibaar heeft naar dit woord: „Reinigt de handen gij zondaar, en zuivert de harten gij dubbelhartigen,” niet geluisterd.

A.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Pelgrimsreis is voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 1968

Bewaar het pand | 4 Pagina's