Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De erfgenamen naar de belofte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De erfgenamen naar de belofte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En indien gij Christi zijt, zoo zijt gij dan Abrahams zaad en naar de beloftenis erfgenamen. Gal. 3 : 29.

III.
Abrahams zaad zijn.
Het zal elk duidelijk zijn, dat met deze uitdrukking niet gedoeld wordt op de natuurlijker wijze uit Abraham gesprotenen. Niet het natuurlijk, maar het geestelijk zaad wordt hier bedoeld. Een zaad, dat in Christus is. Het in-zijn-in-Christus is de onafwijsbare voorwaarde om tot het zaad Abrahams gerekend te worden. Indien gij Christi zijt, zoo zijt gij dan Abrahams zaad, zegt de Apostel. De Heilige Geest betuigt ons, dat die alleen Abrahams zaad te rekenen zijn, die een geestelijke inplanting in Christus kennen. Zij, die vooral ook in deze dagen zoozeer schermen met Abrahams natuurlijk zaad, dat zij die allen rekenen tot kinderen des verbonds, aan wie zij het recht op de goederen des verbonds toekennen, mochten dit wel eens bedenken. Zij kennen rechten toe, die de mensch van nature niet heeft en misleiden de zielen. Hoevelen zullen bedrogen uitkomen, die zich op zulke valschelijk toegekende rechten laten voorstaan. De Joden roemden zich te zijn Abrahams kinderen. Zij verwierpen Christus en Zijn Evangelie. Het Woord, van den Heere gesproken, krenkte hen. Zij hadden de vrijmaking van Christus niet noodig. Hun nationale trots verhief zich daartegen. Dacht Hij, dat zij slaven waren? „Wij zijn Abrahams kinderen, riepen zij, en hebben nooit iemand gediend en hoe zegt gij dan: „Gij zult vrij worden? " En nog eens krijschten zij: „Abraham is onze vader" en nog eens: „Wij hebben een Vader, namelijk God". Hun vijandschap tegen Christus brak echter zoozeer uit, dat zij steenen op namen, dat zij ze op Hem wierpen.
En wij gedoopten, belijders van de Waarheid, Avondmaalgangers, wij zijn, zonder wedergeboorte, als deze Joden. Wij zijn vijanden van God en van Christus van nature. Onze hoogmoed en eigengerechtigheid en vijandschap verzetten zich er tegen om door Christus uit genade gezaligd te worden. De Heere Jezus Zelf zegt het: „Gij zijt uit den vader den duivel en wilt de begeerte uws vaders doen". En eens zal Hij zulke vleeschelijke kinderen Abrahams buiten sluiten, gelijk Abraham de dienstmaagd moest wegzenden en haar zoon, want de zoon, der dienstmaagd zal niet erven met den zoon der vrije. Geen deel heeft het natuurlijk zaad aan de erfenis der rechtvaardigen; geen recht er op. Dat recht wordt door God, aan de uitverkorenen toegekend, uit genade. O, hoe ontzettend zal het eens zijn, als de Heere hen uitsluiten zal en zetten aan Zijn linkerhand, ook al zullen ze zeggen: „Wij hebben in Uwe tegenwoordigheid gegeten en gedronken en Gij hebt in onze straten geleerd". En Hij zal zeggen: „Ik zeg u. Ik ken u niet. vanwaar gij zijt; wijkt van Mij af, alle gij werkers der ongerechtigheid". De ontzettende ernst van ons leven; de onafwijsbare noodzakelijkheid der wedergeboorte; de onmisbare inplanting in Christus, mochten op onze harten gebonden worden en op het hart van degenen, die als leeraren optreden in de kerk, opdat wij onszelf noch elkander niet gerust stellen met de valsche voorstelling dat het natuurlijk: zaad van Abraham recht heeft op de weldaden van het verbond der genade.
De Apostel heeft in het 7e vers getuigd, dat degenen, die uit het geloof zijn. Abrahams kinderen zijn. Hij zelf teekent in het volgende hoofdstuk het ontzaglijke onderscheid tusschen de natuurlijke kinderen Abrahams en het zaad der belofte. Niet Ismaël maar Isaak is het zaad Abrahams. En de kinderen der belofte worden voor het zaad gerekend. Lat zijn zij in Christus. Hij is het zaad Abrahams, zoo Paulus in het 17e vers reeds schreef en in Hem zijn de uitverkorenen Abrahams zaad. Het zijn alzoo degenen, die in den tijd - des welbehagens deel aan Christus verkregen hebben door die inplanting in Hem, waarover wij zooeven gesproken hebben; door de wedergeboorte, waardoor wij het beeld Abrahams verkrijgen en de werken Abrahams doen. Het waar zaligmakend geloof wordt in hen gewrocht, waaruit zij hun gerechtigheid voor God in Christus zoeken en verkrijgen. De onbedriegelijke eigenschap van hen, die Abrahams kinderen zijn, is dan ook deze, dat zij Christus als den eenigen grond hunner zaligheid benoodigen. Er is geen andere naam den menschen onder den hemel gegeven, door welken wij moeten zalig worden en wie waarlijk zich. als een ellendig en arm zondaar voor God leert kennen, krijgt te ervaren, dat alles buiten Christus een zandgrond is, waarop het huis der zaligheid niet is te bouwen. Het vervult dat volk menigwerf met groote vreeze, niettegenstaande de eigenschappen van Abrahams zaad in hen openbaar zijn en zij de genade niet ontkennen kunnen, dat zij de geloofstoeëigeningen van Christus missen. Die zielekommer doet hen hongeren en dorsten en vluchten tot Christus, zoekende in Hem gevonden te worden. O, Iaat ons elkander op Christus wijzen. Staat toch af van het bouwen op allerlei bevindingen. Vele bevindingen zijn slechts inbeeldingen. Tal van zoogenaamde voorkomingen zijn valsch; vele zijn misbruik der Schriften, geheel het Woord Gods verdraaiend. Zouden wij ons daarop verlaten? Dat is veeleer het kenmerk der huichelaren dan dat van Abrahams kinderen. Het hart van den hongerige en dorstige gaat naar Christus uit. Hij is het Brood des Levens en de Fontein, die geopend is voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem. En de verslagen ziele zal in de verkondiging en openbaring van Hem naar de Schriften den weg ter zaligheid vinden en de volkomen vervulling. Abraham is in Hem gerechtvaardigd en Abrahams zaad zijn degenen, die in Christus zijn. Houdt op, houdt op met uw geroep: „Wij zijn Abrahams kinderen", doch jaagt naar de ruste in Christus. Dat onrustig zijn buiten Hem, zal in u verwekken een levende oefening van het geloof en u doen ingaan in de ruste, die er overblijft voor het volk van God. O, onuitsprekelijk voorrecht, dat Abrahams kinderen wordt toegekend, en dat zij door het geloof verkrijgen. Zij worden Gode verzoend in het bloed des Lams en gezegend met alle geestelijke zegeningen in Christus, verkrijgende dien vrede met God, die alle verstand te boven gaat. Ja, hun is de eeuwige zaligheid vermaakt, gelijk wij nu ten slotte overdenken, als wij onze aandacht bepalen bij
III.
de erfenis, die hun vermaakt is.
Indien gij Christi zijt, zoo zijt gij dan Abrahams zaad en naar de belofte erfgenamen, zegt de tekst.
Zij zijn erfgenamen krachtens het Testament, dat hun vermaakt is. Dat is het testament of verbond der genade, dat in Christus vast is en onherroepelijk. Het is opmerkelijk, dat de Heilige Schrift gedurig beide benamingen verwisselt voor dezelfde zaak. Het verbond is een testament en het testament een verbond. Daarmede wordt zeer duidelijk de aard en het wezen van het genadeverbond aangegeven. Zijn in de sluiting van het verbond twee partijen, n.l. God de Vader en Christus ais het Hoofd der uitverkorenen, de weldaden van het genadeverbond komen den uitverkorenen en hun alleen toe bij wijze van testament. Zij zelf deden er niets voor. God de Vader heeft in Christus het testament gemaakt. De Middelaar moest het verwerven en bezegelen. En het testament is onherroepelijk geworden in den dood des Testamentmakers. Alzoo zijn de uitverkorenen nu erfgenamen. Het testament kent hun al de weldaden des verbonds toe. O, onuitsprekelijk voorrecht. Noch de duivel; noch de wereld; noch de zonde en welke vijand er meer zijn moge, kan ooit het vermaakte heil aan Gods volk ontnemen. Christus is gestorven, en Zijn erfenis is in Zijn dood bezegeld, voor de erfgenamen.
Deze zijn het naar de belofte, zegt de Apostel. God deed aan Abraham de belofte en aan zijn geestelijk zaad, als de vader der geloovigen nog in de voorhuid was, begrijpende in hem alleen degenen, die uit de Joden, maar ook uit de Heidenen zijn. Naar die belofte zijn zij erfgenamen. De hun vermaakte erfenis bevat alle zegening voor tijd en eeuwigheid. Laat mij enkele van de beloofde en door. Christus' zoendood aan hen vermaakte goederen noemen. Het mocht dienen tot vertroosting van de oprechten.
Wat dit tijdelijke leven betreft, bevat de erfenis de zegening in Gods gunst. Dit is het onderscheid tusschen de rechtvaardigen en de goddeloozen, dat deze laatsten al de weldaden voor den tijd (waarvan zij er dikwijls vele ontvangen) Uiit Gods linkerhand verkrijgen, maar de erfgenamen worden in Gods gunst gezegend. Hierom is het weinige, dat de rechtvaardige heeft, beter dan de overvloed der goddeloozen. De geloovige omhelzingen van hun erfenis maken hen rijk en doen hen, zelfs bij het kleine deel dat op de wereld hun toevalt, zingen:
Weg wereld, weg schatten,
Gij kunt niet bevatten,
Hoe rijk of ik ben.
Abraham was erfgenaam van geheel Kanaan, hoewel hij er slechts één gekochte grafspelonk in verkreeg. En den uitverkoren erfgenamen is hemel en aarde vermaakt, al verkrijgen zij hier slechts een drooge snede brood tot onderpand. Want het is alles uwe; hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen en Gij zijt Christi en Christus is Gods.
Daarenboven behoort tot het geestelijk erfgoed van het zaad Abrahams, dat al het kwaad, dat God het toezendt, ten zijnen nutte is. Tegenheden, krankheden; verarming, moeite, rouw en wat meer het volk van God, treffen moge, behoort tot de vermaakte goederen van het testament en het alles zal ten goede medewerken dengenen, die naar Gods voornemen geroepen zijn. Een weinig geloof en het is genoeg om in de grootste smarten in den Heere gerust te zijn en te roemen in de verdrukking.
Tot de erfgoederen des verbonds behoort gewis ook de ondersteuning, die de Heere in dit leven den Zijnen geeft. Hun brood is zeker en hun water gewis. De Heere zal hem bevrijden ten dage des kwaads. De Heere zal hem bewaren en zal hem bij het leven behouden; hij zal op aarde gelukzalig gemaakt worden. In zijner vijanden begeerten geeft Hij hem niet over en op zijn ziekbed zal de Heere hem ondersteunen. Ja in den dood zal Hij hen niet verlaten. Wie lust heeft leze, vooral wanneer hij onder den last van vele verdrukkingen gebogen gaat, het kostelijk werk van Boston over het genade-verbond, dat velen oprechten zielen tot troost dienen kan, ontvouwend de erfenis des Heeren naar de belofte. Hef uw hoofden uit uwe verdrukkingen op volk, en roemt in Hem, Die om uwe overtredingen is verwond en verbrijzeld, opdat Hij balsem geven zal uit Gileath. In Zijn testament heeft Hij u de verdrukkingen in de wereld vermaakt. Heb dan, o volk, een behagen in zwakheden en in krankheden en in nooden, opdat de kracht van Christus in u geopenbaard worde.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1937

De Saambinder | 4 Pagina's

De erfgenamen naar de belofte.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1937

De Saambinder | 4 Pagina's