Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het huwelijk in protestantse en rooms-katholieke zin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het huwelijk in protestantse en rooms-katholieke zin

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Achter de praktijk van de kerkelijke huwelijksbevestiging gaat een lange geschiedenis schidl. De hoofdmomenten ervan zijn interessant genoeg om er aandacht voor te vragen. Kennisnemen van de geschiedenis is altijd leerzaam. En dit geldt te meer wanneer er, zoals in onze tijd, ingrijpende veranderingen plaats hebben gehad op het terrein van de huwelijkswetgeving. Daardoor zijn geheel afwijkende patronen ontstaan, waarin bij tijden weinig is te herkennen van wat gedurende vele eeuwen omtrent het wezen van het huwelijk werd gedacht en aangenomen. Het begrip huwelijk, zoals het sinds de oudheid vast lag, heeft een andere inhoud gekregen. De overheid is daarin de vaagheid van meningen binnen de samenleving gevolgd.

Veranderende patronen
De Samen-op-Weg kerken aarzelen niet om in dit spoor ook kerkordelijke bepalingen te ontwerpen. Huwelijken in de traditionele betekenis van het woord kunnen, zo luidt althans het voorstel, kerkelijk "ingezegend" worden. Bij andere verhoudingen is van zo'n inzegening geen sprake. Wel moet er ruimte zijn voor een "zegening" van de relaties tussen mensen. Deze gang van zaken doet geen recht aan hetgeen in kerkelijke kring vanouds werd aangenomen. De kerken spraken altijd over een huwelijk, wanneer het ging om een wettige en publiek herkenbare verhouding tussen een man en een vrouw. Aan die verbintenis hebben de kerken in het verleden grote waarde toegeschreven. Er is een wissel omgegaan in de principiële beschouwing van deze dingen. Men kan de gang van zaken betreuren, zij lijkt niet meer te stuiten.

In vergelijking met deze drastische veranderingen die kerk, staat en maatschappij ontwrichten en om zich heen grijpen, is het verschil van opvatting tussen rooms-katholieken en protestanten omtrent huwelijk en gezin op het eerste oog van geringe betekenis. Tegenover de omslag in het denken van de Westerse wereld kan dit zelfs als onbetekenend aangemerkt worden. Niettemin is het van belang om op de fundamentele achtergrond van denken en handelen voor een moment de aandacht te vestigen. Achter het verschil in beschouwing ligt een onderscheid, dat in verband staat met de belijdenis van en omtrent de kerk, en dat tegelijk ook te maken heeft met de omschrijving van wat een huwelijk in feite is.

Theologie
Achter de huwelijksliturgie, waarin het bruidspaar voor Gods aangezicht treedt, staat een theologische ontwikkeling die op zichzelf genomen ook een weerspiegeling is van de denkwijze binnen kerk en maatschappij. In de Germaanse wereld was het huwelijk vooral een kwestie van gezin en familie. Binnen deze kring speelde zich het geheel af, begeleid door rituelen en handelingen die een eigen zin of betekenis hadden. Men kan verschillende fasen onderscheiden, waarin eerst sprake is van het huwelijk als een wereldlijke aangelegenheid, vervolgens van een zekere verkerkelijking, die zich doorzet op de manier van een sacramentalisering van het huwelijk, In de kerk ontwikkelt zich het gebeuren van een simpele voorbede temidden van de gemeente naar een handeling waarin de priester een wezenlijke rol krijgt toebedeeld. Wat zich vóór de kerk afspeelt, is een ontmoeting waarin de priester de vraag stelt of er huwelijksbeletselen zijn. Blijkbaar is de factor van een publieke erkenning van gewicht. Ieder moet en mag weten welke verhoudingen binnen de samenleving gelden. Na deze officiële handeling aan de kerkdeur (m facie ecclesiae) volgt het eigenlijke kerkelijke gebeuren. Daarin gaat, in gelijke tred met de theologische ontwikkelingen binnen de scholen, de sacramentalisering een grote rol spelen.

Wellicht kunnen we ons ter informatie het eenvoudigst houden aan de opvattingen van de bekende theoloog Thomas van Aquino. Deze geeft een omschrijving van het huwelijk waarin een etymologische verklaring de hoofdrol speelt. De bruid draagt een sluier, met geen ander doel dan opdat ze een moeder zou zijn. Op de getrouwde vrouw komt binnen het huwelijk (matrimonium) vooral de taak te liggen om de kinderen op te voeden. Als moeder beschermt zij ook haar kinderen, daar zij een man naast zich heeft. Ook betekent het huwelijk dat de vrouw haar man niet voor een ander heeft te verlaten. We beschouwen deze pogingen tot een definitie als een vernuftig en fantasierijk spel met woorden, waarachter echter tegelijk de overtuiging schuil gaat dat het huwelijk een hoge en heilige zaak is, vooral omdat het een beeld is, een sacramentum, zoals Paulus zegt, een geheimenis van de verbintenis tussen Christus en de gemeente. De mystieke unie tussen Bruid en Bruidegom wordt gesymboliseerd door het heilige huwelijk. Dit betekent niet dat ieder huwelijk ook werkelijk deze inhoud bevat. Het huwelijk is immers (zo leerde Petrus Lombardus reeds) niet ingesteld na de zondeval, zoals de andere sacramenten. Het sacramentele karakter ervan duidt derhalve ook niet allereerst op een sacrament als geneesmiddel, maar op een handeling die als een plicht of ambt kan worden beschouwd. Echter juist daarom geldt ook dat slechts de gelovigen elkaar dit sacrament kunnen bedienen, in die zin dat zij door de verleende genade kunnen bijdragen aan de hogere. geestelijke vervulling van die zaken die in het huwelijk vereist worden: hefde, nageslacht. Ook tussen ongelovigen kan sprake zijn van een echt huwelijk. Het mist echter de genade, die in staat stelt tot het vervullen van een hogere geestelijke opdracht van de gehuwden ten opzichte van elkaar. In de strijd met ketters die de kwaliteit van de verbintenis aanvochten, werd het huwelijk op één lijn gezet met de sacramenten van doop en avondmaal: beide verschaffen genade, wanneer er geen wettige verhindering wordt opgeworpen

Theologie in formules
De ontwikkeling van de rooms-katholieke theologie in de contra-reformade leidde tot het vastleggen in de decreten van het concilie van Trente (1563) en in onze eigen tijd in die van het Tweede Vaticaans concilie (1965). In Trente werd het anathema uitgesproken over hen die ontkenden dat er zeven sacramenten zijn. Uitdrukkelijk wordt daarbij het huwelijk genoemd als door Christus ingesteld. Met een verwijzing naar Adams woorden (uit Gen. 2: 23v.) stelt het Concilie van Trente dat de bijzondere genade de natuurlijke liefde voltooit, de onverbrekelijke eenheid bevestigt en de gehuwden heiligt. Het sacrament is door het lijden van Christus verdiend. "Daar nu het huwelijk in de wet van het evangelie door Christus uitgaat boven de huwelijksverbintenissen uit vroeger tijd, leerden ons de heilige vaderen, de concilies en de gehele kerkelijke traditie dat het geteld moet worden onder de sacramenten van de nieuwe wet". Vervolgens wordt in Trente het anathema uitgesproken over degenen die ontkennen dat het een sacrament is. Hetzelfde oordeel treft hen die een ander oordeel dan de kerk hebben over de graden van bloedverwantschap die een huwelijk verhinderen. Deze sacramentele opvatting moet ook wel leiden tot de stelling dat de kerkelijk rechter de bevoegdheid heeft om huwelijkszaken te regelen. Het standpunt dat Trente onder woorden bracht, leidt zonder omwegen naar de opvatting dat het kerkelijk huwelijk in feite het enige is dat beantwoordt aan de rooms-katholieke leer, en daarom prioriteit heeft boven de burgerlijke huwelijkssluiting.

Ook het Tweede Vaticaans Concilie heeft zich over het huwelijk uitgesproken, daarbij uitgaande van de lijn die theologie en kerk voordien hadden uitgestippeld. In de pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd vormt de uiteenzetting over het huwelijk de inzet van de bespreking van enkele bijzonder urgente problemen. Huwelijk en gezin staan onder hoge spanning: "Maar niet overal schijnt de waardigheid van dit instituut in een zelfde lielder licht, daar het toch door polygamie, door de plaag van de echtscheiding, door de zogenaamde vrije liefdesverhouding en andere vergroeiingen wordt ontluisterd; bovendien wordt de huwelijksliefde al te vaak geprofaneerd door egoïsme, louter erotische genotscultus en, ook in dit verband, door ongeoorloofde praktijken tegen het doorgeven van het leven". Het concilie pleitte voor een hoog en heilig houden van huwelijk en gezin, waarbij ook gedacht wordt aan de heiligheid van de huwelijksliefde, die meer moet zijn dan louter erotische neiging, die jammerlijk snel uitdooft. Ook wordt de aandacht gevraagd voor het harmoniëren van de huwelijksliefde met de eerbied voor het menselijk leven.

Achter deze omschrijving staat ook weer de sacramentele aard van het huwelijk. Door dit karakter ontstaat eerst goed het gezin als kleine kerk: "In die kleine kerk van het gezin dienen de ouders door hun woord en hun voorbeeld voor hun kinderen de eerste geloofsverkondigers te zijn en de eigen roeping van elk onder hen, bijzonder wanneer het om een gewijde roeping gaat, met zorg te bevorderen". Het speciale van dit sacrament komt volgens het concilie ook tot uiting op het oefenveld, die uitstekende school voor het lekenapostolaat, waar de echtgenoten voor elkaar en voor hun kinderen boodschappers zijn van het geloof en de hefde van Christus. "In het christelijk gezin, dat gesterkt is door de genade en de verplichtingen van het huwelijkssacrament", moeten de kinderen God leren kennen en eveneens leren om hun naaste te beminnen. De hoge opvatting van het huwehjk als sacrament bevordert een even hoge opvatting van huwelijk en gezin en alle aspecten die daarmee samenhangen

Kerkelijk recht en onderricht
In het canonieke recht (Can. 1055-1165) wordt tot in kleine bijzonderheden omschreven welke eisen aan een verbintenis gesteld mogen worden. Uitgangspunt is opnieuw, dat het huwelijk een sacrament is. "Het huwelijksverbond, waardoor man en vrouw met elkaar een algehele levensgemeenschap vormen, die uit haar natuurlijke aard gericht is op het welzijn van de echtgenoten en op het voortbrengen en opvoeden van kinderen, is door Christus de Heer tussen gedoopten verheven tot de waardigheid van sacrament" (Can. 1055). "Daarom kan er tussen gedoopten geen geldig huwelijkscontract bestaan zonder dat het door dit feit zelf sacrament is". Eenheid en onontbindbaarheid zijn de wezenlijke eigenschappen van een huwelijk, dat tot stand komt door de wilsinstemming van de partijen. Het huwelijk van katholieken, ook al is er maar één partij katholiek, valt niet alleen onder het goddelijk recht, maar ook onder de bevoegdheid van de burgerlijke overheid, inzake de louter burgerlijke gevolgen van het huwelijk. Huwelijkspastoraat is een taak van de kerk. Die taak verricht de zielzorger in prediking, persoonlijke voorbereiding, vruchtbare liturgische viering en ook door middel van hulpverlening aan de gehuwden. Om het sacrament van het huwelijk vruchtbaar te kunnen ontvangen, wordt aan de verloofden dringend aanbevolen "dat zij tot het sacrament van de boete en van de allerheiligste Eucharistie naderen" (Can. 1065-§ 2). Het wetboek van het canonieke recht regelt in twee afzonderlijke hoofdstukken de beletselen die een huwelijk ongeldig maken. Wat de viering van een huwelijk betreft, spreekt het Wetboek uit dat deze moet geschieden in de parochiekerk, ook wanneer het een huwelijk betreft "tussen een katholieke partij en een gedoopte niet-katholieke partij". Men kan deze viering ook doen geschieden in een andere kerk of kapel, namelijk met verlof van de plaatselijke ordinaris of pastoor (Can. 1118).

Bij gemengde huwelijken moet er uitdrukkelijk verlof verleend worden van de bevoegde overheid. De tekst van dit artikel (Can. 1124) luidt als volgt: "Het huwelijk tussen twee gedoopte personen, van wie de ene in de katholieke kerk gedoopt of hierin na het doopsel opgenomen is, en haar niet bij formele akt verlaten heeft, en van wie de andere ingeschreven is in een Kerk of kerkelijke gemeenschap die niet in volledige gemeenschap leeft met de katholieke kerk, is zonder uitdrukkelijk verlof van de bevoegde overheid verboden".

De volgende Canon omschrijft de voorwaarden die hier gelden: "1® de katholieke partij dient te verklaren bereid te zijn gevaar voor geloofsafval te vermijden en zij dient een oprechte belofte af te leggen naar vermogen alles te zullen doen opdat alle kinderen in de katholieke Kerk gedoopt en opgevoed worden; 2^ van deze door de katholieke partij af te leggen belofte dient de andere partij tijdig op de hoogte gebracht te worden, en wel zó dat het vaststaat dat zijzelf werkelijk bewust is van de belofte en verplichting van de katholieke partij; 3® beide partijen dienen onderricht te worden over de doeleinden en de wezenlijke eigenschappen van het huwelijk, die door geen van beide contractanten uitgesloten mogen worden". Eventueel kan dispensatie worden verleend, wanneer ernstige moeilijkheden het in acht nemen van de canonieke vorm in de weg staan.

Met deze canonieke bepalingen stemt ook het catechetisch onderwijs overeen, zoals dit in de "Katechismus van de katholieke kerk" wordt gegeven. Ook hier ligt de nadruk op het sacrament, dat de echtgenoten als bedienaars van de genade aan elkaar geven. Opvallend is, dat in dit leerboek van de rooms-katholieke kerk redelijk uitvoerig gesproken wordt over gemengde huwelijken en het verschil in eredienst. Wél is hier sprake van de gemeenschappelijk pastorale benadering, die op tal van plaatsen dank zij een oecumenische dialoog is opgezet. Ook in dit geval echter rust er op de katholieke partij een bijzondere taak. "Het is een grote vreugde voor de christelijke partij en voor de kerk, wanneer deze "heiliging" leidt tot een vrijwillige bekering van de andere partij tot het christelijk geloof

In het bovenstaande is slechts summier weergegeven wat in de rooms-katholieke traditie tot op heden geldt, blijkens de officiële stukken. Summier, omdat de vele bepalingen in het kerkelijk wetboek zeer gespecificeerd ingaan op concrete situaties. Ook in dit geval echter vraagt de wettelijke bepaling om toepassing, en de concreetheid van het voorschrift kan dikwijls niet verhinderen, dat het bevoegd kerkelijk gezag een uitleg biedt die aanpassing mogelijk maakt. Intussen verandert dit niets aan de fundamentele conceptie: de opvatting van het huwelijk als een sacrament past naadloos bij de opvatting dat de kerk zelf sacramenteel van aard is. Daarbij is van wezenlijke betekenis de bovennatuurlijke waarde die men aan het sacrament als zodanig toekent. In dit "genadebegrip" ligt opgesloten dat aan de mens een kracht wordt ingegoten, die hem in staat stelt tot het vervullen van een taak binnen de kerk als zodanig, of ook binnen de kleine kerk, die het gezin vormt. De leek is van die kracht volkomen afhankelijk. Hij is op de kerk, dat is: op de priester aangewezen. Vandaar dat de gehele canonieke wetgeving van de kerk er op gericht is om dit specifiek rooms-katholieke denken over de genade te beveiligen.

Toen Luther in 1520 het canonieke wetboek in het vuur wierp, was daarmee ook een totaal nieuwe opvatting van de genade aan het licht getreden. Een algehele vernieuwing van de theologie leidde tot een ander kerkrecht en zij voerde eveneens tot een andere vorm van huwelijksonderricht. Naast, veelszins ook tegenover, elkaar stonden de structuren van de theologie en ook van het kerkrecht. Het huwelijk werd niet meer gezien als een sacrament. De genade Gods werd, zoals te verwachten viel, niet langer gezocht in het depositum waarover de kerk de beschikking had, maar in het evangelie, dat als de grootste schat van de kerk werd beschouwd. En daarmee kwam het ook tot een andere huwehjksethiek.

Huwelijk onder het Woord
De Reformatie had aanvankehjk de handen vol aan de ombouw van kerk en maatschappij. Zij mondde ook uit -het moet gezegd worden- in een aantal verschillende kerkelijke denominaties, die niet op staande voet konden beschikken over een overal en altijd geldende theologie, over heldere en eenduidige confessies en zeker ook niet over een kerkelijk wetboek dat met gezag bekleed was binnen het gehele protestantisme. De diversiteit betrof zeker niet het oordeel over de middeleeuwse theologie, dit was algemeen genomen vrij negatief Over de gehele linie werd, vooral in het begin, deze schooltheologie afgewezen. Daarmee werd ook de inhoudelijke, kerkrechtelijke beoordeling van het huwelijk anders opgevat. Men kan zeggen dat het wegvallen van het sacramentele karakter de weg opende tot een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor een goede regelgeving in de richting van de overheid. Ook het praktische onderwijs kreeg een gewijzigde opdracht. Het is de moeite waard om te onderzoeken op welke manier het huwelijk functioneerde in de pedagogiek van de kerk. We kunnen met één karakterisering die wijziging aangeven. De kerk werd van een sacramentskerk tot een kerk onder het Woord. Daarmee kwam het huwelijk als een goddelijke en heilige instelling ook onder de klem van het Woord Gods te staan.

Wanneer we Luthers gedachten in het kort trachten weer te geven, kunnen we zeggen dat hij in zekere zin het gehele leven onder de band van het Woord heeft gebracht. Zijn ontdekking van de rechtvaardiging door het geloof alleen had tot uitwerking, dat het christenvolk beschouwd kon worden als een gewijd priesterschap. Wie "door de doop is gekropen", is een gewijde priester. Daarmee was de bijzondere positie van ambt en bijzonder priesterschap opgeheven. Men kan zeggen dat het inderdaad een "elevatie", een omhoogheffen was van het priesterschap van alle gelovigen. De keerzijde ervan was vanzelf dat alles gewijd werd en dus al het profane geaccepteerd mocht worden, mits geheihgd door het Woord van God. De rechtvaardiging van de goddeloze hield zeker niet in, dat de goddeloze in die staat van godsvervreemding kon blijven. Het betekende wel, dat het gehele leven aan de voet van het kruis getransformeerd werd. Het vrijsprekende woord van Gods belofte raakte inderdaad de levensverbintenis tussen man en vrouw op een wezenlijk punt. Maar het verhief deze relatie niet tot een sacrament. Dit blijkt duidelijk uit het "trouwboekje" dat Luther in 1529 uitgaf en dat in talrijke uitgaven samen met de Kleine Catechismus werd uitgegeven. Met zoveel woorden gaf Luther te kennen dat het huwelijk een wereldlijke aangelegenheid is. Daarom paste liet de geestelijke of kerkedienaren niet om daarin iets te verordenen of te regeren. "Wij laten aan iedere stad en aan ieder land zijn eigen gebruik en gewoonte, zoals deze uitgeoefend worden [....] Begeert men echter van ons dat wij dit voor of in de kerk inzegenen, dan zijn wij verplicht om dit te doen". De dienst was uitermate sober. Een vraag of er verhinderingen waren, een kort woord van wederzijdse trouw, een verwijzing naar enkele teksten, waarop een drieledige vermaning volgde: het gebod van God, de herinnering aan het kruis dat God op deze stand heeft gelegd, en ook de troost vanuit de wetenschap dat de huwelijkse staat God behaagt. Het geheel werd met een zegen afgesloten. Men ziet dat alles hier tot het wezenlijke is gereduceerd. Het huwelijk is een wereldlijke aangelegenheid. Daarmee doorbrak Luther de roomskatholieke opvatting. Dat dit inderdaad de bedoeling was, moet wel duidelijk worden uit het feit dat hij zijn eigen huwelijk zag als een forse aanslag op de gehele pauselijke, kerkelijke inrichting. Tegelijk zien we dat de regeling van deze ordening Gods werd overgelaten aan de overheid. De positie van de kerk is daarbij een geheel andere geworden.

Calvijn over het huwelijk
Voor Calvijn is het huwelijk van een goddelijke orde, door Hem ingesteld en door Hem ook gezegend. Het is een goede en heilige ordinantie Gods. Ook de landbouw, de bouwkunde, het schoenmakersvak en andere beroepen zijn op die manier door God ingesteld. Maar het zijn geen sacramenten: er is geen teken, geen uiterlijke ceremonie door God ingesteld om een belofte te bevestigen. Paulus spreekt in de brief aan Efeze over een mysterie, als het gaat om de innige verbintenis tussen man en vrouw in het huwelijk. Calvijn weigert dit woord op te vatten in de zin van een sacrament, zoals de Latijnse vertaling het wilde. In een brede uiteenzetting verklaart Calvijn dat het niet aangaat om hier de idee en de werkelijkheid van een teken en zegel van Gods genade in te zien. Deze opvatting betekende echter geenszins dat het huwelijk niets te doen zou hebben met het geloof en met de genade van God. Men dient er niet lichtvaardig mee om te gaan. Calvijn sluit zich bij Luther aan, wanneer hij zegt dat het gaat om een goddelijke instelling. In de Geneefse liturgie treffen we de volgende gedachte aan: "De openlijke, plechtige ceremonie van de huwelijkssluiting is door de christenen ingericht om de ware en rechtmatige echtverbintenis in grote eer, erkenning en waardering te houden, opdat geen bedrog of misleiding tussen de partijen zou voorkomen, maar alles in goede trouw en redelijkheid zou geschieden en daarmee de kerk voor het heil van de huwenden zou bidden. Daarom is het de taak van de predikanten om vanaf de kansel de namen bekend te maken van hen die gaan trouwen en hen voor de gehele gemeente te bevestigen. Zij zullen hun het gewicht en de uitnemendheid van de staat van het huwelijk aantonen door de heihge Schrift.

In het formulier worden de instelling van het huwelijk en de wederzijdse verplichtingen opgesomd. Het kerkelijke stuk doet in veel opzichten denken aan het oude bevestigingsformulier, dat gangbaar was in de kerken die in ons land op de Geneefse traditie teruggaan. De vraag is of het huwelijk en de bevestiging ervan in de kerk, als het er op aan komt, een overheidstaak is dan wel een kerkelijke aangelegenheid. Wie het sacramentele karakter loslaat, heeft daarmee nog niet vanzelfsprekend ook een kerkelijke factor overboord gezet. De geschiedenis van de kerken binnen de gereformeerde traditie laat een geheel verschillende praktijk zien. We volgen voor een kort moment de ontwikkeling binnen de kerken van de Nederlandse Reformatie.

Overheid of kerk
De afwijzing van de gedachte dat het huwelijk een sacrament is, had grote gevolgen. Is het nu een zaak van de overheid geworden, zoals toch kennelijk de gedachte van Calvijn is, of is het een opdracht van de kerk gebleven, die zich geroepen ziet om een voor de overheid gesloten huwelijk nu ook kerkelijk te bevestigen? De eerste gedachte overheerste in de Nederlandse kerken. Huwelijkssluiting is een taak van de overheid, de magistraat van een stad of die van een stad in een bepaalde regio. De gereformeerden konden zich voor die opvatting beroepen op de situatie die in Zwitserland bij het begin van de gereformeerde reformatie zich had voorgedaan. In de grote, leidinggevende steden hadden de magistratenhuwelijksrechtbanken ('Ehegerichte') ingesteld. Deze worden wel beschouwd als de voorlopers van de kerkenraden. Toch gaat die gedachte niet op. Het waren overheidslichamen, die een voorbeeldfunctie hadden ook voor de kerken in Nederland. Maar de overheid dacht niet in deze richting. In 1582 verzocht de synode van Gelderland om de instelling van zo'n hchaam: "omdat er veel huwelijkszaken in dit vorstendom voorvallen, waarin de dienaren van de kerken niet kunnen of zullen resolveren, zal vanwege deze synode van de overheid begeerd worden dat zij sommige geleerde en godvrezende mannen daartoe zullen committeren, die alle huwelijkszaken naar het Woord van God en keizerlijke rechten zullen beoordelen en beslechten". De overheid wilde echter niet in deze zin het probleem oplossen. In 1601 verklaarde een synode in Amsterdam dat de huwelijkssluiting "alleen tot de politie behoort". Reeds de synode van Dordrecht uit 1574 klaagde dat de overheid zich op geen enkele manier met de zaak wilde inlaten. Noodgedwongen nam derhalve de kerk haar taak op zich, door in het algemeen de eis te stellen van een driemalige zondagse afkondiging, die moest dienen om alle heimelijke huwelijken tegen te gaan. Kerk en staat werkten niet samen. Al naar gelang de plaatselijke situatie geschiedde de bevestiging door de kerk of door een officier, als vertegenwoordiger van de overheid.

Het is boeiend om nu te zien hoe telkens allerlei huwelijkszaken op kerkelijke vergaderingen aan de orde kwamen. Men kan de kwesties rubriceren als volgt: er worden problemen behandeld van echtscheiding en tweede huwelijk, van verboden graden van verwantschap, verloving, huwelijksbeloften, gemengde huwelijken en meer. Men strijdt tegen de geheime huwelijken, tegen de gang van zaken in de pastorieën bij de gewezen pastoors, die gedwongen werden om openlijk hun concubines te huwen. Men fulmineerde ook tegen het optreden van mensen die slechts in het geheim aan elkaar beloften van trouw hadden gedaan. Vele uren werden op kerkelijke vergaderingen besteed aan wat eens werd aangeduid als de "ongeregeldheden die gebruikt worden door jongelieden die zich bijeenvoegen als echtelieden, nochtans niet geconfirmeerd door de dienaren, welke jongelieden zich als de beesten aanstellen". Een weinig positieve beoordeling van de situatie waarin jongeren zich begaven die niet officieel wensten te trouwen. De kwalificaties liegen er niet om: "in hoerdom bij elkander zitten", "zich voor de wettelijke samenvoeging door het beddelopen onordentelijk verenigen". De oorlogstoestand zal er debet aan geweest zijn dat alleen al de synode van Noord-Holland in de periode van 1576- 1606, een tijdsbestek van dertig jaar, achttien maal had te oordelen over dergelijke toestanden. Wanneer dergelijke lieden zich bij de kerk aanmeldden om alsnog hun huwelijk officieel te laten bevestigen, toonde de kerk zich gematigd positief, ook al omdat men bevreesd was dat de jongelieden bij een weigering zich zouden vervoegen bij de papen, om zich daar te laten confirmeren, dan wel in hun onecht zouden continueren. We kunnen hier enkele conclusies trekken:

1. De kerken hebben herhaaldehjk aangedrongen op een regehng van de huwehjkssluiting door de overheid.
2. Zij hebben, toen die regehng uitbleef, het kwaad van een voortijdig samenwonen niet goedgekeurd, maar er uit alle macht tegen gestreden.
3. Zij hebben ook aangedrongen op een bevestiging van deze huwelijken in de kerk, om groter kwaad te voorkomen.
4. Zij hebben daarbij de gelegenheid aangegrepen om in een huwelijkspreek concreet op te roepen om in de orde van het evangelie naar Gods wetten te leven.

In 1656 werd eindelijk een "Eght-Reglement" uitgevaardigd door de overheid, een huwelijksordinantie, bestaande uit 95 artikelen, geldig in steden en dorpen staande onder de generaliteit. Het zou ieder jaar gepubliceerd worden. In het edict werden oude bepalingen opgenomen, afkomstig van keizer Karei, terwijl ook een politieke ordinantie van de Staten van Holland werd ingevoegd. De bepalingen leken helder en de uitvaardiging geschiedde met kracht. Maar menige onduidelijkheid in de praktische uitvoering resteerde. De verhouding tussen de kerkelijke huwelijksbevestiging en die welke door de magistraat werd verricht, bleef vaag. In de kerk werden dezelfde vragen gesteld als op het gemeentehuis. Omgekeerd had de kerkelijke dienaar de bevoegdheid om in gelijke termen als op het stadhuis het huwelijk te bevestigen. Eerst later, toen de burgerlijke huwelijkssluiting voor iedereen verplicht werd gesteld, werd men genoopt om over de plaats en betekenis van de kerkelijke handeling na te denken. Geen sacrament. Wel een bevesdging. Het vragen van een zegen? Of meer dan dat, ook een bevesdging van een belofte, onder oplegging der handen meegegeven aan het bruidspaar? De theologisch- liturgische invulling kan gebruik maken van een grote ruimte voor interpretatie, die naar gelang van de theologisch-kerkelijke opvatting binnen de gereformeerde traditie nogal wat kan verschillen

Eigen oordeel
Het is opmerkelijk dat de kerkrechtelijke formulering inzake het huwelijk in de Dordtse kerkorde bijzonder summier is. De synode constateert dat er overal verschillende gebruiken inzake het huwelijk in zwang zijn. Het is echter wenselijk dat er een zekere gelijkvormigheid in acht wordt genomen. Daarom willen de kerken voorlopig blijven bij de gebruiken die zij tot nu toe in overeenstemming met Gods Woord en de kerkelijke ordinantiën hebben onderhouden, totdat de hoge overheid, die daartoe zo spoedig mogelijk een verzoek zal ontvangen, een generale ordinantie zal uitvaardigen. Deze laatste zal tot stand komen "met advies van de kerkedienaren". In dit stuk van zaken verwijst de kerkorde naar die toekomstige ordinantie. We zagen reeds dat eerst na bijna veertig jaar die regeling tot stand kwam. Maar ook toen kon de kerk zich beroepen op een eigen uitleg van bepalingen, door de overheid gemaakt. Weliswaar volgde zij in de regel de beslissingen van de overheid. Dit betekende echter  voor haar niet dat zij in alles zich schikte naar de inzichten van magistraten en andere overheden. Zij behield zich het recht voor tot een eigen oordeel, bijvoorbeeld in zaken van echtscheiding en tweede huwelijk.

Dit eigen recht beschouwde zij als onvervreemdbaar. En het kan van de grootste betekenis zijn dat dit recht, zoals het altijd door de kerk is gevindiceerd, niet wordt prijsgegeven. Burgerlijk recht en kerkrecht verschillen in menig opzicht. Kerkelijke rechtspraak kan voor zich eigen wegen uitstippelen, die dan altijd vast moeten hggen in de kerkelijke orde, en die ook duidelijk en helder moeten zijn. Het behoort tot de grondrechten van de kerk, dat zij naar haar eigen statuut moet worden beoordeeld. En uiteindelijk is dit statuut geen ander dan wat zij in het Woord van God heeft gevonden als de regel voor geloof en leven. Van moeilijkheden zou geen sprake kunnen zijn, wanneer kerk en staat zich op gelijke wijze konden uitspreken over het wezen van een huwelijk. Wat dit laatste aangaat, is er meer overeenkomst tussen protestantse en ^ rooms-katholieke opvattingen dan tussen die van W deze beide tegenover de opinies die in de samenleving en ook binnen de kring van de overheid worden uitgesproken.

In een college dat indertijd door prof F.L. Rutgers te Amsterdam werd gegeven, sprak deze over mogelijke moeilijkheden, die zouden kunnen rijzen "wanneer er bepalingen door de overheid gemaakt werden, die tegen Gods Woord ingingen, zoals bijvoorbeeld van sociahstische zijde is voorgesteld: het huwelijk afschaffen of tijdelijk maken. Dan moesten de kerken weer zelf optreden en zouden zij zelf een huwelijksordinantie moeten maken en aan de overheid in zoverre zich onderwerpen als zij niet tegen Gods Woord inging. De toetsing aan Gods Woord blijft altijd eis". Feitelijk is hier de verklaring gegeven dat de kerk zich altijd een eigen oordeel voorbehoudt. Dat oordeel zal wellicht niet door de samenleving of door de overheid worden overgenomen, of zelfs maar gerespecteerd. Het blijft evenwel eis van A het Woord Gods dat, om het met een goed lutherse ^ term te zeggen, "geen duimbreed zal wijken". Slechts wordt de problematiek hier op een bijzondere manier gedrukt door het feit dat, naar het zich laat aanzien, de kerken moeite zullen hebben om gezamenlijk zulk een eigen oordeel uit te brengen, te vertolken en kenbaar te maken. Het protestantse standpunt ten aanzien van het huwelijk onderscheidt zich nog altijd van het rooms-katholieke op een zeer belangrijk, zelfs fundamenteel onderdeel. Groter echter is de distantie ten opzichte van de volstrekt geseculariseerde inzichten en praktijken, door de wetgever gesancdoneerd, waarbij het huwehjk als zodanig zijn betekenis, niet alleen linguïstisch, maar ook moreel en daarmee wezenlijk heeft verloren. "Een eigen oordeel" - het blijft niettemin eis, dat de kerken het zich niet laten ontnemen, niet ten opzichte van de rooms-kathoheke huwelijksopvatting, maar nog minder ten overstaan van een opvatting en praktijk waarin een eeuwenoude traditie zonder pardon overboord wordt gezet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2001

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Het huwelijk in protestantse en rooms-katholieke zin

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 2001

Protestants Nederland | 24 Pagina's