Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Isaäc da Costa (1798-1860)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Isaäc da Costa (1798-1860)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Strijder in de volle wapenrusting Gods

(2) Voorspoedige studie

De universitaire studie van Da Costa, mede bevorderd door de gedegen voorbereiding in Amsterdam, had een bijzonder voorspoedig verloop. Na een periode van slechts twee jaar - ook hierin leek hij op zijn leermeester! - voltooide hij zijn academische opleiding in de rechten. Op 7 december 1818 promoveerde hij tot doctor in de rechtsgeleerdheid, waarna hij zich als advocaat vestigde in zijn geboortestad. Drie jaar later promoveerde hij voor de tweede maal, nu in de faculteit van de letteren en de bespiegelende wijsbegeerte, op een studie die aan de Griekse dichter Homerus was gewijd. Indien de jonge Da Costa zich later niet zo onvoorwaardelijk had uitgesproken tegen de 'verlichte' tijdgeest zou hij ongetwijfeld, evenals Bilderdijk, niet zijn gepasseerd voor een hoogleraarsbenoeming.

Ook als dichter had de talentrijke promovendus zich voorspoedig ontwikkeld. Nadat hij als vijftienjarige in 1813 met Lof der dichtkunst had gedebuteerd, verscheen een jaar later zijn eerste publicatie De verlossing van Nederland. In de jaren 1821- 1822 deed hij de beide delen van zijn Poëzy het licht zien. De Maatschappij voor Nederlandse Letterkunde bood hem haar lidmaatschap aan ten bewijze dat hij als dichter reeds grote roem genoot. Een succesvolle carrière scheen voor de ruim twintigjarige dichter en geleerde weggelegd.

Niet gelukkig...

In weerwil van zijn voorspoedige wetenschappelijke en dichterlijke loopbaan voelde de jonge Da Costa zich echter niet gelukkig. Herhaaldelijk bevond hij zich in 'een staat van neergeslagenheid' waarvan hij zich geen rekenschap wist te geven. Hierdoor voel ik mij, zo schreef hij aan zijn levenslange vriend Willem van Hogendorp, 'volkomen ongelukkig, op het oggenblik, dat ik uit onzen wereld in de dagelijkschen nederdale.' Mogelijk heeft ook een ongelukkige liefde voor een zuster van Capadose aan deze stemming bijgedragen. In elk geval gaf het uitgaansleven, dat bestond in veelvuldig bezoek van toneelvoorstellingen en concerten, hem steeds minder bevrediging. Het onderwijs van Bilderdijk bracht hem in deze levensfase tot dieper bezinning. Diens invloed was in eerste instantie aanvankelijk niet beslissend voor zijn overgang naar het Christendom, maar wel voor een diepere bewustwording van zijn Jodendom.

Het oude bondsvolk

Reeds op het Atheneum had zijn gewaardeerde leermeester professor D.J. van Lennep, de vader van de later zo bekend geworden schrijver Jacob van Lennep, zijn belangstelling gewekt voor de historische waarheden van de Bijbel. Deze hadden hem naar eigen zeggen 'de eerste zelfbewustheid geschonken eener roeping als Israëliet.' Verhelderend voor hetgeen in Da Costa's hart omging ten opzichte van de toekomst der Joden is hetgeen W.G.C. Byvanck in de volgende bewoordingen meedeelt. 'In Van Lenneps collegekamer hing een genealogische tabel van de koningen van Israël en Juda. Da Costa stond daarvoor te peinzen. "Heere, wilt gij dan het huis van David nooit wederoprichten? " In zijn ijver vergat hij zijn omgeving en bad overluid, zoodat zijn woorden gehoord werden.' Het besef tot een nationaal en godsdienstig Jodendom te behoren, werd door het onderwijs van Bilderdijk verlevendigd en verdiept. De dichter achtte de emancipatie van de Joden in strijd met Gods wil. De Joden mochten het karakter van Gods uitverkoren volk, de beminden om der vaderen wil, niet verloochenen. Herhaaldelijk sprak Bilderdijk ook over de te verwachten terugkeer van de Joden naar het voorvaderlijke Palestina. In het einde der dagen zou dit volk Christus als de van God verordineerde en gezonden Messias belijden en als de oudste zoon van het Verbond Hem bij Zijn wederkomst vóór en boven alle christenen hulde bewijzen. In een uitvoerig gedicht riep Bilderdijk het oude bondsvolk op om weder te keren tot hun voorvaderlijke erfgoed en vervolgens tot de belijdenis van de Christus der Schriften. Het was niet het enige gedicht dat hij aan de Joden heeft gewijd en dat Da Costa wel niet ongelezen zal hebben gelaten. Evenals de meeste tijdgenoten had hij immers grote bewondering voor de dichtkunst van zijn leermeester. Naar het gevoelen van Bilderdijk behoefde een Jood om Christusbelijder te worden zijn historische identiteit niet te verloochenen. 'De aan God getrouwe Jood is Christen in 't verlangen, ' zo verklaarde hij in een gedicht ter gelegenheid van Da Costa's promotie tot doctor in de rechten. En aan Capadose schreef hij enige jaren later vragenderwijs: 'Wat is de waarachtige Jood anders dan Christen in verwachting? '

Onder de Amsterdamse Sefardische Joden was de Messiasverwachting reeds lang uitgesleten. De jonge Isaac was er dus ook niet bij opgevoed. Da Costa herinnerde zich later nog wel de viering van de avond voor Pasen, de zogenaamde Sederavond, die thuis werd gehouden. Ook de dienst op Pinksteren in de synagoge stond in later tijd nog duidelijk in zijn geheugen gegrift. Bij deze gelegenheid had hij als vijijarig knaapje, om zijn kennis van het Hebreeuws te tonen, het derde hoofdstuk van de profeet Habakuk mogen voorlezen. Maar voor het overige droeg de Joodse godsdienst een louter ritueel, plichtmatig en vormelijk karakter, zonder enige geestelijke bezieling.

'Bilderdijk heeft het joodse zelfbewustzijn bij Da Costa versterkt. Hij meende dat alleen de volkomen jood tot de erkenning van de Messias kan komen. De Messias Jezus is het hart van het Joodse volk, ' concludeert L. Engelfriet in zijn informatieve academische proefschrift Bilderdijk en het Jodendom. 'Deze erkenning zal kunnen leiden tot terugkeer van de joden naar Palestina en tot de heerschappij van de Messias.' Het was dan ook louter aan het onderwijs van Bilderdijk toe te schrijven dat het Jodendom niet minder, maar daarentegen meer betekenis voor Da Costa begon te krijgen. Dat echter niet alleen. De jonge Israëliet kwam geleidelijk ook tot de overtuiging dat de Messias reeds in de oudtestamentische ceremoniële eredienst was afgeschaduwd en in de profetische geschriften was voorzegd. Deze kon dus geen andere zijn dan de gekruisigde en opgestane Christus. Het door Bilderdijk gegeven onderwijs getuigde van voorzichtig en wijs beleid. Naderhand verklaarde Da Costa, die destijds reeds innerlijk overtuigd was, in een historische terugblik: 'Op Israels Messias, Die eenmaal aan Israël en aan geheel de wereld in heerlijkheid stond te verschijnen, wees mij Bilderdijk alleen uit de Wet en de propheten.'

Invloed van Bilderdijk?

O.N. Oosterhof is de mening toegedaan dat de godsdienstige invloed die Da Costa zowel als Capadose van Bilderdijk heeft ondergaan, wel terdege en bewust van deze is uitgegaan. Hij zou de bedoeling hebben gehad om deze begaafde Joodse jongemannen langs de weg van het Jodendom te brengen tot de Christus der Schriften. Bilderdijk was volgens hem 'wars van de tijdgeest, die den Jood tot Deïst wilde maken om hem op die wijze tot het Christendom te bekeeren.' Het Deïsme, dat de Drie-eenheid van God en het voorzienigheidsgeloof ter discussie stelde, was destijds onder het toenmalige Westers Christendom immers toonaangevend geworden? 'Wordt de Jood Deïst', zo luidde de conclusie van Oosterhof, 'dan is hij voor het ware Christendom verloren.' Da Costa zelf heeft echter, evenals zijn geestverwant Capadose, later nadrukkelijk ontkend dat Bilderdijk 'eenige invloed op den jongeling, die aan zijn mond hing, ' heeft gebruikt om hem tot 'een soort van proseliet te maken.' De oude dichter was in eigen leven maar al te zeer aan de weet gekomen dat alleen de Heilige Geest de zondaar de blinde zielsogen kan openen. Niettemin verzuimde hij volgens de leergierige dsicipel nimmer de gelegenheid om deze begerig te doen zijn 'naar waarheid, naar hoogere waarheid, naar de waarheid van God.' Da Costa heeft van zijn leermeester zonder enige reserve getuigd: 'Want ook daarin was hij Christen Nederlander, dat hij mij als Israëliet, dat hij mijne natie om der Vaderen wille liefhad.' (wordt vervolgd)

Barneveld,

W. van der Zwaag.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2003

De Saambinder | 16 Pagina's

Isaäc da Costa (1798-1860)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2003

De Saambinder | 16 Pagina's