ZONDAG 10.
Dat wij in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijne liefde scheiden zal.
Dat heil en dat welzijn wordt dan hier nu drieledig voorgesteld:1. In tegenspoed geduldig, 2. in voorspoed dankbaar te zijn; en 3. en in alles wat nog komen zal een goed toevoorzicht op God te hebben.
Tegenspoed in het leven is een kwaad om der zonde wil, en wel een droevig kwaad. Zoals de zonde een schuldig kwaad is, en de straf Gods over de zonde een straffend kwaad, zo is elk straffend kwaad, een droevig kwaad voor wie het ondervinden moet. Voor de goddelozen is elk droevig kwaad een straffend kwaad, dat hij om zijn zonde ondergaat, hetzij lichamelijk of geestelijk. Voor Gods volk echter heeft Christus de straf gedragen, en is aUe kwaad, dat ze sinds de levendmaking ondervinden wel een droevig, doch geen straffend kwaad meer.,
Dat droevig kwaad, hier aangemerkt als tegenspoed, kan zijn een kastijding, als bij David, een loutering als bij Job, een beproeving als bij Abraham, een kortstondige verlating en verberging van Zijn aangezicht, zoals Jes. 54:7 en 8 er van gewaagt ten aanzien van de kerk. Die tegenspoed laat de Heere nu komen over de Zijnen op dat ze geduld en lijdzaamheid zouden betrachten in tegenheden en verdrukkingen, waar de tegenspoeden des rechtvaardigen vele zijn, maar God ze ook weer op Zijn tijd uit alle die komt verlossen. Hij geeft ze onder dat alles een gezicht en levende oefening des geloofs op de Heere Jezus, Die het kruis heeft gedragen en de schande veracht en nu gezeten is aan de rechterhand des Vaders, opdat ook zij Zijner heiligheid deelachtig zouden worden. Ze hebben soms wel een diepe en zware weg nodig, om er achtergebracht te worden, en kunnen eerst er wel ontevreden onder zijn, als blijkt uit de klachten van Job, David, Jeremia en Asaf, maar het einde er van is toch weer de vereniging der ziel met de weg Gods door genade. En zo kunnen we zeggen, dat het de vromen altijd wel gaat maar de goddelozen altijd kwaad, waar die maar vetgemest worden voor de dag des kwaads, en der slachting.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1966
De Wachter Sions | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1966
De Wachter Sions | 4 Pagina's