Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

En toch is God Koning! Gelovig zicht op de geschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En toch is God Koning! Gelovig zicht op de geschiedenis

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

GELOOFSLEER

In deze tijd van herdenken van 50 jaar bevrijding is het goed eens aandacht te vragen voor de visie van het geloof op de geschiedenis. Daarover kan vanuit verschillende gezichtspunten gesproken worden. Zo kan worden nagegaan hoe er in het O.T. en N.T. gesproken wordt over de geschiedenis van Israël en die van de volkeren. Ook kunnen we luisteren naar de stemmen van verschillende gelovigen uit vroeger eeuwen: kerkvaders, reformatoren, iemand als Groen van Prinsterer in de vorige eeuw. Wat zij over geschiedenis gezegd hebben vanuit hun diepe geloofsovertuiging blijft ook voor ons tegen het einde van de twintigste eeuw de moeite waard. We kunnen ook kennis nemen van de gedachten van hedendaagse historici en theologen over de verbindingslijnen die er te trekken zijn tussen geloof en geschiedenis. Daarover is diep nagedacht door christen-historici en door theologen als H. Berkhof, A. A. van Ruler, W. Aalders of W. Pannenberg. Het gaat mij in het kort bestek van dit artikel niet om theologische stelsels en ontwerpen. Ik zou hever wat existentiëler, meer vanuit persoonlijke gelovige betrokkenheid, over de aan de orde zijnde vragen willen spreken.

Fundamenten en perspectieven

Hierbij wil ik om de gedachten te ordenen mijn uitgangspunt nemen in een geschrift van belijdend karakter dat kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1949, door de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk is aanvaard als een , , proeve van hernieuwd reformatorisch belijden", namelijk , , Fundamenten en perspectieven van belijden". Opmerkelijk was in dit geschrift de expliciete aandacht voor geschiedenis vanuit het perspectief van het geloof. Eén van de 19 artikelen is aan , , de geschiedenis" gewijd, terwijl ook in het artikel over , , God, onze Koning" en in dat over , , heden en toekomst van Israël" lijnen worden getrokken vanuit een eigen visie op de geschiedenis. Zonder nu Fundamenten en perspectieven kritiekloos te willen volgen, meen ik toch dat het daar aangereikte ook bijna een halve eeuw later nog een helpende hand biedt om een gelovige visie op de geschiedenis te ontwikkelen.

De inzet van Fundamenten en perspectieven is dat de wereld waarin wij leven niet aan zichzelf prijsgegeven is. De wereld behoort toe aan God, de Vader van Jezus Christus, die haar Schepper, haar Redder en Onderhouder, en zo ook eeuwig haar Koning is. God bemoeit Zich intensief met die wereld. Wij mensen zijn maar niet geworpen in een zinloos en doelloos bestaan. God is Koning, maar dan wel als de Vader van Jezus Christus. Dus niet als een despoot, als een tyran zonder hart en zonder gezicht. Zijn almacht staat ten dienste van Zijn liefde en ontferming. , , Wat Zijn hefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet". , , God" is dus bepaald geen ander woord voor het lot.

Angst of hoop

In de toehchting bij artikel 14 wordt opgemerkt dat de oudere belijdenisgeschriften geen artikel over de geschiedenis kennen. Dat is merkwaardig, aangezien Gods openbaring door en door historisch en de Schrift grotendeels een geschiedenisboek is. Maar de moderne mens kan om de vragen van de geschiedenis niet heen. , , Voor de meesten betekent dat: angst, angst voor de machten, angst voor de toekomst". Hiertegenover wil nu het genoemde artikel 14 duidelijk maken waarom wij zonder angst in de geschiedenis mogen staan.

Hoe mogen we vanuit het geloof de geschiedenis zien? Het gebeuren in de tijd kunnen we nooit los zien van het belijden dat Christus gekomen is en van de verwachting dat het koninkrijk Gods komt in volmaaktheid. Als nieuw-testamentische gelovigen leven wij tussen vervulling en voleinding. Daarom zien wij het gebeuren in de tijd niet als een willekeurig spel van vrije krachten. Ook niet als de voltrekking van een onafwendbaar noodlot. De geschiedenis is de ruimte van Gods heilrijke regering. God maakt alles wat in de wereld gebeurt op één of andere wijze dienstbaar aan de voltooiing van Zijn heilsplan.

Dat betekent dat de geschiedenis ten diepste kerkgeschiedenis is. In de bonte wirwar van gebeurtenissen is er de gouden draad van het Kerk-vergaderend werk van Christus. De onweerstaanbare voortgang van de evangelieverkondiging en de stichting en bewaring van de Kerk over heel de wereld mogen wij door het geloof zien als tekenen van Gods overmachtige heerschappij. De machten van duisternis en chaos zijn er intussen ook volop. Maar hun bedoeling om een blijvende heerschappij te vestigen wordt telkens verijdeld. Wanneer dit in 1949 zo gezegd wordt, gebeurt dat uiteraard vanuit de verse herinnering aan Hitlers , , dritte Reich" en de totale ineenstorting daarvan. De nederlagen van dergelijke machten worden geduid als , , troostrijke en waarschuwende tekenen van de heerschappij Gods, waartoe deze aarde onherroepelijk is bestemd”.

Tegen wil en dank spoedt het wereldgebeuren zich naar de grote dag van de ondergang van het rijk van de antichrist en van de heerlijke verschijning van Gods koningschap. Alle dreigende machten zijn slechts werktuigen ter verhaasting van Gods beloften. „Daarom mogen wij temidden van de chaos der dingen en het woeden der volkeren, leven zonder angst en bidden met een groot verlangen en diepe rust: Kom Heere Jezus, ja kom haastig!"

Te triumfantelijk?

De hedendaagse lezer vraagt zich af of dit alles zo vandaag nog gezegd zou kunnen worden. Klinkt het alles niet te optimistisch, te triumfantelijk? Wonderlijk dat in dit spreken in 1949 weinig of niets te merken valt van de verschrikkingen van Auschwitz enzovoorts. Het klassieke christelijk belijden wordt hernomen alsof er geen Verdun en geen Treblinka hebben bestaan. In onze dagen komt dit spreken haast wereldvreemd over. Niet alleen buiten de kerk leeft bij velen de gedachte dat de geschiedenis één grote absurditeit is, ook binnen de kerk is het spreken over Gods hand in de geschiedenis gedempt geworden. We zijn al te zeer onder de indruk gekomen van het wereldleed dat via het nieuws dagelijks onze huiskamers binnenkomt. Of we zijn helemaal niet meer onder de indruk en door de dagelijkse herhaling van die beelden afgestompt, maar hebben in elk geval geen feeling meer voor de , , grote verhalen" van allerlei stelsels die een hemel op aarde beloven. Het is niets en het zal ook wel nooit wat worden en temidden van de wirwar van vragen en ongerijmdheden is Gods leiding nergens meer te ontwaren.

De aanvechting en het geheim

Ik denk dat we de aanvechting voluit moeten laten staan. Zij is ook door en door bijbels, denk alleen maar aan de klachten van Israels psalmdichters over de afwezigheid Gods.'* Óf aan de scepsis van de Prediker. Als de Heilige Geest meezucht met de schepping in barensnood zou de christelijke gemeente, zou de gelovige dat dan niet doen? Zouden wij ons kunnen afzonderen van de aanvechting en van de misère met behulp van een verklaringsprincipe dat we op allerlei gebeurtenissen moeiteloos kunnen toepassen? Pas vanuit die gedeelde en doorleefde aanvechting komt er tóch nochtans, tegen de klippen op en tegen de schijn der dingen in, ruimte om Gods koningschap te belijden, zoals dat ook in de koningspsalmen gebeurt. God is koning temidden van het stroomgebruis van de woedende en woelende volkeren. Wie dat belijdt, doet dit in de toonaard van een , , save our souls", vanaf een schip dat dreigt te vergaan, maar dat toch blijft koersen op de haven van het behoud. , , Het geloof in God Die alles regeert kan het verloop van de geschiedenis niet op een goedekope formule brengen" (W.G. de Vries). Met M.C. Smit zouden we kunnen spreken van , , het goddelijk geheim in de geschiedenis", dat wij niet mogen aantasten door overhaaste duiding en verklaring.^ Ik meen dat de Nederlandse Geloofs BelijdenisI deze gebroken toon doet horen in artikel 13 over Gods voorzienigheid: , , En wat Hij doet boven het begrip van het menselijk verstand, dat willen wij niet weetgierig onderzoeken, , verder dan ons begrip reikt. Maar wij aanbidden in alle ootmoed en eerbied de rechtvaardige oordelen van God, die voor ons verborgen zijn en stellen ons ermee tevreden dat wij leer lingen van Christus zijn om slechts te leren wat' Hij ons onderwijst in Zijn Woord zonder deze grenzen te overschrijden”

Wat ik graag zou onderstrepen uit de door artikel 14 van Fundamenten en perspectieven aangereikte gezichtspunten is de cruciale betekenis van de wereldwijde evangelieverkondiging. In het licht van Mattheüs 24. Jezus' rede over de laatste dingen mogen we zeggen dat dej ongekende verbreiding van het Woord van God over heel de wereld, zoals met name de twintigste eeuw die te zien heeft gegeven, hét signaal van de eindtijd is. Een signaal waarbij Christus' gemeente actief betrokken mag zijn, Terecht heeft drs. C. Blenk hierover opge merkt: , , Het besUssende teken is ons niet gegeven om uit te rekenen, maar het is wel de rode draad door het labyrinth van de wereldgeschiedenis. En dat terwijl wij ons tegen de andere tekenen moeten en mogen weren (hulp bij rampen, weerstand tegen afval en antichrist) mogen wij aan dit positieve teken zowaar meehelpen!"8

De plaats van Israël

Over Israël wordt in artikel 14 nog niet gesproken. De reden is dat een apart artikel 17 aan , , heden en toekomst van Israël" is gewijd Toch is het de vraag of dat wel kan: christelijk belijdend over de geschiedenis spreken en dan Israël voorlopig buiten beschouwing laten. Als het gaat over signalen van de eindtijd en tekenen van Gods regering van de geschiedenis dan moet de gang van het volk Israël onmid- dellijk naast de verbreiding van het evangelie worden genoemd. Overigens worden er in artikel 17 enkele bijzonder opmerkelijke uitspraken over Israël gedaan waarmee de Nederlandse Hervormde Kerk in 1949 een voortrekkersrol heeft gespeeld in de oecumenische bezinning op Gods weg met het oude verbondsvolk. Wij kunnen alleen maar hopen dat de hervormde kerk op deze schreden niet terugkeert

Gezegd wordt dat Israël onder de volkeren verkeert „als teken en spiegel van Gods gericht". Maar God heeft nog een toekomst voor Zijn oude volk. Het blijft het volk van de belofte en het volk van de Messias. , , De gemeente van Jezus Christus is niet volgroeid en het Koninkrijk Gods is niet tot zijn volle openbaring gekomen zolang Israël niet tot zijn Messias is teruggebracht."^

Uitzicht op de voleinding

Zo, met zicht op Israël, staat de gemeente midden in de geschiedenis en ziet zij uit naar de voleinding . Eenmaal zal deze aarde en die haar bewonen mogen volkomen worden vernieuwd naar Gods bedoeling. Deze grote toekomst wordt niet tegemoet gezien als de uitkomst van een evolutieproces, niet dus als „langzaam rijpende vrucht van menselijke inspanning", maar als , , verrassende gave van Gods herscheppend handelen". Jezus komt dan als Rechter tonen dat de beslissing voor of tegen Hem van eeuwig gewicht is geweest. Heel duidelijk wordt de tweeërlei uitkomst van de wereldgeschiedenis aangewezen: vrijspraak voor allen die in zelf ver oordeling hun hoop volkomen gesteld hebben op de genade Gods in het gericht van Christus' kruis. Zij beërven het Koninkrijk dat hun van voor de grondlegging der wereld is bereid en zullen eeuwig met Christus zijn. Maar anderzijds behoren zij die in zelfhandhaving het licht der genade hebben veracht toe aan de buitenste duisternis der godverlatenheid. Christus' gerechtigheid is ons behoud. Onze eigen gerechtigheid is onze ondergang.

Maar de HEERE zal tot een eeuwig licht zijn over Zijn ganse schepping. De aarde wordt niet afgeschreven en ook niet weggegooid als een paar oude schoenen. Er vindt door de loutering heen bewaring plaats van de werken van Gods handen. En ook de geschiedenis zal niet zinloos blijken te zijn geweest. .iGod redt Zijn schepping niet naar een hemel toe maar Hij vernieuwt de aarde. Dat geeft ons het verlof en de verplichting om aan de aarde trouw te blijven."'°

Naar mijn overtuiging zijn in deze koene lijnen de hoofdzaken weergegeven van gelovig zicht op de geschiedenis. De bekende gereformeerde dogmaticus Herman Bavinck, die ook geworsteld heeft met het vraagstuk van de geschiedenis en van Gods leiding daarin, schreef in 1908: , , Neem Christus weg - te weten uit de geschiedenis - het is onmogelijk want Hij heeft geleefd en is gestorven, is opgestaan en leeft in eeuwigheid: en deze feiten zijn niet ongedaan te maken, ze behoren tot de geschiedenis, ze zijn het hart van de geschiedenis. Zonder Christus is de geschiedenis een chaos, een stroom die afrolt van de bergen. Maar de openbaring leert dat God de Heer der tijden is en dat Christus van die tijden het keerpunt is."'i Christus - het hart van de geschiedenis! * Bewerking van een lezing gehouden voor de E.O. in de rubriek , , Theologische Verkenningen”.

Veenendaal

J. Hoek

1. Fundamenten en perspectieven van belijden. Proeve van beschrijving, 's-Gravenhage 1949. 2. a.w. 54. 3. a.w. 33. 4. Vgl. B.J. Oosterhoff. De afwezigheid Gods in het Oude Testament. Apeldoornse Studies 1. Kampen 1971 5. W.G. de Vries. „Gods hand in de geschiedenis". De Reformatie, jaargang 69/7. 128. 6. Meijer C. Smit. „Het Goddelijk geheim in de geschiedenis" in J. Klapwijk (red.). De eerste en tweede geschiedenis . Nagelaten geschriften van Meijer C. Smit. (Christelijk wijsgerige reeks 1) Amsterdam 1987 12—42. 7. De Belijdenisgeschriften van de Nederlandse Hervormde Kerk, herziene tekst bezorgd door J.N. Bakhuizen van den Brink, 's-Gravenhage 1966.32.33 8. In een lezing voor de predikantencontio van de Geref. Bond, januari 1995 9. Fundamenten en perspectieven 37. Vgl. H. Vreekamp. Zonder Israël niet volgroeid. Visie op de verhouding tussen kerk en joodse volk van hervormde zijde. Kampen 1988. 10. a.w. 59. 11. H. Bavick. Wijsbegeerte der openbaring. Stoae-lezingen. Kampen z.i., 114.119. Geciteerd bij R.H. Bremmer „God en de geschiedenis". Radix 20-2 (1994) 109.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

En toch is God Koning! Gelovig zicht op de geschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1995

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's